Van rivierwater tot kraanwater met tien drinkwaterbedrijven
Ongeveer de helft van het Nederlandse kraanwater komt van het oppervlaktewater uit het IJsselmeer en de grote rivieren. De andere helft is afkomstig van grondwater. In de prehistorie zochten de mensen natuurlijke bronnen en rivieren op en gingen in de nabijheid daarvan wonen. Later, ongeveer 7.000 jaar geleden, werd ontdekt dat door het graven van een put ook water kan worden gevonden. Na 1957 is het water en de verdeling daarvan een taak van de overheid en wordt het water verzorgd door tien drinkwaterbedrijven.
Geulen, greppels en aquaducten als eerste leidingen
Het water werd meestal uit de putten opgehaald met leren zakken. Soms werden een soort waterleidingen aangelegd om het water te vervoeren. Die leidingen bestonden bij de Egyptenaren uit geulen in het zand of greppels uit rotsen gehakt en in China, Java en Japan werden leidingen gemaakt van bamboe. Weer later, ongeveer vier eeuwen voor Christus, werden door de Egyptenaren en de Romeinen aquaducten gebouwd om over grote afstanden water te vervoeren zodat de woonplek niet meer vlak bij het water hoefde te zijn.
Rome met veertien aquaducten
De aquaducten werden gebouwd vanaf bergachtige streken naar drukke steden zoals veertien aquaducten naar de stad Rome. In Rome hadden vooral de rijken de beschikking over dat water en het werd gebruikt in thermen en openbare fonteinen. Maar de meeste mensen in het oude Rome beschikten niet over stromend water en wasten zich in een van de badhuizen. Vanaf de tweede helft van de eerste eeuw maakten de Romeinen ook gebruik van buizen om het water te vervoeren. Die buizen waren vervaardigd uit gebakken klei of lood. Germaanse stammen gebruikten ook uitgeholde boomstammen en pas rond 1850 ontstonden buizen van gietijzer.
Drinkwater uit rivieren, meren en grachten
Eeuwenlang dronken de mensen van het platteland water uit rivieren en meren en als die ver weg gelegen waren uit putten. Mensen in de steden dronken water uit de grachten. Vooral het drinken van dat water leverde problemen op omdat de grachten ook als open riool werden gebruikt waar dus veel viezigheid in terecht kwam. Ook lieten bijvoorbeeld leerlooiers hun afvalwater in de grachten lopen. Als die grachten geen of weinig open verbinding hadden met rivieren werden ze alsmaar vuiler en ontstonden er onhygiënische toestanden. Veel grachten zijn om die reden in de loop van de eeuwen gedempt nadat ze reeds herhaaldelijk voor epidemieën hadden gezorgd.
Amsterdamse Duinwater Maatschappij met eerste leidingwater
Aan het eind van de achttiende eeuw werden voor de drinkwatervoorziening van de rijken van Amsterdam waterbakken aangelegd waarin water werd bewaard dat aangevoerd was uit de Vecht. Dat water werd aan huis verkocht. Maar men besefte dat er onder het gewone volk steeds meer ziekten voorkwamen waardoor een plan ontstond om een drinkwaternet aan te leggen. Zo kwam Jacob van Lennep op het idee om zoet water uit de duinen naar Amsterdam te vervoeren en werd in 1840 een leiding van uitgeholde boomstammen gemaakt vanuit de Brouwerskolk te Bloemendaal. Dit project kwam na de cholera-epidemie van 1848 in een stroomversnelling. Uiteindelijk ontstond de Amsterdamse Duinwater Maatschappij die het water door middel van twintig kilometer lang buizenstelsel uit de duinen haalde. Die maatschappij heeft bestaan van 1851 tot 1896 en was de voorloper van de Gemeentewaterleidingen Amsterdam.
Vereniging van drinkwaterbedrijven in Nederland met tien leden
Vanaf ongeveer 1900 ging het snel met de watervoorziening en groeide het aantal drinkwaterbedrijven sterk. In de twintiger jaren van de twintigste eeuw hadden de meeste stedelijke regio’s een aansluiting op een waterleidingbedrijf. Na een wet van 1957 wordt het water en de verdeling daarvan bewaakt door de overheid. Rond 1960 was heel Nederland voorzien van kraanwater met uitzondering van een enkele boerderij. Momenteel wordt het water verzorgd door tien drinkwaterbedrijven die lid zijn van de Vewin (Vereniging van Waterleidingbedrijven in Nederland).