Fysiologische meetmethoden
Soms wil men een bepaald lichaamsdeel onderzoeken wat niet direct zichtbaar is met het blote oog of zelfs onzichtbaar is voor het blote oog. Met behulp van fysiologische meetmethoden kan men toch informatie verkrijgen over de werking, niveau's en veranderingen van bepaalde lichaamsdelen- en functies.
Telemetry
De meeste fysiologische metingen worden verkregen door ongevaarlijke elektrodes, of sensoren, die op de huid geplaatst worden. Beweging wordt echter belemmerd omdat men met draden verbonden zit aan de machine. Telemetrie probeert hier verandering in te brengen door uitzenden van elektrische signalen van de deelnemer naar de machine te creëren.
Fysiologische meetmethoden
Er zijn drie fysiologische meetmethoden:
- Elektrodermale activiteit: bij deze techniek worden 2 elektrodes geplaatst op een van de handpalmen. Vervolgens wordt er een zeer laag voltage elektriciteit door de elektroden gestuurd, welke vervolgens aan het andere eind van de elektrode weer opgevangen wordt. De onderzoeker bekijkt hoe goed de handpalm de elektriciteit geleid heeft en trekt aan de hand daarvan conclusies over de activiteit van het sympathische zenuwsysteem.
- Cardiovasculaire activiteit: deze techniek meet onder andere bloeddruk en hartslag. Bloeddruk is de druk die het bloed uitoefent op de wanden van de aders en is er in twee vormen, diastolische (dit is het hoge getal en meet de sterkte van het samentrekken van de hartspier) en systolische druk (dit is het lage getal en meet de restdruk tussen twee keer samentrekken van de hartspier). Hartslag wordt uitgedrukt is BPM (beats per minute) en meestal wordt de interval tussen twee hartslagen gemeten. Bloeddruk en hartslag stijgen bij inspanning en stress. Mensen bij wie de bloeddruk en hartslag meer dan gemiddeld stijgt behoren vaak tot het type A persoonlijkheid.
- Hersenactiviteit: wordt meestal gemeten met behulp van het EEG (electroencephalogram), hiermee kunnen verschillende hersendelen bekeken worden. Op deze manier kan men onderzoeken welke hersengebieden bij bepaalde taken actief zijn, dit kan ook met behulp van het toedienen van stimuli.
Tegenwoordig wordt ook gebruikt gemaakt van PET (positron emission tomography) en fMRI (functional magnetic resonance imaging).
PET
Een PETscan brengt de veranderingen in de stofwisseling van cellen in beeld. Dit gebeurt door een kleine hoeveelheid radioactieve stof in het lichaam in het te onderzoeken lichaamsdeel in te brengen en de verandering vervolgens bestuderen met een speciale scanner.
fMRI
Met behulp van fMRI kan de activiteit van de hersenen gemeten worden en zichtbaar gemaakt worden met een speciale computer die een drie-dimensionaal beeld produceert. fMRI is gebaseerd op het principe van dat een verhoogde activiteit van een bepaald hersendeel gepaard gaat met een sterkere doorbloeding van deze gebieden. Dit zorgt voor een verandering in het hemoglobine welke zichtbaar is voor de fMRI-detectoren.
Biochemie
Naast bovenstaande meetinstrumenten wordt soms ook nog gebruik gemaakt van biochemische analyses van bloed en speeksel. Sommige chemicaliën in het bloed zijn gerelateerd aan bepaalde gedragingen, zoals een verhoogde bloeddruk. Verlegen kinderen hebben bijvoorbeeld een hoog niveau van cortisol, MAO (monamine oxidase) speelt een rol bij sensation-seeking en testosteron heeft te maken met agressiviteit.