Joods medische ethiek: biologische vaderschap – DNA-test
Indien onduidelijk is wie de vader van een kind is kan onderzoek gedaan worden naar de biologische vader via DNA-testen (die nog geen 100% zekerheid bieden). Iemand is niet de biologische vader wanneer twee of meer erfelijke kenmerken ontbreken, die niet bij de moeder worden aangetroffen maar wel bij het kind; of wanneer bij het kind twee of meer erfelijke kenmerken ontbreken die de biologische vader heeft.
Aan de hand van het boek 'Uitverkoren voor het leven' van Rabbijn Evers kijken we naar de Joodse visie.
Onderzoek – bloedonderzoek
In de praktijk beperkt men zich tot bloedonderzoek door bloedmonsters te nemen van het kind, de moeder en de vader. In de bloedmonsters worden erfelijke kenmerken bepaald van een aantal genetische systemen die geselecteerd en onafhankelijk zijn. Deze worden polymorfismen genoemd. Er wordt gekeken naar DNA, bloedcellen, serumeiwitten en enzymen.
Eerste vaderschapstest in de Joodse wereld
De eerste vaderschapstest in de Joodse wereld wordt besproken door Rabbi Jehoeda heChassied in zijn werk Sefer Chassidiem. Het ging om de erfenis van een man die zijn zwangere vrouw achterliet. Toen de man overleed liet hij het geld bij zijn slaaf achter die zich voordeed als zijn zoon. Inmiddels was de baby geboren en een volwassene geworden. Rabbi Sa'adia nam bloed van de echte zoon en de slaaf om aan te tonen wie de echte zoon was en wie recht had op de erfenis.
Er was ook een soort psychologische test waarbij een vader wilde uitzoeken wie zijn echte zoon was van de tien kinderen van zijn vrouw die had aangegeven dat de man slechts één zoon van haar had. De kinderen moesten op het graf van hun vader slaan met stokken. Eén zoon deed dat niet en bleek dus de echte zoon te zijn.
God, vader en moeder
Toch mag men niet vertrouwen op wetenschappelijk onderzoek schrijft Chagam Benzion Oeziël in een responsa. Men moet vertrouwen op de raadgevingen van de Wijzen. Er zijn drie partijen betrokken bij het tot stand komen van een mens:
- God geeft de ziel;
- vader de witte delen van het lichaam;
- moeder de rode delen van het lichaam.
Het bloed komt van de moeder zodat de bloedtest het vaderschap nooit zal kunnen aantonen. Oeziël wordt hierin gesteund door andere Rabbijnen. Maar Rabbijn Auerbach stelt dat het niet letterlijk genomen moet worden en dat het niet op bloedgroepen slaat.
Bloed van vader en/of moeder afkomstig
Joodse geleerden zijn het niet eens met elkaar of bloed alleen van de moeder of ook van de vader afkomstig is. Er zijn ook twee lezingen in de Talmoed over het rode in de mens dat van de moeder afkomstig is. In de eerste lezing staat bloed niet vermeld en in de tweede lezing wel. Ook moet onderscheid gemaakt worden tussen bloedonderzoek en DNA-onderzoek. De eerste kijkt naar bloedgroepen; de laatste naar componenten van het bloed.
Twee getuigen nodig?
De Tora verlangt twee getuigen wanneer feiten opgehelderd moeten worden. Is dat niet het geval dan zijn getuigen overbodig – dus in geval van wetenschappelijke waarheid.
Zijn artsen betrouwbaar?
Omdat vroeger wetenschap weinig beoefend werd, werd afgevraagd of artsen wel geloofwaardig zijn. Ook hier verschillen de Joodse geleerden van mening. Maar er wordt gesteld dat bij waarneembare feiten uitgegaan mag worden dat het bewijs geldig is. Statistische berekeningen zijn dus doorslaggevend zowel bij bloedonderzoek als DNA-onderzoek. Het gaat om de aard van de meerderheid. Bij een natuurlijke loop van aardse zaken is de meerderheid sterker dan bij menselijke gewoonten waarvan kan worden afgeweken. Zo zal een zwangerschap bij de meeste vrouwen goed verlopen op grond van de natuurlijke gang van zaken.
Lees verder