Kroketje rundergal? Dierlijke E-nummers in voeding
Iedereen weet dat er E-nummers die zijn goedgekeurd door de Europese Unie verstopt zitten in voedingsmiddelen. De meesten van ons weten dat er goede en slechte, plantaardige en dierlijke E-nummers bestaan, maar er zijn teveel om ze allemaal uit het hoofd te kennen. Als we een ingrediëntenlijst bestuderen, weten we dus eigenlijk niet wat we eten. De fabrikant beslist of ze het E-nummer op de ingrediëntenlijst vermelden of de naam van de desbetreffende stof. De meeste consumenten weten van beiden niet wat ze inhouden. In veel producten die vegetarisch of veganistisch lijken, zitten namelijk wél dierlijke bestandsdelen. Zo kan een onschuldig koekje een drupje luizenbloed bevatten en kunnen sardientjes verstopt zitten in een vegetarische bouillonsoep.
Wat zijn E-nummers?
Een E-nummer is een code voor een stof die is goedgekeurd door de Europese Commissie en het Europese Parlement om te worden toegevoegd in voedingsmiddelen. Naar aanleiding van hun toepassing worden ze in vijftien verschillende groepen ingedeeld, zoals conserveermiddelen, smaakversterkers en antioxidanten. E-nummers met een dierlijke oorsprong dienen als kleurstof, emulgator, verdikkingsmiddel, smaakversterker, glansmiddel, meelverbeteraar, zoetstof of conserveer-, verdikkings- en bindmiddel.
E120: Kleurstof - schildluis
Er is slechts één dierlijk E-nummer dat als kleurstof dient en dat is E120. E120 is een rode kleurstof die ook wel karmijn of cochenille wordt genoemd. De kleurstof wordt gewonnen uit het bloed of de eieren van de schildluis
Dactylopius coccus. Dit insect leeft op specifieke cactussen in Zuid- en Midden-Amerika. Het dier maakt de kleurstof aan ter verdediging tegen aanvallers. Ze worden van de cactussen afgeschept en worden op speciale plantages van cactussen gekweekt.
Voor het verkrijgen van de kleurstof worden de insecten in heet water onder gedompeld, in een oven geplaatst of worden ze gedood met behulp van sterk licht of stoom. De manier waarop de luizen worden gedood bepaalt de intensiteit van de rode kleurstof die ze uitscheiden. De dode insecten worden gedroogd, gemalen en gefilterd. Voor 1 kilo kleurstof zijn ongeveer 155.000 insecten nodig.
Er bestaan twee varianten van E120. E120(i) is de ruwe versie van de kleurstof en bestaat deels uit fragmenten van de gemalen luizen en E120(ii) is de gezuiverde kleurstof. Op etiketten wordt vaak geen onderscheid gemaakt. E120 wordt veelal toegepast voor het kleuren van lekkernijen, zoals koek (onder andere roze koeken), snoep, taart, pudding en ijs, maar bijvoorbeeld ook van vis. De kleurstof is niet alleen in voedingsmiddelen terug te vinden, maar ook in textiel, medicijnen en cosmetica.
E322: Emulgator - kippeneieren
E322 bestaat hoofdzakelijk uit sojaolie of eidooier. Het E-nummer doet dienst als lecithine. Lecithine wordt verkregen uit eidooiers of uit zaden of bonen van oliehoudende planten (voornamelijk soja). Het eigeel of plantaardige olie wordt vrijgemaakt van verontreinigingen, gefilterd en gedroogd, zodat er een bruine pasta overblijft; de zogenaamde lecithine.
Lecithine wordt vaak toegepast als emulgator. Een emulgator is een stof die helpt om twee stoffen te mengen die van nature moeilijk samen te brengen zijn. Vaak gaat het om waterige en vette stoffen die elkaar afstoten en dus niet kunnen mengen. Met behulp van een emulgator is dit wel mogelijk.
E322 dat gemaakt is uit eidooier, hoort op de verpakking te staan vermeld als E322(ei) of als lecithine(ei). Het zit in een grote variatie aan producten, zoals oliehoudende producten, deegwaren en graanproducten, kant-en-klaarmaaltijden en lekkernijen.
E430 - E573: Emulgator en verdikkingsmiddel - mogelijk dierlijke vetzuren
Een grote groep in deze categorie bestaat hoofdzakelijk of gedeeltelijk uit vetzuren. Het gaat hier om de E-nummers: 430 t/m 436, 470 t/m 475, 477 t/m 479, 481 t/m 484, 491 t/m 495 en 570 t/m 573. Deze E-nummers zitten in een grote verscheidenheid aan producten, omdat ze als emulgator worden ingezet of als verdikkingsmiddel dat het voedingsproduct dikker maakt. Zoals boven staat vermeldt, wordt in vele producten een emulgator toegepast. Verdikkingsmiddelen zitten vaak in saus, soep, pudding en deegwaar.
Vetzuren kunnen worden verkregen uit plantaardige en / of dierlijke (voornamelijk varken en rund) bronnen. Het nadeel is dat de herkomst van de vetzuren niet staat vermeld bij het E-nummer. Over het algemeen wordt plantaardig vet gebruikt, omdat deze de goedkoopste is van de twee. Om te achterhalen of er gebruik is gemaakt van dierlijke vetten kan de producent worden gecontacteerd. De producent weet vaak niet wat de samenstelling van het E-nummer is en zal dit moeten navragen bij de leverancier van de vetten.
E626 - E636: Smaakversterker - sardientjes, vlees en koemelk
E-nummers 626 t/m 635 worden voornamelijk gewonnen uit sardientjes of vlees. Ze worden toegepast als smaakversterker die worden toegevoegd aan voedingsmiddelen om de natuurlijke smaak van het eten te versterken. Guanylzuur of guanylaat (E626 t/m E629) is een zuur dat afkomstig kan zijn uit plantenkiemen, gist eencellige schimmels en uit sardientjes. Inosinezuren en inosinaten (E630 t/m E635) zijn zuren die vrijwel altijd afkomstig zijn van vlees of sardientjes. Deze smaakversterkers worden in veel producten gebruikt, omdat er dan veel minder zout nodig is om de smaak van het product te versterken. Enkele voorbeeldproducten zijn kant-en-klaarmaaltijden, bouillonblokjes en chips.
E636, oftewel maltol, is een smaakversterker met een zoete karamelsmaak. Het wordt hoofdzakelijk gewonnen uit de bast van coniferen (voornamelijk lariks), hars van de naalden van de zilverspar of uit gebrande mout (ontkiemde granen). Soms wordt suiker toegevoegd aan de smaakversterker waaronder lactose uit koemelk. E636 wordt onder andere toegepast in koffiearoma's, chocolade, noten en vanille.
E901, E904 en E913: Glansmiddel - bijenwas, luizen en schapenwol
Bijenwas (E901) wordt gemaakt door bijen, maar het bevat geen restanten van de insecten zelf. De vettige substantie die sommige soorten bijen produceren, wordt in de voedingsmiddelenindustrie toegepast als glansmiddel op snoep (hoofdzakelijk kauwgom).
Bron: Ivory, Wikimedia Commons (Publiek domein) Een ander glansmiddel is E904 dat ook bekend staat als schellak. Dit is een harsachtig uitscheidingsproduct van de kleine lakschildluis (
Coccus lacca of de gekweekte soort
Laccifer lacca). Dit is een boomluis die voorkomt op diverse boomsoorten in India en omringende landen. Voor de winning van dit glansmiddel wordt de lak van de bomen geschraapt, gezuiverd en toegepast op bonbons en suikergoed. Daarnaast wordt het gespoten op vruchten die door de harsachtige laag beter bestand worden tegen weersinvloeden. Het is onduidelijk of bij de winning van schellak ook levende luizen worden verzameld. De luizen kapselen zich namelijk volledig in met de lak.
E913 wordt gewonnen uit schapenwol en wordt ook wel lanoline genoemd. Het is een vettige stof die voorkomt in de wol van schapen. Nadat de schapen zijn geschoren, wordt het wol gewassen, gedroogd en gereinigd. Het vet dat overblijft, wolvet, wordt gebruikt als de basis van kauwgom.
E920 en E921: Meelverbeteraar - eendenveren, dierlijke haren en menselijke haren
E920 en E921 (L-Cysteïne) bestaat uit eiwitten die onder andere worden gewonnen uit eendenveren, menselijke haren en dierlijke haren van hoofdzakelijk paarden, runderen en varkens. De veren en haren worden gesplitst met behulp van een hydrolysereactie, die ervoor zorgt dat de bouwstoffen uiteenvallen en onder andere eiwit overblijft.
China is één van de grootste producenten van het E-nummer. Onderzoek naar Chinese fabrikanten in 2014 heeft uitgewezen dat de eiwitten voor 80 procent afkomstig zijn uit mensenhaar en 20 procent uit eendenveren. Ongeveer 10 procent van de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie gebruikt E920 en E921 dat afkomstig is uit China. De E-nummers worden toegevoegd in deegwaren om de structuur te verstevigen.
E966: Zoetstof - melk
Dit E-nummer, ook wel lactitol genoemd, wordt verkregen uit lactose. Lactose is een suiker die voorkomt in de melk van alle zoogdieren. Het heeft bijna een keer de zoetkracht van suiker en wordt veel gebruikt in voedingsmiddelen, lekkernijen (zoals kauwgom en snoep), deegwaren en sauzen.
E1000: Emulgator - rundergal
E1000, oftewel cholinezuur, is galsap dat door de lever wordt uitgescheiden en in de galblaas wordt opgeslagen. E1000 kan zijn gewonnen uit de galblaas van runderen, maar kan ook synthetisch worden gemaakt. Het sap zit vaak verwerkt in eivoer en dient als emulgator. Eivoer kan zitten in deegwaar, zoals koeken, pannenkoekmixen en in paneermeel dat je kroket een krokant jasje geeft.
E1105: Conserveermiddel - kippeneieren
E1105 bevat net als E322 bestandsdelen uit kippeneieren. E1105 staat ook bekend als lysozym; een enzym die wordt verkregen uit kippeneiwit. Het enzym valt bacteriën aan en remt daardoor de groei van de bacteriën. Het E-nummer doet dienst als conserveermiddel in babyvoeding en in bier.
Vervallen E-nummers: Gelatine
E441, E485 en E640 bestaan uit gelatine. Dit zijn eiwitten uit botten en huiden van verscheidene slachtdieren. De botten en huiden worden behandeld met zuur, zodat alleen het collageen (een eiwit in botten, huiden, pezen, kraakbeen en tanden) overblijft. Sinds de BSE-crisis (Bovine Spongiforme Encefalopathie of gekkekoeienziekte genoemd) in 2001 wordt runderafval zelden meer gebruikt. Sindsdien wordt gelatine hoofdzakelijk gemaakt van afval van kippen, varkens en vissen.
Gelatine wordt gebruikt als verdikkings- en bindmiddel. De toevoeging van gelatine zorgt ervoor dat het product een gel-achtige substantie krijgt. Het komt veel voor in lekkernijen (zoals drop), nagerechten en deegwaren. Steeds vaker wordt gelatine voluit geschreven op etiketten. E640 staat wel als E-nummer op de ingrediëntenlijst genoteerd, aangezien deze stof bestaat uit glycine. Glycine kan uit gelatine of uit synthetische stoffen zijn gemaakt.
Lees verder