Helleborus, het stinkend nieskruid
Wie had verwacht dat de mysterieuze, honderden jaren geleden, veel gebruikte Helleborusplanten in de 21ste eeuw, maar dan als sierplant terug in de mode zouden komen? De naam „Helleborus" werd al in de oudheid gebruikt voor Helleborus niger, onze Kerstroos. Maar vooral het stinkend nieskruid, Helleborus foetidus en de Wrangwortel, Helleborus virides zijn vroeger veel gebruikt geweest.
Wortels en zaden veroorzaken een scherp prikkelende geur in de neus. Het gemalen zaad maakte, nog niet zo lang geleden, deel uit van niespoeders, zeker geen onschuldig poeder in de handjes van kinderen. Al in voorchristelijke tijden speelden de helleborussoorten een belangrijke rol bij de behandeling van geestesziekten, epilepsie, verlammingen, volgens de overleveringen werd Herakles door nieskruid genezen van een aanval van waanzin.
Stinkend nieskruid
De meest voorkomende soort is Helleborus foetidus, Stinkend Nieskruid. Hij is inheems in de kalkrijke Alpen, meestal zeer verspreid op rotsachtige, droge, kalkhoudende gronden op warme plaatsen, op hellingen, in berg- en beukenbossen. Maar ook in de Belgische Ardennen komt de plant plaatselijk nog veel voor. Ondertussen zijn de Helleborussen bijzonder geliefde sierplanten geworden, die in tuincentra volop verkocht worden. Hun populariteit hebben ze gedeeltelijk te danken aan hun winterse bloeitijd van november tot april. Ook in de Kerstperiode wordt, vooral de Helleborus niger, de zogenaamde Kerstroos in witte bloei als decoratie aangeboden.
Helleborine
Voor medische doeleinden wordt van oudsher de wortel verwerkt. De wat te sterk werkzame zijn het glycoside helleborine en helleboreïne, aconietzuren, vette olie, e.a. Laat het duidelijk zijn dat deze plant vanwege zijn giftigheid niet geschikt is om er een theetje van te trekken, al hadden deze planten in het verleden een bijzonder grote medische en psychotherapeutische waarde.
Paracelsus, Hahnemann en homeopathie
Het zijn vooral de beroemde Paracelsus en de uitvinder van de homeopathie Hahnemann die in het verleden helleborus niger bestudeerd hebben. Voor Paracelsus was het poeder van het blad met suiker het middel voor mensen boven de 60 jaar, de wortel had de kracht om 4 kwalen te verdrijven: epilepsie, jicht, apoplexie (beroerte) en hydropisie (waterzucht, oedeem). Als homeopatisch geneesmiddel, dus sterk verdund, wordt het nog steeds gebruikt bij 'geestelijke ontreddering, melancholie met wanhoop, bij waterzucht. Enkele karakteristieke kenmerken die het onverdund kruid kan veroorzaken zijn 'lege, uitdrukkingsloze ogen, die ongevoelig zijn voor licht, met koud zweet bedekte voorhoofd....
Ook in de apothekersboeken werd Helleborus en de stof helleborine vermeld, het heeft dezelfde stimulerende werking op het hart als Digitalis, maar men is toch terug gekomen van een therapeutisch gebruik omdat het bij het innemen snel afgebroken wordt en het, als injectievloeistof een irriterende werking had op de huid.
Wrangwortel / Helleborus viridis.
Wrangwortel (Helleborus viridis) is een wilde verwant van Helleborus niger. Uiterlijk lijkt de wrangwortel nogal op de kerstroos. In de Flora wordt hij in botanisch Nederlands omschreven als 'plant met kruipende wortelstok, alleen bij de voet bebladerd. Wortelbladeren 7 tor 13 delig, de slippen scherp gezaagd, van onderen kaal...' Maar als je de plant echt wil determineren moet je natuurlijk een flora gebruiken. Of eens samen met een botanicus of herborist op zoek gaan naar al die geheimzinnige planten, die dus zelfs in de winter te bezichtigen zijn.
Dodonaeus over Helleborus
Deze wrangwortels zijn ook in de Belgische Ardennen te bewonderen, ze zijn vrij zeldzaam maar hier en daar oa bij Sosoye in de Molignéevallei overvloedig aanwezig. Zijn vreemde naam heeft hij te danken aan zijn vroeger gebruik tegen uierontsteking, de wrangziekte bij koeien. Met een priem werd in de huid van de koe een gangetje gemaakt, waarin een stuk van de giftige wortelstok van deze Helleborus werd gestoken. We vinden dat gebruik ook terug bij Dodonaeus, die de plant Viercruyt (vuurkruid) noemt: '...
Als eenich vee met eenighe haestighe sieckte bevanghen wordt soo steken die lantluyden dese wortele in eenighe plaetse daer zy minst hinderen ende quaet doen mach ende daer coemt terstont alle quaet ende viericheyt ende dat vee wordt daer duer behouwen'.
En nog volgens Dodonaeus zou deze wortel wel meer in dierlijke lichaamsopeningen gestoken geweest zijn. '
Dese wortel in die ooren ghesteken van den ossen/ scapen/ ende andere vee/ es goet voor dat vee dat in die longhene ghebreckelijck es/ als Plinius ende Columella scrijven want het treckt alle quaetheyt van den longhene in die ooren'. Het klinkt wel wat bespottelijk en gevaarlijk, maar misschien kunnen deze Nieskruiden toch wel een hulp zijn in de diergeneeskunde.
En nog over diertjes. Gedroogd en tot poeder vermalen werd stinkend nieskruid vroeger gebruikt als een middel tegen luizen (vandaar de volksnaam luiskruid). Mieren daar en tegen zijn er dan weer verzot op, omdat de zaden net zoals Stinkende gouwe een wit aanhangsel, het zogenaamd mierenbroodje, bezitten. De zaden gelijken ook op een keverlarve, wat volgens sommigen de reden zou kunnen zijn dat mieren die zaden verslepen. Zelf zie ik die keverlarve niet zo direct, misschien was er wel verwarring met Adonis vernalis, maar dat is weer een ander verhaal.
Vele merkwaardige en verwarrende verhalen dus bij deze winterse kerstplanten, maar dat maakt de Helleborussen ook als sierplant alleen maar boeiender.