Whipple operatie bij alvleesklierkanker
De Whipple operatie is de enige op genezing gerichte behandeling van alvleesklierkanker. De operatie - waarbij naast de kop van de alvleesklier ook de twaalfvingerige darm en galblaas en een deel van de galweg en omliggende lymfeklieren wordt verwijderd - is slechts mogelijk bij circa 15 tot 25% van de patiënten met pancreascarcinoom. Na de operatie kunnen patiënten op de lange termijn veel klachten blijven houden, onder andere pijnklachten en problemen met de spijsvertering en stoelgang.
Inhoud
Over alvleesklierkanker
Alvleesklierkanker of
pancreascarcinoom is een relatief zeldzame vorm van kanker. Doorgaans worden in Nederland jaarlijks niet meer dan 2.500 mensen met de ziekte gediagnosticeerd. De meeste patiënten die de diagnose krijgen zijn ouder dan 65 jaar. In het grootste gedeelte van de diagnose - circa 85% - gaat het om een ductaal adenocarcinoom, oftewel een type kanker dat zijn oorsprong vindt in de alvleeskliergang. In de rest van de gevallen gaat het om een insulinoom dat ontstaat in de insulineproducerende bètacellen van de alvleesklier of een gastrinoom, een tumor die overmatig veel van het hormoon gastrine aanmaakt.
Alvleesklierkanker wordt vanwege de wijze van presentatie vaak pas in een laat stadium vastgesteld. De klachten ontstaan niet zelden pas als de kwaadaardige cellen al enige tijd hebben kunnen groeien in de pancreas. Doordat het vaak pas zo laat ontdekt wordt zijn veel patiënten niet meer curatief te behandelen. Slechts in circa 15 tot 25% van de gevallen zien artsen kans op genezing. De enige kans op genezing is in dat geval een operatie waarbij de tumor in zijn geheel verwijderd wordt. Het type operatie dat hiervoor wordt uitgevoerd wordt ook wel een Whipple operatie genoemd, naar de eerste arts die operatie bedacht en voor het eerst uitvoerde.
Hoe ziet een Whipple operatie eruit?
De
Whipple operatie of pancreaticoduodenectomie is een operatie waarbij de kop van de alvleesklier samen met de twaalfvingerige darm en galblaas en een deel van de galweg en omliggende lymfeklieren wordt verwijderd. Vaak wordt daarbij ook een deel van de maag verwijderd. Het overgebleven deel van de maag wordt daarna aan de dunne darm gehecht. De operatie is erop gericht om de tumor met al zijn eventuele uitzaaiingen in één keer te verwijderen. Zonder complicaties duurt de operatie tussen de zes en acht uur. Niet zelden komt men echter complicaties tegen waardoor deze wel dubbel zo lang kan duren. Dit gaat dan vaak om uitzaaiingen die tijdens de operatie worden ontdekt, bijvoorbeeld op de lever.
Het gaat om een zeer ingrijpende operatie. Daarom komen alleen patiënten voor een Whipple operatie in aanmerking als zij in redelijke conditie zijn. Na de operatie moet het lichaam op allerlei manieren ondersteund worden om alle functies op gang te houden. Zo krijgt men een voedingssonde om sondevoeding toe te dienen en tegelijk maag- en darmsappen af te voeren. Via een infuus in de hals worden medicijnen toegediend en middels een katheter in de blaas wordt urine afgevoerd. Om wondvocht dat ontstaat na de operatie goed af te voeren wordt tevens gebruik gemaakt van één of meerdere wonddrains. Omdat patiënten na de operatie veel pijn kunnen hebben wordt daarnaast vaak een epiduraal katheter ingebracht om via de rug pijnstilling toe te dienen.
Herstel en lange termijn gevolgen na Whipple operatie
Patiënten verblijven na een Whipple operatie bij het uitblijven van complicaties vaak nog circa twee weken in het ziekenhuis. Als men naar huis gaat dan krijgt men een aantal duidelijke leefregels mee. Zo is het belangrijk het de eerste vier tot zes weken rustig aan te doen en geen overmatige lichamelijke inspanningen te doen. Daarnaast is het belangrijk om goed op de voeding te letten. Een diëtist kan hierin begeleiding bieden.
Het is niet ongewoon dat men na een Whipple operatie kortdurend, langdurend of blijvend problemen van de spijsvertering ondervindt. Zo is het mogelijk dat men onvoldoende enzymen uit alvleeskliersap en galvloeistof produceert om vet uit voeding te verteren. Dit kan leiden tot
vetdiarree, een dunne en vettige ontlasting. Treedt dit probleem op dan is dit vaak goed te bestrijding door het aanvullen van de alvleesklier-enzymen zoals Creon, Pancrease of Panzytrat.
Door het verwijderen van de alvleesklier kunnen ook problemen met de
bloedsuikerspiegel optreden. Bij patiënten waarbij een deel van de maag verwijderd is kan tevens het het
dumpingsyndroom ontstaan. Voedsel komt dan te snel in de dunne darm terecht, wat tot een scala aan klachten kan leiden waaronder buikkrampen, diarree, een opgeblazen gevoel, hartkloppingen, overmatig transpireren en trillen. Wie te maken krijgt met dergelijke klachten dient direct contact op te nemen met een arts. Het is tevens niet ongewoon dat patiënten na de operatie nog lang pijnklachten blijven houden. In overleg met de behandelend arts kan een plan opgesteld worden voor afdoende pijnbestrijding.