Ejectiefractie: Onderzoek van pompfunctie van het hart
Bij elke hartslag trekt het hart samen (contractie) en ontspant het zich. Iedere samentrekking duwt bloed uit de twee pompkamers (ventrikels). Wanneer het hart zich ontspant, vullen de ventrikels zich met bloed. Een ejectiefractie is een onderzoek waarbij de arts bepaalt hoe goed het hart pompt bij elke hartslag. Het onderzoek is met name nuttig om de diagnose van hartfalen of een andere hart- en vaataandoening vast te stellen en te beoordelen welke behandeling bij de patiënt nodig is. Dit beeldvormend onderzoek gebeurt met een minimale dosis radioactieve stof die niet schadelijk is voor de patiënt en zijn omgeving.
Indicatie ejectiefractie: Pompfunctie van het hart
Met behulp van dit onderzoek, ook gekend als een injectiefractie, onderzoekt de arts nauwkeurig de pompfunctie van het hart. Het onderzoek berekent hoeveel bloed het hart kan wegpompen, ook gekend als de ejectiefractie. In de praktijk verwijst de ejectiefractie meestal naar het linkerventrikel (LVEF = linkerventrikel ejectiefractie). Het onderzoek meet hierbij hoeveel bloed het linkerventrikel van het hart, de belangrijkste pompkamer, bij elke contractie pompt. Dankzij het onderzoek spoort de arts
hartfalen (slecht rondpompen van bloed door het hart) of een andere
hartaandoening op.
Tegenindicatie ejectiefractie
Het onderzoek gaat niet door bij (mogelijk) zwangere vrouwen en vrouwen die
borstvoeding geven.
Baby's en baby’s die zich nog ontwikkelen in de
baarmoeder zijn gevoeliger voor straling, omdat hun organen nog steeds groeien.
Voor het onderzoek van het hart
Voorbereidingen
Voor dit onderzoek zijn geen speciale voorbereidingen vereist. Wel meldt een patiënte een (mogelijke) zwangerschap. De patiënt komt tot slot best met comfortabele, loszittende kledij naar het onderzoek.
Praktisch
Het onderzoek gebeurt in combinatie met een ander (beeldvormend) onderzoek van het hart, meestal bij een
echocardiografie (
echografie van het hart). De meting van de ejectiefractiewaarde is ook mogelijk via een
CT-scan van het hart, een
hartkatheterisatie, een
MRI-scan van het hart, een MUGA-scan en een nucleaire stresstest. Vlak voor het onderzoek doet de patiënt sierraden, een
gebitsprothese, een
hoorapparaat, een broeksriem enzovoort uit. Het onderzoek kent tot slot een duurtijd van ongeveer dertig tot vijfenveertig minuten inclusief de voorbereidingstijd.
Tijdens het onderzoek: Arts dient radioactieve stof toe aan patiënt
De arts werkt met een kleine hoeveelheid radioactieve stof om het bloed in het hart zichtbaar te maken. Twee verschillende methodes zijn hiervoor mogelijk. Mogelijk krijgt de patiënt daarom één injectie, maar bij de andere methode krijgt hij twee injecties. Krijgt hij twee injecties, dan zit er tussen beide injecties een pauze van tien tot twintig minuten. Wanneer het onderzoek start, gaat de patiënt op een onderzoekstafel liggen. De onderzoeker plaatst een speciale camera (gammacamera) boven de
borstkas van de patiënt - zo dicht mogelijk bij het hart - zodat hij in staat is om foto’s te maken. Daarna plakt hij elektroden op het lichaam van de patiënt om tijdens het onderzoek
een elektrocardiografie (ECG: meting van de elektrische activiteit van hart) te registreren. De synchronisatie van de camera op de hartactie van de patiënt, gebeurt met behulp van dat elektrocardiogram. Daarna start de arts met het maken van opnamen. Dit gebeurt in enkele richtingen. Het is belangrijk dat de patiënt tijdens de opnamen zo stil mogelijk blijft liggen, anders heeft dit invloed op de kwaliteit van de foto's.
Na het onderzoek
Af en toe gebeuren aanvullende opnames als de behandelende arts dit heeft aangevraagd, tijdens en ook kort na een lichamelijke inspanning (
fietsergometrie). De werking hiervan hangt af van de beschikbare apparatuur. Een onderzoek bij inspanning en in rust duurt circa anderhalf uur. Normaal gezien mag de patiënt na het onderzoek weer naar huis of naar zijn afdeling als hij in het ziekenhuis verblijft. De verwijzende arts krijgt van de radioloog een verslag van de foto’s doorgestuurd. De verwijzende arts geeft op zijn beurt de volledige resultaten mee aan de patiënt, nadat hij alle gegevens heeft beoordeeld. Het is afhankelijk per ziekenhuis wanneer de patiënt terugkomt naar de behandelende arts voor de bespreking van de resultaten, maar in de meeste ziekenhuizen zijn de resultaten binnen de week bekend.
Resultaten: Percentage totale hoeveelheid bloed in linkerventrikel
Normale resultaten
De resultaten van een ejectiefractie verschijnen in een percentage. Een normaal hart pompt een beetje meer dan de helft van het bloedvolume van het hart bij elke hartslag. Een normaal LVEF varieert daarom tussen de 50-70%. Een ejectiefractie van 60% houdt in dat 60% van de totale hoeveelheid bloed in het linkerventrikel wordt geduwd bij elke hartslag. Deze uitslag is echter soms suggestief want een patiënt lijdt mogelijk toch nog aan hartfalen. In werkelijkheid is de totale hoeveelheid gepompt bloed veelal onvoldoende voor het lichaam.
Afwijkende resultaten
De arts is door afwijkende onderzoeksresultaten in staat om de meest effectieve behandeling op te starten bij de patiënt. Het ejectiefractiepercentage is mogelijk hoger of lager dan de normale waarden, afhankelijk van de hartaandoening.
Lagere LVEF
Bij een
hartaanval, hartspieraandoening (
medische term:
cardiomyopathie), een beschadigde hartspier of andere hartaandoeningen, is dit percentage veelal lager. Wanneer de arts een ejectiefractie van bijvoorbeeld 40% of minder bekomt, bevestigt dit de diagnose van hartfalen. Wanneer de resultaten onder de 35% zijn, is er zelfs gevaar voor de patiënt, die mogelijk plots een
hartstilstand krijgt of komt te overlijden. De arts besluit dan wellicht om een hartdefebrillator te implanteren bij deze patiënt die permanent
vermoeid is, lijdt aan
kortademigheid en
gezwollen voeten (
oedeem) heeft. Een laag ejectiefractiepercentage resulteert mogelijk tot slot in een versnelde hartslag (
tachycardie).
Hogere LVEF
Een ejectiefractiewaarde dat hoger is dan 75%, wijst mogelijk op hypertrofische cardiomyopathie, een hartaandoening.
Risico’s onderzoek
Aan een ejectiefractie zijn weinig tot geen risico’s of bijwerkingen verbonden. De radioactieve stof verdwijnt na het onderzoek uit het lichaam.
Lees verder