Bloedprikken, en dan?
Iedereen heeft het wel eens laten doen. Bloed laten prikken. Al was het voor een allergie onderzoek of voor iets groters. Maar wat gebeurd er nou met het bloed nadat het geprikt is? Daar ziet de patiënt niets van. Ik zelf werk op een laboratorium en moet regelmatig zelf ook bloed prikken. Hierbij een kijkje in de keuken van het klinisch chemisch laboratorium.
Prikken
Voor dat er überhaupt iets kan gebeuren met het bloed moet het natuurlijk eerst geprikt worden. Dit kan gebeuren op verschillende plekken, op een prikpost, op de poli in het ziekenhuis of als je zelf in het ziekenhuis ligt. Ook wordt er in verzorgingshuizen, psychische instellingen, revalidatie centra en dergelijke geprikt. Het wil soms ook wel voorkomen dat de doktersassistenten zelf langs huizen gaan om patiënten thuis te prikken.
Tijdens het prikken moet er altijd om naam en geboortedatum gecontroleerd worden, dit om patiënt verwisseling te voorkomen. Er wordt een stuwband omgedaan net boven de elleboogholte. Vervolgens moet de patiënt een vuist maken (in hoeverre dat lukt) en zal er gezocht worden naar een goede ader. De plek wordt ontsmet en er wordt geprikt. Als er meerdere buisjes afgenomen worden kan dit gewoon in een keer door.
Soms wordt er wel eens een vingerprik gegeven. Er wordt dan een klein beetje bloed in een lang dun buisje gedaan of opgevangen in een kleine container.
Transport
Er is bloed geprikt en de patiënt is uitgezwaaid. Nu begint het gedeelte dat de patiënten meestal niet zien. Het bloed wordt verzameld in rekjes en vaak worden de aanvragen daar ook bij gedaan. Als het bloed geprikt is buiten het ziekenhuis waar het lab is (prikpost, verzorgingshuis enz), moet het materiaal eerst getransporteerd worden naar het laboratorium. Dit moet met zorg gedaan worden. Ten eerste wil je natuurlijk niet dat er materiaal breekt, verloren gaat of wat dan ook. Dit is zowel vervelend voor de patiënt als de artsen. Daarnaast moet er altijd van uit worden gegaan dat het materiaal besmet is. Het komt zelden voor, maar je weet nooit wat voor virus er in het bloed kan zitten. Ook daarom is het belangrijk voorzichtig om te gaan met het materiaal.
Het bloed wordt in afgesloten koffers naar het laboratorium gebracht. Het materiaal dat in de poli of in het ziekenhuis zelf is geprikt wordt gewoon gelijk naar het laboratorium gebracht.
In het laboratorium
In het laboratorium wordt er gekeken of het materiaal dat binnen is gekomen over een komt met de aanvraag. Er wordt gecontroleerd op naam, geboortedatum en monsternummer. Als dit klopt worden de buisjes verdeeld over de verschillende werkplekken. Als eerste heb je de Hematologie. Hier wordt het Hb (zie artikel
Hb, wat wordt er nou echt gemeten?) gemeten en worden celtellingen verricht. Hier wordt ook het bloed onder de microscoop gekeken en worden de witte bloedcellen op type geteld en worden de rode bloedcellen bekeken op grootte en vorm.
Op de afdeling Chemie (ook wel Klinische Chemie) worden alle chemische bepalingen gedaan. Dit omvat een heel groot gedeelte bepalingen. Hier worden onder andere de leverfuncties, nierfuncties, hartfuncties, glucose, vethuishouding en nog vele andere bepaald. Qua aantal testen is de Chemie de grootste afdeling.
Er is ook nog de stollings afdeling. Hier wordt gekeken hoe snel het bloed stolt. Dit is vooral belangrijk met patiënten met antistollings medicijnen (bloedverdunners).
Ook is er een urine en feaces lab hier wordt de urine en ontlasting bekeken. Dit kan worden gedaan om de darmfuncties en nierfuncties te testen. Urine kweken worden naar het bacteriologisch lab gebracht.
Verder is er nog de transfusie afdeling. Hier wordt bloed van donoren klaar gemaakt om gegeven te worden aan patiënten met bijvoorbeeld een bloedarmoede, of die een bloeding hebben. Alle bloedgroepen worden hier bepaald.
Naast dit heb je nog een afdeling bijzondere bepalingen. Het woord zegt het al. Het zijn alle bijzondere bepalingen. Hieronder vallen allergie testen, hormoon bepalingen en nog veel meer. Veel van deze testen worden niet iedere dag gedaan, maar worden op bepaalde dagen verzameld en dan gemeten.
Resultaten
Alle resultaten worden tegenwoordig digitaal doorgegeven. Het apparaat meet het bloed en spuugt vervolgens een aantal getalletjes uit. Deze worden getoetst aan referentie waardes (wat is “normaal”). Alle normale getallen worden automatisch doorgestuurd naar het systeem. Alle bijzondere uitslagen worden eerst door een analist bekeken of dit wel kan. Als dit zo is wordt het alsnog doorgestuurd naar de computer. Als laatste kijkt nog een gespecialiseerd analist naar het totaal plaatje van uitslagen en klachten. Hij kijkt opnieuw of de uitslagen met elkaar wel overeen komen en of dit wel kan. Als dit zo is, wordt de uitslag doorgestuurd en krijgt de arts deze ook te zien. Deze arts koppelt ze (als het goed is) terug naar de patiënt en kan op deze manier een diagnose maken, of kijken hoe het staat met de ziekte en is het cirkeltje weer rond.