Maagsonde controleren op juiste ligging door meten pH-waarde
Een maagsonde is een katheter (dun slangetje) dat in de maag uitkomt. Patiënten krijgen een maagsonde geïndiceerd wanneer het hen niet zelfstandig lukt om voeding tot zich te nemen. Via de sonde wordt dan vloeibare voeding, drinken en zo nodig medicatie toegediend. Door het meten en controleren van de pH-waarde kan bepaald worden of de neusmaagsonde op de juiste positie ligt.
Sondes
Er zijn verschillende soorten sondes met elk hun eigen indicatie. De meest bekende sonde is de neusmaagsonde. Deze katheter wordt via de neus ingebracht en het uiteinde komt in de maag te liggen. De maag kan ook bereikt worden door middel van een katheter die door de huid wordt geplaatst. Zo een sonde heet een PEG-sonde (percutane endoscopische gastronomie). Deze sonde wordt vaak gebruikt wanneer een patiënt voor langere tijd (minstens 6 weken) sondevoeding toegediend moet krijgen. Er zijn ook voedingssondes die via de neus worden ingebracht, maar waarbij het uiteinde iets verder in het spijsverteringskanaal ligt. Het uiteinde ligt dan bijvoorbeeld in de dunne darm. Dat wordt gedaan wanneer de maag ontlast moet worden.
Neusmaagsonde inbrengen
Een neusmaagsonde inbrengen gebeurt meestal door een verpleegkundige in het ziekenhuis, een verpleeghuis of in de thuissituatie door een wijkverpleegkundige. Het inbrengen van de sonde moet altijd worden geïndiceerd door de arts. De sonde (slangetje van ongeveer 110 tot 130 centimeter) wordt via de neus ingebracht. Daarbij is het van belang dat de patiënt zo goed mogelijk rechtop zit en een eventueel stop-teken kan geven. Wanneer de neusmaagsonde op de juiste manier is geplaatst is het belangrijk om de positie van de sonde te controleren, alvorens te starten met de sondevoeding.
Controleren van de positie van de neusmaagsonde
De sondevoeding moet in de maag terecht komen. Om die reden is de sonde immers ingebracht. Per abuis kan de sonde ook in de dunne darm of de longen geplaatst zijn. Wanneer sondevoeding in de longen terecht zou komen, zou de sondevoeding in de longen komen en zo schade aan de patiënt doen. De patiënt zou dan een aspiratielongontsteking kunnen ontwikkelen. Aangezien de verpleegkundige van de buitenkant niet kan zien of de sonde goed ligt, moet dit gecontroleerd worden. Daarom neemt de verpleegkundige na het inbrengen van de sonde wat aspiraat op met een spuit. De lege spuit wordt op het uiteinde van de sonde gezet en de verpleegkundige zuigt wat vocht op. Dit vocht wordt op een meetstrip gegoten, of de strip wordt in het opgetrokken vocht gedipt. Het stripje bevat kleurvakjes die bij een bepaalde pH-waarde horen. Het vakje krijgt een bepaalde kleur, waarvan de pH-waarde direct van is af te lezen.
pH-waarde van de maag
De maag is een zure omgeving. Zuurder dan bijvoorbeeld de longen of de dunne darm, waar de neusmaagsonde ook per ongeluk uitgekomen kan zijn. Bij het meten van de pH-waarde is het belangrijk te weten dat de maag een pH-waarde heeft van 5,5 of lager. Is de pH-waarde hoger dan 5,5, dan is de kans groot dat de sonde niet in de maag ligt. De sondevoeding mag dus niet gestart worden. In dat geval kan er een röntgenfoto gemaakt worden om te positie van de sonde te controleren. Op de foto kan gezien worden of het uiteinde van de sonde in de maag ligt. Als dat niet het geval is moet de sonde verwijderd worden en opnieuw worden ingebracht.