Patiëntenrechten in België
In de relatie beroepsbeoefenaar met patiënt, is de patiënt altijd de zwakste partij. In het overheidssysteem is daarom het principe van gelijkheid voorzien om de zwaksten te beschermen. Om deze reden zijn vanaf 2002 alle overal bestaande rechten voor patiënten in de gezondheidszorg, samengebracht en omschreven in een taal die iedereen begrijpt: patiëntenrechten. Patiënten zijn dus een actieve partner in de gezondheidszorg. De dag van vandaag kennen meer en meer patiënten hun rechten, soms zelfs beter dan hulpverleners, al is toch een groot deel patiënten onbekend met deze rechten.
Recht op kwaliteitsvolle dienstverlening
Geen discriminatie
Een hulpverlener werkt met alle patiënten zonder zich discriminerend op te stellen. Hij dient iedereen met het volste respect te behandelen. Morele, culturele, religieuze en filosofische waarden of overtuigingen, sociale klasse, handicap, seksuele geaardheid enzovoort mogen hierbij met andere woorden geen enkele rol spelen. Daarnaast verdient de patiënt respect inzake zijn autonomie. Autonomie bekomt de patiënt alleen als hij deel mag uitmaken van het beslissingsproces.
Therapeutische exceptie
Voor hulpverleners bestaat een therapeutische exceptie (uitzondering). Zo valt bijvoorbeeld niemand te dwingen om mee euthanasie uit te voeren, terwijl dat toch wettelijk geregeld is en een recht is van een patiënt. Niemand moet namelijk iets doen dat ingaat tegen zijn geweten. Als een patiënt onredelijke eisen stelt die ver over de normale grenzen gaan, hoeft niemand deze in te willigen. Heeft een hulpverlener grenzen, dan moet hij dat duidelijk melden in het medisch dossier.
Recht op vrije keuze van beroepsbeoefenaar
Het recht op de keuze van een vrije zorgverlener zorgt voor een duurzame zorgrelatie. Iedereen mag vrij zijn beroepsbeoefenaar kiezen, maar wel in de mate van het mogelijke. Zo mag een patiënt hulp weigeren, behalve in noodsituaties, of als hij dringende zorgen nodig heeft. Weigert de patiënt hulp, dan is de arts toch nog verantwoordelijk en moet hij zoeken naar een andere mogelijkheid. Als maar één zorgverlener actief is in een bepaalde discipline, dan is er geen keuzevrijheid voor de patiënt. Bijgevolg moet de arts hem hierover informeren. Bij een weigering bekijkt een hulpverlener best het probleem van de weigering. Wat is het conflict en wat is de vertrouwensbreuk? Een patiënt mag steeds (indien mogelijk) zijn keuze herzien.
Patiënten worden mondiger en mondiger en hebben al maar meer vragen. Iedere beroepsbeoefenaar moet op een vriendelijke manier spontaan iets over zijn discipline en over de gezondheidsstatus en de vermoedelijke evolutie van de patiënt meedelen, zelfs als de prognose ongunstig is.
Veelal geldt dat des te moeilijker of belangrijker de situatie is, des te meer informatie nodig is. Een patiënt heeft bijvoorbeeld eveneens recht op informatie omtrent de financiële gevolgen van een bepaald onderzoek of een bepaalde behandeling of ingreep. De informatieweergave gebeurt in een duidelijk jargon. De patiënt verneemt informatie best spontaan zodat hij dit niet zelf allemaal opvragen. In principe is het voldoende dat de informatieweergave mondeling gebeurt, maar op vraag van de patiënt, moet het schriftelijk gebeuren.
De schending van dit patiëntenrecht komt in de praktijk frequent voor. Zo gaat informatie bijvoorbeeld snel verloren in een grote organisatie.
Door een patiënt
Patiënten zijn niet altijd rationeel. Zij komen met een probleem, ze zijn ongerust of bang, … waardoor ze maar de helft van alle informatie opslaan. Ze nemen niet scherp waar want ze zijn bezig met hun eigen verhaal. Daarnaast zijn patiënten selectief en kiezen ze met wie ze willen praten. Soms is hij niet altijd eerlijk of durft hij niet alle symptomen of problemen aan te geven uit schroom.
Door een zorgverlener
Een arts weigert in sommige situaties wel om bepaalde informatie te geven omdat hij oordeelt dat de info die hij heeft, meer schade toebrengt aan de patiënt dan het niet te melden. Wanneer bijvoorbeeld iemand met
hartproblemen is opgenomen in het ziekenhuis en de zus van de patiënt heeft net een ongeval gehad, dan gaat de arts eerst proberen om de patiënt beter en stabieler te maken alvorens deze informatie mee te geven. Deze therapeutische exceptie dient de zorgverlener ten alle tijden te noteren in het medisch dossier en de achtergehouden informatie is maar een tijdelijk karakter, want hij moet dit dus later wel meegeven aan de patiënt.
Familieleden
Met het geven van informatie aan familieleden dient een zorgverlener zeer voorzichtig te zijn. Zo is het beroepsgeheim en de privacy voor de patiënt erg snel geschonden. Telefonisch meldt een zorgverlener best dat hij weigert telefonisch advies te geven. Aan de lijn hangt namelijk evengoed een werkgever, verzekeringsinstantie of advocaat. Wanneer een zorgverlener hiervoor een gedegen uitleg geeft die duidelijk gemotiveerd is, brengen de meeste mensen hiervoor begrip op. Werkgevers en andere instanties zetten daarom best al hun vragen en andere informatie op papier.
Recht op toestemming
Een patiënt moet volledig geïnformeerd zijn, anders is het geven van een toestemming niet mogelijk. Hij moet weten welke de gevolgen zijn van een ingreep, wat het betekent voor de rest van zijn leven enzovoort. Hij geeft met andere woorden enkel maar toestemming als hij voldoende geïnformeerd is. De zorgverlener geeft daarom tijdig en uitdrukkelijk mondelinge informatie aan de patiënt. Soms geeft een patiënt geen toestemming. Dan zoekt de zorgverlener best de vraag achter de vraag: waarom doet of reageert iemand zo? Hierdoor valt de weigering beter te plaatsen.
Steeds toestemming vragen
Maar al te vaak gaat een arts een kamer binnen en neemt hij ongevraagd bloed af bij de patiënt. Of een verpleegkundige wast een patiënt zonder hiervoor de toestemming te vragen bij patiënt. Dit zijn enkele klassieke voorbeelden van hoe het niet moet. Voor elke tussenkomst moet een zorgverlener namelijk toestemming vragen aan de patiënt. Dit moet niet altijd met een formulier of op schriftelijke wijze gebeuren, maar de toestemming moet dat wel steeds voorafgaand en tijdig. Patiënten hebben namelijk het recht op fysieke integriteit. Het eigen lichaam is onaantastbaar. Een patiënt mag dus bepalen wie, wanneer en hoe een zorgverlener aan zijn lichaam komt. In een ziekenhuis is dat niet eenvoudig want iedereen komt aan het lichaam van de patiënt. Het recht op fysieke integriteit staat niet in de wetgeving maar heel wat wetgeving is hierop gebaseerd, bijvoorbeeld bij de aanranding op de eerbaarheid, in verkrachtingszaken enzovoort.
Toestemming uitleiden uit gedrag
Soms leidt een zorgverlener uit gedrag af dat een patiënt reeds de toestemming geeft, bijvoorbeeld als hij zijn mouw opstroopt. Een mogelijke valkuil is dat hij een toestemming direct afleidt als een patiënt zwijgt. Een patiënt die niets zegt, is echter niet gelijk aan een patiënt die de toestemming geeft.
Grenzen behandeling
Een hulpverlener moet bovendien respect tonen voor de grenzen van een behandeling. Bij een terminale patiënt neigen dokters soms naar het blijven aanbieden van zorg, en blijven ze daardoor verder behandelen. Als een patiënt inziet dat hij bijvoorbeeld nog maar gemiddeld zes maanden te leven heeft, vraagt hij zich mogelijk af waarom alle scans, bloedafnames enzovoort nog nodig zijn. Hij weigert dan mogelijk om verdere behandeling. Hij kiest dan misschien niet voor de extra tijd maar wel voor kwaliteit van het leven die hij nog heeft: de beroepsbeoefenaar moet deze keuze respecteren en dit zeker in het medisch dossier noteren. Soms is hiervoor discussie maar in de meeste gevallen wint de patiënt.
Niet-behandelingsbeslissing
Een niet-behandelingsbeslissing is een beslissing tot niet-behandeling. Dit uit zich in een negatieve wilsverklaring. Dit is met name handig voor terminale patiënten of bij bejaarden die naar een rust- en verzorgingstehuis gaan. De zorgverlener dient dit te eerbiedigen indien de patiënt dit schriftelijk gemeld heeft en toen wilsbekwaam was.
Noodsituaties
Bij spoedgevallen moeten artsen wel handelen en zullen ze achteraf wel uitleggen wat ze gedaan hebben aan de patiënt. Artsen dienen wel rekening te houden met een eventuele negatieve wilsverklaring.
Rechten in verband met het patiëntendossier
Inhoud medisch dossier
Elke patiënt heeft een patiëntendossier en daar mag hij op vraag een kopie van krijgen, of hij vraagt inzage in het dossier. Hij dient hiervan een kopie te krijgen binnen vijftien dagen. Verpleegkundige dossiers moeten twintig jaar bewaard blijven, anderen vijftien jaar. Patiënten mogen bepaalde informatie laten opnemen in hun dossier zoals bijvoorbeeld de planning van hun levenseinde. Ook wilsverklaringen mogen in het dossier staan.
Een zorgverlener moet in een dossier alles correct noteren. Een hysterische dochter is bijvoorbeeld niet hetzelfde als een overbezorgde dokter. Niet-aanstotend taalgebruik is met andere woorden belangrijk en daarom een tip voor een zorgverlener.
Enkel voor patiënt
Soms komt een zorgverlener onder druk te staan door anderen, bijvoorbeeld door de werkgever, een verzekeringsmaatschappij of een advocaat van een patiënt. Hij stuurt daarom best alle documenten naar de patiënt zodat hij zelf bepaalt aan wie hij welke documenten bezorgt.
Inzage door anderen
Na een gemotiveerde vraag, bekijkt iemand met begeleiding van een beroepsbeoefenaar het dossier in na het overlijden van de patiënt.
Als er vermoedens zijn van een medische fout, of een fout bij verpleegkundigen, stelt het ziekenhuis vaak experten van andere ziekenhuizen aan. Zij gaan dan eerst een dossier inkijken. De kwaliteit van het dossier zegt vaak iets over de kwaliteit van de dienstverlening. In een goed dossier staan correcte woorden zonder verbloeming van de waarheid. Dit zegt vaak iets over de kwaliteit van de dienstverlening naar die patiënt toe.
Recht op bescherming van privacy
Blijft privé
Het privéleven van de patiënt vereist ten alle tijden bescherming. Het schaden hiervan mag met andere woorden nooit gebeuren. Informatie over de patiënt gaat in geen enkel geval naar familieleden. Verder mag de hulpverlener nooit informatie die hij krijgt in het kader van de uitoefening van zijn beroep, doorgeven aan anderen. Dit is geheim en mag hij enkel delen met hulpverleners die betrokken zijn bij de patiënt waarmee hij samenwerkt. Soms is het wel moeilijk om de privacy van de patiënt te waarborgen, bijvoorbeeld in een ziekenhuisruimte met vier slaapkamers.
Grenzen
Soms moet de hulpverlener in een ziekenhuis gegevens vrijgeven in het kader van een gerechtelijk onderzoek bijvoorbeeld bij familiaal geweld, kindermishandeling (meldingsplicht), oudermishandeling (meldingsplicht). Als gevolg hiervan wordt het recht op bescherming van de privacy opgeheven, maar hiervoor moet wel een duidelijke indicatie zijn.
Recht op pijnbestrijding
Niemand hoort
pijn te hebben. Daarom dient een zorgverlener steeds aandacht te hebben voor pijn bij de patiënt. Zo probeert hij zo goed mogelijk de pijn te voorkomen, te behandelen en te verzachten.
Klachtrecht
Elke ziekenhuis moet een ombudsman hebben. Elk ziekenhuis heeft klachtrecht en heeft dit nodig. Patiënten die denken dat één van hun rechten geschaad zijn, zijn welkom bij de ombudsdienst. Een bemiddelaar moet beide partijen horen zodat hij samen met de patiënt zoekt naar een oplossing. Hij brengt eveneens de patiënt en arts samen.