Gastcellen in bindweefsel
Alle weefsels in het menselijk lichaam zijn opgebouwd uit cellen. Zo ook het bindweefsel. De cellen die de componenten waaruit het bindweefsel is opgebouwd, maken, noemen we fibroblasten. Zij komen van oorsprong ook gewoon uit het bindweefsel. Er zijn echter ook cellen die niet van oorsprong in het bindweefsel komen, maar die het bindweefsel in migreren. Deze cellen noemen we gastcellen.
Gastcellen zijn er in vele soorten en maten. Met de microscoop kan onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende cellen, mits deze zijn aangekleurd. De meest voor de hand liggende gastcellen zijn de vetcellen. Zij komen niet van oorsprong in het bindweefsel voor en we noemen ze dus, ondanks dat ze na migratie bij het bindweefsel horen, gastcellen. Vrijwel alle andere gastcellen zijn immunologisch van aard. Deze zijn onder te verdelen in granulocyten en agranulocyten.
Granylocyten
Granulocyten zijn cellen die granula (kleine korreltjes) bevatten. Ook de granulocyten zijn weer onder te verdelen in verschillende soorten, te weten: neutrofiele granulocyten, eosinofiele granulocyten, basofiele granulocyten en mestcellen.
Neutrofiele granulocyten
Neutrofiele granulocyten maken onderdeel uit van het bloed; het zijn daarmee leukocyten. 50-60% van de leuocyten is neutrofiele granulocyt. Neutrofiele granulocyten zijn groter dan rode bloedcellen en ze fagocyteren bacteriën. Dat wil zeggen dat ze ze opnemen. Neutrofielen kunnen in twee vormen voorkomen, namelijk een rijpe en een onrijpe vorm. Beide zijn afzonderlijk te onderscheiden op de vorm van de kern. De rijpe vorm is polymorfkernig (gelobde kern) en de jonge vorm heeft een bandvormige kern (linkse plaatje). Neutrofielen zijn bij een infectie altijd als eerste ter plaatse, maar ze zijn niet constant in het bindweefsel aanwezig. Migratie gebeurt alleen als reactie op een signaal vanuit het bindweefsel.
Eosinofiele granulocyten
Eosinofiele granulocyten komen in mindere mate voor in het bloed. In tegenstelling tot de neutrofielen komen eosinofielen wel 'zomaar' voor in het bindweefsel. Hier is geen specifiek signaal voor nodig. De functie van eosinofiele granulocyten is het bestrijden van worminfecties en het moduleren van de immuunrespons. Kenmerkend voor deze soort granulocyten is de aanwezigheid van ovale granula.
Basofiele granulocyten
Basofiele granulocyten hebben een gelobde kern, maar deze kun je met de microscoop niet goed herkennen. De oorzaak hiervan is dat de kern en de aanwezige granula beide donker aankleuren. De functie van de basofielen is het moduleren van de immuunrespons. Daarnaast zijn deze cellen ook betrokken bij het ontstaan en de regulatie van allergische reacties.
Mestcellen
Mestcellen zijn te herkennen aan hun ronde kernen en het feit dat ze vol zitten met granula (veel voller dan de andere granulocyten). De functies van de mestcellen zijn gelijk aan de functies van de basofielen: ze moduleren de immuunrespons en zijn betrokken bij allergische reacties.
Agranulocyten
Agranulocyten zijn cellen die geen granula bevatten. De agranulocyten zijn onder te verdelen in: lymfocyten en macrofagen.
Lymfocyten
Lymfocyten zijn groter dan erythrocyten en ze hebben een grote kern en weinig cytoplasma. Lymfocyten zijn onder te verdelen in B-cellen en T-cellen, maar lichtmicroscopisch zijn deze niet te onderscheiden. Wanneer B-cellen worden geactiveerd, worden het plasmacellen die wel zijn te onderscheiden van T-cellen. plasmacellen zijn te herkennen aan hun grote, basofiele cytoplasma, een excentrische radvormige kern en een licht gebied vlakbij deze kern: het Golgi-complex.
Macrofagen
Macrofagen hebben een ronde of niervormige kern (met duidelijke nucleolus). Deze kernen liggen excentrisch; dat wil zeggen, niet in het midden van de cel. Macrofagen hebben veelal uitlopers van het cytoplasma. In dit cytoplasma liggen veel verschillende blaasjes waarvan de inhoud wordt gebruikt om de opgenomen bacteriën te doden.