Jodendom en voeding: fysieke en spirituele wereld
Bij het tot ons nemen van voedsel moeten we de goede verhouding weten tussen materie en geest, lichaam en ziel. We moeten dus een balans zien te vinden tussen de fysieke en spirituele wereld. Vooral in onze westerse maatschappij heerst het hedonisme. Wat is het nut van de materiële wereld? Volgens de Joodse traditie moet de fysieke wereld verheven worden naar een hoger geestelijk niveau: geest over de materie; vorm over massa.
Schepping vanuit het menselijk en Goddelijk perspectief
De wereld bestaat vanuit menselijk perspectief uit 4 'rijken':
- de dode materie
- de plantenwereld (flora)
- de dierenwereld (fauna)
- de mens
De mens staat bovenaan de Schepping bezien vanuit menselijk perspectief. Vanuit Goddelijk perspectief bezien is alles in de wereld gelijk. Alles is bezield. God kijkt naar de Schepping van binnenuit.
Immanente en transcendente Scheppingen
De Kabbala spreekt over twee soorten Scheppingen:
- Immanente Scheppingskracht
- Transcenderende Scheppingskracht
De Immanente Scheppingskracht is zichtbaar voor de mens: de geschapen zaken (massa en vorm; de materiële wereld). De Transcenderende Scheppingskracht overstijgt de materiële wereld en is voor de mens onzichtbaar.
Massa (materie) werd door de Transcenderende Scheppingskracht geschapen; vorm werd realiteit door de Immanente Scheppingskracht.
De vier eerder genoemde rijken (dode materie, flora, fauna, mens) zijn alleen geldig vanuit de Immanente Scheppingskracht die in de geschapen objecten aanwezig is. Hierin is een combinatie van beide Goddelijke uitstraling aanwezig:
- creatieve, oneindige Scheppingskracht
- vitaliserende kracht
De ontwikkeling hangt af van de vitaliserende kracht. Hoe lager deze is hoe zwakker de vitaliserende kracht, maar hoe sterker de transcenderende kracht (creatieve, oneindige Scheppingskracht). Vanuit Gods perspectief staat de dode materie boven de mens omdat ze meer creatieve, oneindige Scheppingskracht nodig hebben.
De mens wordt in leven gehouden door Gods Woord
Omdat de dode materie dus vanuit Gods perspectief boven de mens staat, houdt de dode materie de mens in leven. De dode materie herbergt een grotere transcendente Scheppingskracht. In Deuteronomium 8:3 staat
”Niet bij het brood alleen leeft de mens, maar met alles wat uit de mond van God voorkomt, daarop leeft de mens.” Dus niet het brood laat de mens leven maar Gods woord, de transcendente scheppende Goddelijke kracht, die het sterkst is in de dode materie.
Dit benadrukt ook het belang van materiële objecten voor de godsdienst welk gebruik ervan de grootst mogelijke Goddelijke openbaring in deze wereld voortbrengt. Hierdoor kan de mens in contact komen met God.
De wereld als een woonplaats voor God
God wil een woonplaats in de duistere fysieke wereld. Vandaar dat het materiële in het fysieke verheven moet worden. De ziel kan het materiële lichaam in licht veranderen. Het lichaam gaat van duisternis naar licht. Het lichaam vormt het vervoersmiddel van de ziel anders kan de ziel niet in deze wereld opereren.
Spirituele kringloop: eten om Goddelijke levenskracht uit de materie te halen
Uit de laagste materiële objecten sluist het lichaam de Goddelijke vonk door naar de ziel die in verbinding staat met God. De diepst gezonken Goddelijke vonken komen via menselijke consumptie weer bij het Goddelijke in de wereld terecht. Zo is dus de spirituele kringloop compleet. Eten is dus belangrijk en daarom wordt er heel weinig gevast in het Jodendom omdat anders de fysieke wereld niet kan worden verheven.
Visie van Etsel
Bovenstaande Joodse uitleg over de betekenis van voeding verklaart het belang van voedsel voor de mens. Dit belang ligt niet alleen gelegen in het feit dat de mens voedsel nodig heeft om fysiek te kunnen bestaan, maar betekent ook dat de fysieke wereld verheven wordt en dus van invloed is op de spirituele wereld. Vóór de Zondvloed leefde de wereld vegetarisch. Na de Zondvloed werd toestemming gegeven om vlees te eten. Het eten van dieren lijkt cru, maar het voedsel wordt spiritueel verheven.
In het Jodendom zijn dan ook nog de Kasjroet regels van kracht. Deze regels zijn door God ingesteld voor onze -geestelijke- gezondheid. Zo mogen geen wilde dieren worden gegeten omdat ze door agressie aan de kost zijn gekomen. Hetzelfde geldt voor roofvogels. Alles wat zuiver plantaardig is, is kosher omdat het geen 'negatieve instincten' bevat. Joden mogen dan ook alleen maar dieren eten die zichzelf hebben gevoed met plantaardig voedsel. Door Kasjroet weten we hoe we ons in ons leven moeten gedragen. Er bestaat vermoedelijk een relatie tussen het 'karakter' van een dier (plant) en zijn lichaam. M.a.w. er is een relatie tussen het 'geestelijke' en het stoffelijke deel. Voedsel beïnvloedt dus niet alleen het stoffelijke maar ook het geestelijke van de mens. Maimonides verklaarde het feit dat sommige Joden geen gevoel hadden voor het Goddelijke omdat ze treife (niet-kosher) voedsel aten. Het hart en de hersenen konden zo geen gevoel en begrip opbrengen voor het Goddelijke.