Stevia, geschiedenis van een zoetplant

Naamgeving van Stevia
De meeste, door de Guarani indianen gegeven, namen hebben betrekking op de zoete smaak van het blad: Caa-ehe, Azuca- caa, Kaa-he-e of Ca-a-yupe. Dit geldt ook voor de bijnamen in verschillende talen: zo bijvoorbeeld "honingkruid", "zoet gras", "sweet herb of Paraguay", "Candy leaf" en "yerba dulce". "Stevia" is de naam gegeven door Cavanilles ter ere van de Spaanse botanicus Pedro Jaime Esteve. Deze beroemde Spaanse medicus en plantkundige werkte onder de pseudoniem Petri lacobi Stevii. De soortnaam Rebaudiana is genoemd naar Dr Rebaudi, de man die stevia en haar effecten bestudeerde. "Bertoni" is de naam ter ere van de Zwitserse botanicus Moises Santiago Bertoni die als eerste in een wetenschappelijke document de zoete eigenschapen van de plant beschreef in 1899.Stevia teelt
Stevia gedijt in vrij arme en onvruchtbare bodems maar verkiest vooral zandig lemige tot lemige bodems. Hij groeit bij voorkeur in de halfschaduw van een subtropische klimaat met voldoende zomerzon. In het wild is Stevia te vinden aan de rand van moerassen in een half droge habitat, op grasland, in wouden en bergachtige terrein. De plant is zeer vorstgevoelig en dus niet winterhard in ons klimaat. Daarom is buitenteelt niet mogelijk in de meeste Europese landen. In de winter moet de plant in serres worden gekweekt of binnenhuis en heeft dan weinig water en licht nodig. Wanneer er geen nachtvorst meer valt te verwachten, kan de plant weer buiten geplaatst worden.In de zomer moet hij voldoende water krijgen, maar niet al te overvloedig, dat kan immers leiden tot het rotten van de plant. Stevia kan uit zaad worden gekweekt liefst bij een kiemtemperatuur van minstens 22° . Het stekken is de meest aan te raden techniek, ook al omdat men zo uniforme planten verkrijgt met de zoete eigenschappen van de moederplantGeschiedenis van Stevia
Stevia is al eeuwen gekend en gebruikt in Paraguay en Brazilië, vooral in gebruik bij de Guarani- en Matto Grosso Indianen, die gekend waren voor hun kruidenmengsels. Eén van de belangrijkste mengels was die van Yerba maté met Pau d'arco, gezoet met Stevia. Analysen tonen aan dat dankzij de hoge gehalte aan vitamines, mineralen en aminozuren zij het afweersysteem kunnen versterken. Op hun soms lange en zware trektochten was het gebruik van Stevia voor de indianen onontbeerlijk, vanwege de vele versterkende eigenschappen.De verschillende namen die de Guarani-Indianen voor Stevia gebruiken, verwijzen naar de zoete smaak van de blaadjes. Zij gebruikten het kruid als zoetmiddel, onder andere in hun bittere maté-thee maar ook medicinaal was dit kruid erg belangrijk: ondersteunend voor de spijsvertering, bij hoge bloeddruk, hartkloppingen, diabetes, infecties, voor de locale behandeling van verwondingen,enz.
In Europa moeten we wachten tot de XVI eeuw om Stevia te leren kennen via de "conquistadores" die in Spanje verhalen vertellen over de zoete smaak van deze plant. Zij hadden de mond vol over zijn smaak, maar bleken de plant vreemd genoeg nooit echt zelf geprobeerd te hebben, noch als zoetmiddel, noch als voeding. In 1887 emigreerde de Zwitserse botanicus Moisés Santiago Bertoni naar Zuid- amerika. Hij vestigde zich in Paraguay en daar bestudeerde hij jarenlang de cultuur van de Guarani-indianen. Zo maakte hij kennis met veel planten, waaronder Stevia, die hij later bestudeerde en beschreef. Over Stevia zegt Bertoni "Op het eerste zicht is er niks opvallends aan de plant, maar als men een blaadje in de mond steekt, fascineert het door zijn zoetheid. Een stukje van één blaadje is genoeg om een uur de zoetheid in de mond te proeven".