Holt-Oram-syndroom: Afwijkingen aan skelet en hart
Het Holt-Oram-syndroom kenmerkt zich door afwijkingen aan het skelet en het hart. Deze aandoening die te wijten is aan gendefecten, is erfelijk, al ontstaan de genmutaties vaak spontaan zonder familiale geschiedenis. De patiënt verschijnt soms met ernstige hartafwijkingen. Chirurgie is nodig om zowel de skelet- als hartafwijkingen te corrigeren. De vooruitzichten van patiënten met dit syndroom zijn zeer variabel en afhankelijk van de ernst en uitgebreidheid van de symptomen. De artsen Mary Holt en Samuel Oram beschreven deze aandoening voor het eerst in de medische literatuur in 1960.
Synoniemen Holt-Oram-syndroom
Het Holt-Oram-syndroom (HOS) is eveneens gekend onder deze synoniemen:
- atrio-digitaal-syndroom
- atriodigitale dysplasie
- cardiale ledematen syndroom
- hart-hand-syndroom
- ventriculo-radiale-syndroom
Epidemiologie aandoening
Het Holt-Oram-syndroom treft naar schatting 1 op 100.000 patiënten wereldwijd. Wereldwijd lijden enkele honderden patiënten aan dit syndroom. Mannen en vrouwen zijn in gelijke aantallen getroffen. De ziekte kent tevens geen raciale of etnische voorliefde.
Oorzaken en erfelijkheid
Genmutatie
Mutaties (veranderingen) in het TBX5-gen leiden tot het Holt-Oram-syndroom. Dit gen bevat instructies voor het maken van een eiwit dat een rol speelt in de ontwikkeling van het hart en de bovenste ledematen voor de geboorte. Dit is voornamelijk belangrijk voor het proces waarbij de verdeling van het hart in vier kamers plaatsvindt (cardiale septatie). Het TBX5-gen speelt daarnaast een cruciale rol bij het reguleren van de ontwikkeling van botten in de armen en
handen. Mutaties in dit gen verstoren de ontwikkeling van het hart en de bovenste ledematen, waardoor de kenmerken van het Holt-Oram-syndroom ontstaan.
Overervingspatroon
Het Holt-Oram-syndroom kent een autosomaal dominante overervingswijze. Dit houdt in dat één kopie van het gewijzigde gen voldoende is om de ziekte te veroorzaken. Ongeveer 85% van de patiënten heeft de aandoening als gevolg van nieuwe mutaties.
Symptomen: Afwijkingen aan hart en skelet (bovenste ledematen)
Het Holt-Oram-syndroom kenmerkt zich door
skeletafwijkingen van de handen en armen (bovenste ledematen) en hartproblemen. Deze afwijkingen die sterk variëren tussen de patiënten, zijn reeds aanwezig bij de geboorte.
Skelet
Patiënten met het Holt-Oram-syndroom hebben altijd abnormaal ontwikkelde botten in de bovenste ledematen. Ten minste één botafwijking is aanwezig in de pols. Bij sommige patiënten is dit abnormale bot zelfs het enige symptoom van de ziekte. Patiënten met Holt-Oram-syndroom hebben echter doorgaans meer botafwijkingen waaronder een ontbrekende duim, een lange duim die lijkt op een
vinger, een gedeeltelijke of volledige afwezigheid van botten in de onderarm, een
onderontwikkeld bot in de bovenarm en afwijkingen in het sleutelbeen of de schouderbladen. Deze skeletafwijkingen treffen één of beide bovenste ledematen. Als beide bovenste ledematen aangetast zijn, zijn de aanwezige botafwijkingen gelijk of verschillend aan elke kant. Wanneer de skeletafwijkingen niet plaatsvinden aan beide zijden van het lichaam, is de linkerkant meestal zwaarder getroffen dan de rechterkant.
Hart
Hartproblemen komen voor bij ongeveer drie op de vier patiënten met het Holt-Oram-syndroom. Een atrium septum defect komt het vaakst voor en is potentieel levensbedreigend. Hierbij ontwikkelt de patiënt een defect in de spierwand (septum) die de rechter- en linkerzijde van het hart scheidt. Een gat in het septum tussen de bovenste kamers van het hart (atria) heet een atrium septum defect (ASD), en een gat in het septum tussen de onderste kamers van het hart (ventrikel) is gekend als een ventriculair septum defect (VSD). Sommige patiënten met het Holt-Oram-syndroom lijden aan een cardiale geleidingsziekte. Door deze progressieve
hartafwijking heeft de patiënt een abnormaal vertraagd hartritme (
bradycardie) of een snelle en ongecoördineerde contractie (samentrekking) van de hartspier (fibrillatie). Een cardiale geleidingsziekte treedt mogelijk op samen met andere hartafwijkingen (zoals ASD of VSD) of als een geïsoleerd hartprobleem bij patiënten met het Holt-Oram-syndroom.
Diagnose en onderzoeken
Diagnostisch onderzoek
De diagnose van het syndroom gebeurt soms net na de geboorte, maar het is ook mogelijk dat de arts past de diagnose stelt wanneer de patiënt al op middelbare leeftijd is. Dit is voornamelijk te wijten aan het feit dat patiënten mogelijk milde symptomen ervaren en pas op latere leeftijd symptomen van een cardiale geleidingsziekte tot uiting komen. Een
röntgenfoto en
MRI-scan van de hand en de
borstkas zijn nodig. Daarnaast voert de arts een
echocardiografie,
een elektrocardiografie (ECG: meting van de elektrische activiteit van hart) en
Holter-monitoring (24-uurs bewaking van het hart met draagbaar toestel) uit. Dit zijn beeldvormende onderzoeken die de arts inzet voor het opsporen van hartafwijkingen. Een genetisch onderzoek bevestigt de diagnose van het Holt-Oram-syndroom.
Differentiële diagnose
De symptomenreeks van het Holt-Oram-syndroom is vergelijkbaar met de aandoening Duane radiaal-straal syndroom. Deze aandoeningen hebben echter verschillende genmutaties. Ook volgende aandoeningen zijn mogelijk als differentiële diagnose
- Brachydactylie – lange duim
- Chromosomale anomalie
- Een atriumseptumdefect
- Fanconi anemie
- Het Aase-Smith syndroom
- Het acro-reno-oculair syndroom
- Het Duane radiale straal-syndroom (Okihiro-syndroom)
- Het foetaal valproaatsyndroom
- Het Townes-Brocks syndrome
- Het Schinzel syndroom (ulnaire-mamma-syndroom)
- Thalidomide-embryopathie
- Trombocytopenie met afwezigheid van radius (TAR) syndroom
- Vertebrale afwijkingen, anale atresie (ontlasting kan lichaam niet (goed) verlaten), tracheo fistula met slokdarmatresie en radiale en nierafwijkingen complex (VATER complex)
Behandeling door chirurgie
De behandeling bestaat uit chirurgie aan de ledematen en het hart. Ook krijgt de patiënt zo nodig prothesen en/of fysiotherapie om de motorische vaardigheden te verbeteren. Specifieke
geneesmiddelen voor patiënten met dit ongeneesbare syndroom zijn niet voorhanden. De arts bezoekt verder wel minstens één keer per jaar een cardioloog en orthopedist.
Prognose is meestal goed
De vooruitzichten van patiënten met deze ziekte zijn meestal goed, maar dit is eveneens afhankelijk van de ernst van de hartafwijkingen.