Wilg, van plant tot aspirine
Daar deze boom zich in een vochtige of natte grond op haar plaats voelt, daar waar plagen in overvloed aanwezig zijn, geldt de algemene stelregel dat zulke bomen hun geneesmiddel in zich dragen. Dat schreef een Engelse dominee in de 18de eeuw aan de Royal Society over de wilg.
Dominee Stone, de herontdekker van de wilg
Het is te danken aan de toen heersende overtuiging dat de oorzaak én de remedie van een ziekte altijd in elkaars nabijheid te vinden zijn. Zoals hij zelf schrijft, bracht dit gegeven de Engelse dominee op het idee wilgenbast voor koortsen te gebruiken. Hij heeft vijftig koortsige patiënten behandeld voordat hij zijn bevindingen aan de Royal Society rapporteerde.
Deze brief wijst er in feite op dat wilgenbast in het Engeland van de achttiende eeuw niet als een algemeen gebruikt geneesmiddel werd gezien. De inhoud van de brief wordt in de vergadering van de Royal Society besproken, maar is verder niet buiten Engeland doorgedrongen. In andere delen van Europa was men ook vergeten dat wilgenbast geneeskrachtige eigenschappen bezit, hoewel wilgenblad wel in d'Amsterdammer Apotheek van 1686 is genoemd. Echter zonder dat er voorschriften voor het gebruik vermeld werden.
Pijnstillende wilg al eeuwenlang gekend
Toch is de pijnstillende werking van de wilg al in de oudheid beschreven. Kleitabletten uit Assyrië en Babylonië bevatten voorschriften met wilgenblad. In Egypte worden in het Nieuwe Rijk vaak wilgen in tuinen aangetroffen. Niet alleen het blad, maar ook de bast wordt bij pijnlijke wonden, ontstekingen en zwellingen gebruikt. Hippokrates past aftreksels van wilgenbast toe om pijn bij de baring te bestrijden. Zijn navolgers van de School van Kos gebruiken het tegen pijnen en koorts. Celsus past een azijnextract van wilgenblad toe tegen een pijnlijke baarmoederverzakking en Dioscorides maakt warme omslagen met wilgenblad en -bast bij reumatische pijnen.
Na de Middeleeuwen wordt de wilg steeds minder toegepast, hoewel er in de volksgeneeskunde nog enige tijd mee gewerkt wordt. Kruidenvrouwen verzamelen wilgenbast en -blad en maken daar bittere drankjes van tegen pijn en koorts. Op een bepaald moment werd het verzamelen van wilgentakken voor medicinale doeleinden zelfs strafbaar gesteld. Alle opbrengst van de boom was nodig om gebruiksartikelen als manden en dergelijke te maken. De kruidenvrouwtjes zijn dan moerasspirea, Spirea of Filipendula ulmaria L. voor hetzelfde doel gaan gebruiken.
Ja, zo kan een geneskachtige plant toch in het vergeetboek geraken. Tot dat die Engelse dominee Edward Stone rond 1760 op het idee kwam om de schors tegen koorts te gebruiken. Toch kreeg de bast van Salix alba L. in Europa pas weer echte bekendheid nadat in 1829 de Franse apotheker Leroux een kristallijn glucoside met een koortsverlagende werking had geïsoleerd, het salicine.
Van wilg tot aspirine
Tussen1826 en 1829 werd een farmacologisch actief bestanddeel door Italiaanse, Duitse en Franse wetenschappers geïsoleerd. Tien jaar later, in 1838, werd salicylzuur verkregen uit salicine door de Fransman Piria en in 1852 werd salicylzuur voor het eerst geheel gesynthetiseerd door de Duitser Gerland en een jaar later synthetiseerde de Fransman Gerhardt acetylsalicylzuur. In 1876 rapporteerde Maclagan in the Lancet de succesvolle behandeling van acute en subacute reuma met salicine. In hetzelfde jaar werden door de Duitse artsen Stricher en Reiss de eerste meldingen gemaakt van de klinische toepassing van salicylzuur bij reumatische aandoeningen. Dat werd dan later het nu beroemde medicijn aspirine.
Door het succes van aspirine werd dan de wilgenschors en zoveel andere kruiden opnieuw vergeten tot we eind 20ste eeuw beseften dat deze wilg naast andere medicijnen een plaats kan hebben in het arsenaal van middelen tegen vooral chronische klachten zoals reuma.
Terug naar de wilgenbast
Tegen deze achtergrond is het interessant dat enkele recente studies een nieuwe impuls hebben gegeven aan het onderzoek naar het traditioneel gebruikte wilgen-bast. Uit deze studies is gebleken dat gestandaardiseerd wilgenbastextract werkzaam kan zijn bij lichte tot matige pijn door reumatische aandoeningen en artrose en in het algemeen goed verdragen wordt. Milde bijwerkingen zoals dyspepsie en allergie kunnen optreden. Het lijkt erop, ook gezien het eeuwenlange volksgebruik, dat wilgenbast niet de nadelen van het chronisch gebruik van aspirine en andere NSAID's hebben.
In Amerika geniet wilgenbastextract steeds meer populariteit. Allerlei wilgenbastpreparaten worden er verkocht als natuurlijke pijnstiller zonder ernstige bijwerkingen. In Duitsland is wilgenbast sinds 1984 in de farmacopee opgenomen. De ESCOP (The European Scientific Cooperative on Phytotherapy) heeft in 1997 een monografie van wilgenbast uitgebracht. De indicaties die genoemd worden door de ESCOP en de Duitse Kommission E (de overheidsinstelling die plantaardige geneesmiddelen beoordeelt en monografieën uitgeeft) zijn de behandeling van koorts, symptomatische behandeling van milde reumatische klachten en het verlichten van pijn, waaronder milde hoofdpijn.