Mispel of Mespilus germanica
Wie kennis maakt met een wat minder bekende fruitsoort staat soms versteld van het historisch verleden van zo'n vrucht. Daarom nu aandacht voor de mispel, die ondanks zijn eigenzinnige karakter al eeuwenlang mensen heeft weten te bekoren omwille van zijn culinaire en esthetische kwaliteiten.
Alhoewel de Latijnse naam Mespilus germanica anders doet vermoeden komt deze plantensoort oorspronkelijk uit de omgeving van de Kaukasus en is van daaruit naar Perzië en Klein-Azië verspreid. Linnaeus gaf hem de naam Mespilus germanica. Hij dacht namelijk dat de mispel uit Duitsland stamde omdat mispels daar veel voorkomen. De mispel is echter al heel lang door de mens gekweekt. Ruim 600 jaar v. Chr. was hij al in cultuur bij de Assyriërs. Vrij snel daarna is hij in het oude Griekenland geïntroduceerd. Daarna verspreidde de mispel zich verder westwaarts naar Rome. Maar volgens Plinius was hij nog niet bekend in de tijd van Cato (160 v. Chr.). Al sinds mensenheugenis staan wilde mispels in hagen in Zuid-Europa. In de middeleeuwen was de plant hoofdzakelijk een bewoner van klooster- en paleistuinen. Van daaruit is hij waarschijnlijk verwilderd in de bosranden van West- en Centraal-Europa. Het is een van de oudste cultuurgewassen; al meer dan tweeduizend jaar wordt hij door de mens verzorgd.
Grillige groeier
De mispel groeit uit tot een brede struik of kleine boom van 2 tot 6 m hoog, met een korte stam. Hij wordt ongeveer 3 m breed. Het is een grillige groeier die nauwe verwantschap heeft met Crataegus (meidoorn) en Pyrus (peer). De boom ontwikkelt zich vreemd; vaak ontstaat een schuin, verdraaid groeiend, schilderachtig opgebouwd geheel. Regelmatig komen elleboogvormige draaiingen en bochtige twijgen voor. De wilde boom is gedoornd. Het zware en taaie hout werd gebruikt voor spaken van houten wielen en voor het maken van houtdraaiwerk. Alle mispels hebben een mooie herfstkleur die varieert van bruinrood tot donkergeel. De bomen kunnen zeer oud worden; in Herefordshire in Engeland stond in 1988 een nog levende boom die geplant was tijdens de regering van koning James I (1603-1625).
Bloem en vrucht
De mispel heeft ook voor de siertuin waarde. De enkelstandige bloemen hebben wel iets weg van kleine wilde roosjes. Geen wonder, de mispel behoort tot de Rosaceae. De sierlijke bloem wordt tot 5 cm groot en is wit of soms iets zachtroze. Hij opent zich pas na enkele centimeters groei van de jonge scheut. De eindknoppen van eenjarige scheuten en de sporen van ouder hout zijn bloeibaar. De vrij late bloei valt in mei en juni en duurt vijf tot acht dagen. Iedere bloem bevindt zich tegen een achtergrond van een bladerenkrans, wat een fraai contrast vormt met de heldere kroonbladeren.
Gebruik van de mispel bij Dodonaeus
Mispelen sijn cout drooghe ende tsamen treckende van natueren. Ende van ghelijcke natuere sijn oock die bladeren van den Mispelboomen schrijft Dodonaeus in zijn CruydtBoeck van 1554.
Mispelen inghenomen maken den buyck hert ende stoppen den loop/ sonderlinghe als sy noch gruen ende hert sijn/ want als sy gheleghen hebben ende morvw gheworden sijn/ zoo en stoppen sy soo seer niet/ ende dan zoo sijn sy bequaemer om eten/ nochtans zoo en gheven sy gheen voetsel oft seer luttel. Dus eerder een stoppende werking vooral dan van de nog niet rijpe vruchten. De onrijpe mispelvruchten bevatten ook looistoffen die de adstringerende werking kunnen verklaren. De rijpe, rotte mispels zijn meer laxerend.
Dodoens schrijft verder
Die steenen van den Mispelen ghepoedert ende inghenomen breken den steen ende doen dat graveel rijsen als Antonius Musa scrijft.. Hier hebben we weer te doen met een vorm van signatuurleer. Stenen (zaden) zouden blaasstenen uitdrijven.
Naamgeving van de mispel
Citaat Dodonaeus 1554:
'Die Mispelboom wordt gheheetem in Griecx Mespilos, In Latijn Mespilus, In Hoochduytsch Nespelbaum, In Neerduytsch Mispelboom, In Franchois ung Nefflier. Die vrucht wordt ghenaemt in Griecx Mespilon. In Latijn Mespilum, In Hoochduytsch Nespel, In Neerduytsch een Mispele, In Franchois ung Neffle'.
- Duitse namen: Mispel, Aschperln, Asperl, Deutsche Mispel, Dörrlitzen, Dürgen, Dürrlitzen, Echte Mispel, Gemeine Mispel, Hespelein, Hundsärsch, Mispelbaum, Mispelche, Nespoli, Nispel
- Engels: medlar
- Frans: néflier
Mespilus komt van het Griekse mesos, helft en van pilos, bol verwijzend naar de vorm van de vrucht.
Mispelgelei
Rijpe, roestbruine vruchten in een beetje water gaar koken. Giet alles door een zeef. Bij het zo gewonnen dik sap voeg je 500 g suiker per 750 cc en kook je deze vloeistof in tot de gewenste dikte, die je heet in glazen bokalen afvult. Een speciale maar wel lekkere gelei!