Afwijkingen van het witte bloedbeeld (leukemie/hodgkin)

Het witte bloedbeeld bestaat uit de witte bloedcellen ofwel de leukocyten (4-10 x 10/9 per liter). De leukocyten worden onderverdeeld in: - granulocyten (eosinofiele, basofiele en neutrofiele granulocyten). - lymfocyten (T- en B-lymfocyten) - monocyten (voorlopers van de macrofagen) De neutrofiele granulocyten en monocyten kunnen fagocyteren¹ en spelen zodoende een rol bij de directe afweer tegen ziektekiemen. De lymfocyten spelen hier eveneens een rol bij, ze bezitten bovendien een herinneringsvermogen. Na een besmetting met bijvoorbeeld het mazelenvirus, het doormaken van de ziekte en de genezing ervan, blijven de lymfocyten in het bloed aanwezig. Ze herkennen als het ware de ziektekiem en kunnen er hierdoor sneller op reageren. Hernieuwde besmetting zal leiden tot een onmiddellijke aanval van de lymfocyten en een snelle aanmaak in het beenmerg. Hierdoor maakt men de ziekte niet voor de tweede maal door. Men spreekt hierbij ook wel van actieve immuniteit: het lichaam draagt zelf zorg voor genezing en maakt cellen aan die een hernieuwde infectie voorkomen.


Algemeen

De verschillende afwijkingen van het witte bloedbeeld worden slechts kort besproken. Een uitgebreide bespreking zou te ver voeren. Mochten er toch onduidelijkheden zijn kan er altijd gereageerd worden.

Leukocytose

Bij de leukocytose is er een toename van het aantal leukocyten boven de waarde van 10 x 10/9 per liter. Men maakt daarbij nog een onderscheid in een granulocytose, waarbij alleen de granulocyten in aantal zijn toegenomen en een lymfocytose, waarbij er teveel lymfocyten zijn. De eerste wordt vooral gezien bij bacteriële infecties, intoxicaties, acuut bloedverlies, myeloïde leukemie en dergelijke. De tweede treedt onder andere op bij de ziekte van Pfeiffer, andere virusinfecties, chronische infecties zoals tuberculose en lymfatische leukemie.

Leukopenie

Een leukopenie is een vermindering van het aantal leukocyten onder de 4 x 10/9 per liter, doch hoger dan 1x 10/9 per liter. Tot de oorzaken horen infecties, geneesmiddelen, auto-immuunziekten, verdringing van het beenmerg door tumoren enz. Evenals de leukocytose geeft de leukopenie weinig klinische verschijnselen.

Agranulocytose

Is het aantal granulocyten sterk verminderd (minder dan 1 x 10/9 per liter) of vrijwel afwezig dan spreekt men van een agranulocytose. Het is bekend dat een aantal geneesmiddelen dit kan veroorzaken. De patiënten zijn in dat geval vaak overgevoelig voor dat middel en hebben er vaak reeds eerder contact mee gehad. De geneesmiddelen gaan een reactie aan met de granulocyten en het complex dat zo gevormd wordt gaat als antigeen werken. Het lichaam maakt hiertegen antistoffen, zoals het dat doet bij elk antigeen dat het lichaam binnenkomt. Dit leidt tot een sterke afbraak van granulocyten. Een agranulocytose gaat gepaard met een gestoorde immuniteit, de patiënt bezit een sterk verhoogde kans op het krijgen van infecties en dient dan ook geïsoleerd te worden om beschermd te worden tegen infecties van buitenaf (omgekeerde isolatie).

Leukemie

Bij leukemie is er een ongecontroleerde aanmaak, rijping en afgifte van witte bloedcellen in beenmerg, klieren en/of milt. De oorzaak van leukemie is niet bekend, mogelijk spelen virale factoren hier een rol in. Doordat de aanmaak van witte bloedcellen blijft doorgaan wordt de productie van andere bloedcellen tegengegaan. Dit leidt toct een verminderde aanmaak van rode bloedcellen (anemie) en trombocyten (bloedingsneiging). Naast deze twee complicaties bestaat er een verhoogde kans op infecties doordat de leukocyten slecht functioneren. Leukemie kende vroeger vrijwel altijd een dodelijke afloop, tegenwoordig bezit een aantal vormen een redelijke tot goed prognose (dit geldt vooral voor de acute lymfatische leukemie (ALL)). Men maakt een onderscheid tussen leukemie uitgaande van de lymfoïde reeks en uitgaande van de myeloïde reeks, beide verder onderverdeeld in de acute en chronische vorm.

Acute lymfatische leukemie (ALL)

De ziekte wordt vooral gezien bij kinderen in de eerste zes levensjaren. Ze gaan uit van de voorlopers van lymfocyten. De prognose van ALL bij kinderen is de laatste decennia enorm verbeterd, onder andere afhankelijk van de leeftijd van het kind. Kinderen tussen de anderhalf en tien jaar hebben de beste prognose, oudere een slechtere en kinderen jonger dan anderhalf jaar hebben de slechtste prognose. Op dit ogenblik bereikt ongeveer 95% van alle kinderen een complete remissie (tijdelijke verdwijning van ziekteverschijnselen) en blijft drie kwart leukemievrij. Bij ongeveer 25% treedt echter een recidief (terugval) op. De prognose na zo’n recidief is beduiden slechter, er is slechts ongeveer een 30% overlevingskans afhankelijk van het tijdstip en de plaats van het recidief. Belangrijkste reden hiervoor is resistentieontwikkeling van de leukemiecellen voor de toegediende cytostatica (chemokuur).

Symptomen
Het beeld ontwikkelt zich over het algemeen min of meer acuut met:
  • een klinisch beeld dat veel kan lijken op een acute infectiezkiekte met een pijnlijke keel (keelontsteking) en hoge koorts
  • gezwollen ontstoken tandvlees
  • bloedingen
  • toenemende bleke huid
  • soms klierzwellingen, milt- en levevergroting
  • verschijnselen van een sepsis (vergiftiging)

Soms begint het ziektebeeld meer sluipend met algemene malaise, hoofdpijn en koorts. Pas later ontstaan een of meer van bovengenoemde verschijnselen.

Onderzoek
Bloedonderzoek toont een daling van het Hb-gehalte (waarden van 2-3 mmol/l zijn niet ongewoon) en een daling van het trombocytengehalte (rode bloedcellen). Het aantal leukocyten kan normaal, verhoogd of verlaagd zijn. Het beenmerg dat verkregen kan worden via een borstbeen- of bekkenpunctie zit vol met blasten (voorlopers van de leukocyten).

Behandeling
In de behandeling onderscheidt men een aantal fasen:

Remissie-inductiebehandeling
In de acute fase van het ziektebeeld tracht men klinisch zichtbare verschijnselen en laboratoriumafwijkingen terug te dringen met cytostatica en corticosteroïden (medicijn).

Onderhoudstherapie en cosolidatie
Is de remissie eenmaal verkregen dan wordt deze met behulp van een combinatie van cytostatica zoveel mogelijk onderhouden.

Reïnductietherapei
Bij een eventueel recidief wordt opnieuw getracht een remissie te bereiken. Het verkrijgen van een tweede of nog latere remissie wordt steeds moeilijker in verband met resistentie-ontwikkeling. Waarschijnlijk veranderen de cellen of het metabolisme (stofwisseling) ervan zodanig dat een tweede behandeling steeds minder effect heeft.

Ondersteunende therapie
Naast cytostatische behandeling zijn ondersteunende maatregelen essentieel. Hiertoe behoren transfusies met erytrocyten en trombocyten, snelle en juiste infectiebestrijding en zorgdragen voor een ruime diurese (uitscheiding). Sterke celafbraak gaat gepaard met een hoge productie van urinezuur dat via de nieren het lichaam moet kunnen verlaten. Eventueel kunnen medicijnen gegeven worden om de aanmaak van urinezuur te remmen.

Mogelijkheid van beenmergtransplantatie (BMT)
Beenmergtransplantaties worden vooral toegepast bij (moeilijk te behandelen) chronische leukemie, ze zijn echter ook van belang bij recidieven van de acute lymfatische leukemie. We kennen de allogene BMT waarbij gebruik gemaakt wordt van donorbeenmerg van een HLA-identieke donor (meestal broers, zussen, enz) en de autologe BMT waarbij gebruik wordt gemaakt van beenmerg van de patiënt zelf.

Allogene BMT
Allereerst wordt hierbij gezocht naar een HLA-identieke donor. HLA staat voor humaan leukocyten antigeen. Iedereen heeft antigenen op leukocyten ziten die voor die persoon uniek zijn. Worden deze in een ander lichaam gebracht dan worden ze als lichaamsvreemd ervaren en vernietigd. Toediening van niet-identiek beenmerg heeft geen zin. Indien een geschikte donor aanwizig is, krijgt de patiënt een intensieve chemo- en radiotherapie waarbij het gehele beenmerg wordt vernietigd. Daarna wordt het donorbeenmerg toegediend zodat dit de functie kan overnemen. De twee grootste problemen die nu op kunnen treden zijn infecties een een ‘graft-versus-host’ reactie (GVH). Infecties treden op omdat de patiënt afweerremmende middelen krijgt toegediend, die afstoting van het donorbeenmerg moeten voorkomen (volledig identiek beenmerg is namelijk alleen aanwezig bij identieke tweelingen). Dit geschiedt bijvoorbeeld ook wanner een patiënt een donornier ontvangt. Het tweede grote probleem (de GVH-reactie) treedt op omdat de toegediende T-lymfocyten de lichaamscellen van de patiënt als vreemd ervaren en deze gaan aanvallen. Tegenwoordig verwijdert men de T-cellen dan ook zoveel mogelijk uit het toegediende beenmerg.

Autologe BMT
Hierbij neemt men bij de patiënt in een rustige fase van het ziektebeeld wat beenmerg af. Daarna krijgt de patiënt net als hierboven beschreven een intensieve chemo- en radiotherapie, waarna het beenmerg van de patiënt zelf weer wordt ingebracht. Dit heeft als voordeel dat infecties en een graft-versus-host reactie niet optreden. Hierbij onstaat wel een ander probleem. Het afgenomen beenmerg in de rustige fase is niet altijd ‘leukemie-vrij’. Bij deze vorm van BMT ziet men dan ook vaker een recidief van de leukemie optreden.

Uiteindelijk blijkt voor ongeveer 20-40% van de ALL-patiënten die in eerste instantie niet gereageerd hebben op therapie, gunstig te reageren op BMT. Bij de allogene BMT overlijdt een groot deel van de patiënten aan de complicaties, bij de autologe BMT overlijdt een groot deel aan recidieven van de leukemie. Van de AML-patiënten (zie hieronder) reageert 40-60% gunstig op BMT.

Acute myeloïde leukemie (AML)

Dit ziektebeeld komt in alle leeftijdsklassen voor maar in tegenstelling tot bij de acute lymfatische leukemie meer op volwassen leeftijd dan op kinderleeftijd. Het gaat uit van de voorlopers van de granulocyten of monocyten. Verschijnselen, onderzoek en behandeling zijn vrijwel gelijk aan die van de acute lymfatische leukemie. De resultaten van de behandeling zijn slechter. In combinatie met beenmergtransplantaties treedt bij ongeveer 50% van de patiënten een remissie in. Uitsluiten cytostatische behandeling leidt weliswaar bij 60-80% van de patiënten tot een remissie, deze wordt echt vrijwel altijd binnen kortere of langere tijd gevolgd door een (dodelijk verlopend) recidief.

Chronische lymfatische leukemie (CLL)

CLL is de meest voorkomende leukemie bij volwassenen en komt vooral voor op oudere leeftijd (90% van de patiënten is ouder dan 50 jaar bij het stellen van de diagnose). Bij jongere volwassenen komt het weinig voor, bij kinderen is CLL zeer zeldzaam. De ziekte heeft in het algemeen een sluipend verloop en wordt vaak bij toeval ontdekt. De gemiddelde levensduur nadat de diagnose is gesteld bedraagt twee tot tien jaar, onder andere afhankelijk van het stadium. Het is bij deze vorm van leukemie niet ongewoon dat patiënten tien tot vijftien jaar na het stellen van de diagnose nog in leven zijn.

Symptomen
  • gegeneraliseerde klierzwelling, vast aanvoelend, vergroeid en niet pijnlijk
  • anemie (door afbraak of verdringing van het beenmerg)
  • vermagering
  • infecties (bacterieel)
  • vergroting van milt en/of lever

Onderzoek
In het bloed is het aantal leukocyten sterk verhoogd en het hemoglobinegehalte normaal of verlaagd. Het aantal trombocyten is pas in een later stadium verlaagd. In het beenemerg zitten veel lymfocyten.

Behandeling
Indien er geen klachten bestaan, wordt niet overgegaan tot een behandeling. De tot nu toe ontwikkelde vormen van behandeling geven niet of nauwelijks verlenging van de levensduur. De kwaliteit van leven gaat daarentegen gedurende de behandeling sterk achteruit, gezien de sterke bijwerkingen die verbonden zijn aan een behandeling met cytostatica. De klierzwellingen kunnen worden behandeld met cytostatica, eventueel met radiotherapie. Corticosteroïden worden gegeven bij het bestaan van een hemolytische anemie of bloedingen als gevolg van een trombocypenie (te weinig trombocyten). Net als bij de acute lymfatische leukemie wordt de vorming van urinezuurg geremd. Patiënten gaan gezien hun (hoge) leeftijd nogal eens dood aan een andere ziekte, die vóór de leukemie fataal wordt.

Chronische myeloïde leukemie (CML)

Deze ziekte komt zelden voor op kinderleeftijd, de frequentie van voorkomen stijgt met de toename van de leeftijd. Een oorzaak is niet bekend; intensieve röntgenbestraling en radioactieve straling leiden tot een duidelijke toename ind frequentie van voorkomen. De gemiddelde levensduur na het stellen van de diagnos bestaat drie tot vier jaar. De prognose is in iedergeval slechter dan die van de CLL.

Symptomen
Het is een ziekte met een sluipend beloop, die zich uitstrekt over een periode van maanden tot jaren. De symptomen bestaan uit:
  • een zwaar gevoel in de bovenbuik door een vergroting van de milt (soms in het bekken), dit is meestal een van de eerste klachten waar een patiënt mee komt
  • anemie
  • vergroting van de lever (minder dan die van de milt)
  • soms klierzwellingen
  • pijn in de linker bovenbuik, soms lijkend op koliekaanvallen. Deze zijn het gevolg van steeds optredende infarcering (afsterving) van kleine gebieden in de sterk groeiende milt.

Onderzoek
Het hemoglobinegehalte in het bloed is gedaald en het leukocytengehalte is sterk verhoogd. Het aantal trombocyten is aanvankelijk ook sterk verhoogd. Cytogenetisch onderzoek in delende cellen toont het Philadephia-chromosoom (Ph1-chromosoom). Dit is een translocatie (verplaatsing) van een stukje van chromosoom 9 naar chromosoom 22.

Behandeling
Net als bij de chronische lymfatische leukemie verlengt cytostatica therapie het leven niet of nauwelijks. Combinatie met beenmergtransplantatie (BMT) en nieuwe vormen van therapie (alfa-interferon) gaan hier in de toekomst wellicht verandering in brengen. Cytostatica geven aanvankelijk vaak een gunstig tot zeer gunstig resultaat. Na een of meer jarren worden patiënten echter plotseling resistent en treedt een sterke woekering op van blasten. Het eindigt dan vaak in een zogenaamde blastencrise, een beeld dat lijkt op dat van acute lymfatische leukemie. BMT lijkt nog de beste resultaten op te leveren, vooral indien deze wordt verricht gedurende de chronische fase van de ziekte. Behandeling in de chronische fase geeft 50-70% kans op remissie en 20% kans op recidief. Behandeling tijdens de blastaire fase geeft vrijwel geen kans op remissie.

Hodgkin- en non-Hodgkin-lymfomen

Bij de Hodgkin- en non-Hodgkin-lymfomen bestaat een kwaadaardige woekering van cellen in het lymfatisch weefsel van lymfeklieren en milt. De oorzaak is niet bekend, mogelijk speelt een ‘trage’ virusinfectie hierbij een rol. De maligne (kwaadaardig) lymfeklieraandoeningen worden ingedeeld in de Hodgkin- en non-Hodgkin-tumoren, waarbij de tweede groep een duidelijk slechtere prognose bezit. De Hodgkin-lymfomen, ook wel de ziekte van Hodgkin genoemd, komt tweemaal zoveel voor bij mannen dan bij vrouwen, meestal in de leeftijdscategorie van 20-40 jaar. Men hanteert twee indelingen, een histologische en een klinische.
De meest gebruikte histologische is die naar Lukes:
  • het lymfocytenrijke type (meestal aan de hals gelokaliseerd)
  • het nodulair sleroserende type (vaak gelokaliseerd in de klieren van het mediastinum (tussen de longen))
  • de gemengdcellige vorm
  • de lymfocytaire vorm.

De beide eerste vormen lijken de beste prognose te hebben. De meest gebruikte klinische indeling is die volgens Ann Arbor:

Stadium Iéén lymfekliergroep aangedaan.
Stadium IItwee of meerdere kliergroepen van de bovenste of onderste lichaamshelft aangedaan.
Stadium IIIklieren zowel in de onderste als bovenste lichaamshelft aangedaan, maar beperkt tot lymfeklieren, milt en/of ring van Waldeyer (de neus-, keel- en tongamendelen).
Stadium IVziekte is aangetoond buiten de lymfeklieren.

Elk stadium wordt dan nog onderverdeeld in A en B, respectievelijk zonder en met algemene ziekteverschijnselen.

Symptomen
De ziekte begint meestal met een zwelling van de oppervlakkige lymfeklieren, vooral die van de hald, oksels of liezen, aanvankelijk meestal beperkt tot één kliergroep. Geleidelijk worden meer groepen in het proces betrokken. De klieren zijn glad, vast van consistente en niet pijnlijk, aanvankelijk los van elkaar en niet vergroeid met huis of onderlaag. Op den duur treden ook algemene verschijnselen op. Deze bestaan uit klachten van moeheid, malaise en veel transpireren. Er is gewichtsverlies, mede door een gebrek aan eetlust. Dikwijls komt een temperatuurverhoging voor. In vergevorderde gevallen kunnen lever en milt vergroot zijn.

Onderzoek
Bij gegeneraliseerde vormen komt vaak een normocytaire anemie voor, de BSE-waarde (bloedwaarde) is in die gevallen sterk verhoogd. Met een lymfeklierpunctie of –biopsie is met zekerheid een diagnose te stellen. Onder de microscoop zijn dan duidelijk afwijkende cellen zichtbaar, de zoganaamde Sternberg-Reed-cellen. Ze zijn veel groter dan normale cellen en bezitten een afwijkende kern.

Behandeling
Deze is afhankelijk van het stadium van de ziekte.
De voorkeursbehandeling voor stadium I en II is bestraling van de aangetaste en eervolgend gelegen lymfkliergroep. Chemotherapie al dan niet in combinatie met radiotherapie komt in aanmerking voor stadium IIIb en IV. De op dit ogenblik meest gebruikte combinatie is de MOPP-kuur (mitoxine, oncovin, procarbazine en prednison). De gemiddelde 10-jaarsoverleving is nu ongeveer 70% (85% voor stadium Ia, Iia en IIIa, 55% voor Ib en IIb en 45% voor IIIb en IV).

Nu het genezingspercentage van patiënten met de ziekte van Hodgkin alsmaar toeneemt, ziet men ook steeds vaker de nadelen van behandeling. Het is inmiddels gebleken dat vooral patiënten die een gecombineerde behandeling met cytostatica en radiotherapie hebbenontvangen een sterk toegenomen kans hebben op de ontwikkeling van secundaire kwaadaardige tumoren. Het begreft vooral een toename van de kans op het krijgen van leukemie, nog-Hodgkin-lymfomen en andere solide (vaste) tumoren. Inmiddels is ook bekend geworden dat het mammacarcinoom (borstkanker) duidelijk vaker voorkomt bij patiënten die worden behandeld voor Hodgkin. Radiotherapie bij kinderen leidt vaak tot groeistoornissen en hypothyreoïdie (traag werkende schildklier indien de hald bestraald moet worden). Kinderen behandelt men dan ook bij voorkeur met cytostatica, afhankelijk van het stadium en de lokalisatie. De MOPP-kuur heeft hierbij als nadeel dat nogal eens infertiliteit (onvruchtbaarheid) ontstaat en de kans op secundaire tumoren hoger is.

Ziekte van Kahler

Dit is een altijd dodelijk verlopende ziekte die wordt gekenmerkt door een sterke groei van pahtologische plasmacellen. De groei wordt vooral gezien in het beenmerg en meestal op divers gelokaliseerde plaatsen. De plasmacellen leiden tot een sterke overproductie van een bapaalde soort immuunglobulinen (antilichamen), gewoonlijk IgA of IgG, die vrij eenvoudig in het bloed zijn aan te tonen. De ziekte komt meer voor bij mannen dan bij vrouwen. Meestal zijn de patiënten ouder dan veertig jaar.

Symptomen
Het eerste symptoom is dikwijls pijn in de borst of rug, vaak is er een grote drukpijn op de botten. Moeheid is ook snel aanwezig ten gevolge van bloedarmoede. De verzwakking van de bottel leidt tot zogenaamde spontane fracturen of breuken die al ontstaan bij geringe traumata. Vooral bij de snel verlopende gevallen treedt een temperatuurverhoging op. Soms zijn bottumoren voelbaar. Het slecht kunnen ophoesten vanwege de pijn in combnatie met de stoornissen in de anti-lichaamproductie heeft betrekkelijk snel luchtweginfecties tot gevolg.

Onderzoek
Een van de meest opvallende verschijnselen is de sterk verhoogde BSE. Het Hb-gehalte is verlaagd, vaak zelfs sterk verlaagd. Het abnormale IgG- en IgA-gehalte (paraproteïnen genaamd) in het bloed is sterk verhoogd, de normale immuunglobulinen zijn vaak verlaagd.

Behandeling
De patiënten worden meestal behandeld met een combinatie van een aantal cytostatica, al dan niet gecombineerd met prednison. Dit leidt meestal tot een verbetering van het eiwitspectrum in het bloed. De bothaarden verdwijnen niet maar de geneesmiddelen remmen wel de uitbreiding.

Prognose
Zoals al vermeld is de kans op herstel nihil, de meeste patiënten overlijden binnen anderhalf tot twee jaar na de diagnose.

Ziekte van Waldenström

Hierbij bestaat de woekering van pathologische lyfocytachtige cellen die eveneens als bij de ziekte van Kahler een afwijkend eiwit produceren, in dit geval de IgM. Het klinisch beeld kan aanvankelijk sterk lijken op dat van chronische lymfatische leukemie met klierzwellingen en malaise. De viscositeit van het bloed neemt toe als gevolg van het hoge gehalte aan IgM, de bse is verhoogd en er ontstaan afwijkingen in het bot. Evenals de ziekte van Kahler is de ziekte met bloedonderzoek eenvoudig aan te tonen, het plasma bevat grote hoeveelheden immuunglobulinen type M.

Voor uitgebreide informatie over die ziekte van Kahler en de ziekte van Waldenström verwijs ik naar de pdf van de KWF Kankerbestrijding.
© 2007 - 2024 Hbov, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Deze informatie is van informatieve aard en geen vervanging voor professioneel medisch advies. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Acute myeloide leukemie (AML)Acute myeloide leukemie (AML)Leukemie is een verzamelnaam voor een groep afwijkingen die gekarakteriseerd worden door de accumulatie van maligne (kwa…
Welke vormen van leukemie zijn er?Welke vormen van leukemie zijn er?Leukemie wordt ook wel bloedkanker genoemd. Het is kanker van de witte bloedcellen. Leukemie kennen we voornamelijk als…
Soorten leukemie: de symptomen, oorzaken en behandelingSoorten leukemie: de symptomen, oorzaken en behandelingEr zijn verschillende soorten leukemie, zoals acute leukemie, chronische lymfatische leukemie (CLL) en chronische myeloi…
Nachtzweten bij leukemie, symptomenNachtzweten bij leukemie, symptomenNachtzweten wordt vaak in verband gebracht met leukemie. Het gaat dan om heftig nachtzweten. Nachtzweten is echter een a…

Bloed, samenstelling en functiesEen volwassen menselijk lichaam bevat ongeveer 5 à 6 liter bloed. Deze vloeistof heeft diverse belangrijke functies, nam…
Afwijkingen van het rode bloed (anemie / bloedarmoede)Afwijkingen van het rode bloed (anemie / bloedarmoede)Het rode bloed bestaat uit erytrocyten (rode bloedcellen) gevuld met ijzerhouden hemoglobine (verantwoordelijk voor het…
Hbov (18 artikelen)
Laatste update: 20-01-2009
Rubriek: Mens en Gezondheid
Subrubriek: Ziekten
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.
Medische informatie…
Deze informatie is van informatieve aard en geen vervanging voor professioneel medisch advies. Raadpleeg bij medische problemen en/of vragen altijd een arts.