Indeling van de mens naar herseninhoud
De vraag waar de grens getrokken moet worden van het moment waarop de mens uit de mensaap geevolueerd was, is moeilijk te beantwoorden. Dat komt doordat alle organismen een samenstel van kenmerken bezitten, waarvan er vele in een verschillend tempo evolueerden. Daarom zal een grens trekken die gebaseerd is op die kenmerken altijd tot moeilijkheden leiden.Mens met herseninhoud vanaf 750 kubieke cm
De Britse anatoom Sir. Arthur Keith gaf er de voorkeur aan om die grens te trekken bij een punt waar de herseninhoud 750 kubieke cm bereikt. Alles wat daar beneden lag was volgens Sir Arthur geen mens. Alles er boven was wel een mens, met de Homo sapiens bovenaan in de klasse van 1.200 tot 1.600 kubieke cm.Mens met herseninhoud vanaf 700 kubieke cm
Een andere Brit, namelijk Sir Wilfred Le Gros Clark, stelde die grens echter op het minimum van 700 kubieke cm. De keuze van Sir Wilfred was niet willekeurig (zoals van Sir Arthur Keith). Sir Wilfred gaf eenvoudigweg de toenmalige stand van zaken weer. Destijds waren geen 'menselijke' schedels bekend met een schedelinhoud van minder dan 700 kubieke cm.Opmerking
Natuurlijk bestond de mogelijkheid dat ieder moment een 'mens' kon worden ontdekt met weer wat kleinere hersenen. Hoe zou men hem dan noemen? En wat als er nog een kleinere tevoorschijn zou komen? Hoe zou men die laatste variant dan noemen?
Het probleem rond de Homo habilis
De Homo habilis legde dat probleem bij de wetenschap. De grote moeilijkheid bij het bepalen of de Homo habilis mens was of niet, lag in het feit dat het 'type exemplaar' (het exemplaar waarop het echtpaar Leakey de soort het eerst beschreven had) een herseninhoud had van ongeveer 657 kubieke cm. Dat was net onder de grens. Sedert dien zijn nog drie habilis-schedels gemeten door twee experts, namelijk Phillip V. Tobias (een anatoom uit Zuid-Afrika) en Ralph Holloway (van de Columbia Universiteit in New York). Deze twee experts kwamen met verrassend uniforme cijfers voor deze schedels, die alle afkomstig waren uit de Olduvai-kloof. De schedels lopen in inhoud uiteen van 600 tot 684 kubieke cm, met een gemiddelde van 642 kubieke cm. Was dat te weinig voor een mens? De herseninhoud was zeker te veel voor een typische Zuidafrikaanse fijngebouwde Australopithecus, wiens gemiddelde schedelinhoud slechts ongeveer 450 kubieke cm bedraagt.Opmerking
Als de afmeting van de hersenen, de vorm van de tanden of de lengte van het been alle op een verwarrende manier in verschillend tempo evolueren, is het moeilijk om soorten te beschrijven op basis van die kenmerken. Het is echter noodzakelijk om tot een indeling en een naamgeving te komen. De beste manier om dit probleem op te lossen zou kunnen zijn om bij het aangeven van een nieuwe soort een punt in de tijd als kenmerk te kiezen boven een reeks fysieke kenmerken. Toch kan ook dat evenmin alle problemen oplossen. De systematici zullen altijd geplaagd worden door kenmerken die elkaar overlappen.