De anatomie & fysiologie van de cel
Mensen hebben wel miljarden cellen in hun lichaam. De Latijnse naam voor cellen is Cyt. De cellen zijn een soort bouwstenen van het lichaam. Zelfs ons skelet bestaat uit cellen en het skelet word dan ook 12 keer in je leven helemaal vervangen. Uiteraard gaat dit wel cel voor cel waardoor wij er niks van merken. In dit artikel leest u meer over de anatomie & fysiologie van de cel.
De anatomie van een cel
Cellen hebben onderdelen nodig om zelfstandig te kunnen functioneren. Elke cel heeft dan ook een eigen:
- voortplanting
- ademhaling
- stofwisseling
- energievoorziening
De cel heeft dus ook een soort van organen. Deze organen noemen we celorganellen. De volgende celorganellen zijn te onderscheiden:
- Celmembraan: Dit is een vliesje dat de cel omsluit. Het vliesje is doorlaatbaar voor sommige stoffen. Dat de ene stof wel door kan en de ander niet word ook wel membraan semipermeabel genoemd.
- Cytoplasma: Dit is het vocht waarin de organellen drijven. In dit vocht vind men opgeloste stoffen, zouten, eitwitten, suikers en vetten.
- Nucleus (celkern): In dit gedeelte bevinden zich de chromosomen. Dit zijn lange draden met erfelijk materiaal. Deze chromosomen bestaan als het ware uit DNA oftewel Desoxynucleinezuur. Een variant hierop is het RNA (ribonucleïnezuur) maar deze bevind zich niet in de kern. RNA is een onderdeel in het DNA dat zorgt dat bepaalde genetische informatie gekopieerd kan worden. RNA is normaal gesproken een enkele streng en DNA een dubbele.
- Centriolen: Deze organellen komen alleen voor bij celdelingen. Deze geven de plaats aan waarnaar de twee helften van het erfelijk materiaal reizen.
- Mitochondriën: Leveren energie aan de cel. In dit organel worden voedingsstoffen verbrandt waardoor er energie vrijkomt.
Fysiologie van de cel
Cellen hebben een aantal verschillende functies. Sommige functies vind men in alle cellen terug. Deze worden de algemene celfuncties genoemd. Deze celfunctie heeft min of meer het doel om de cel in leven te houden. Voorbeelden van de functies zijn:
- stofwisseling
- energievorming
- afvalstoffenafgifte
Sommige cellen hebben specifieke functies. Deze cellen die een specifieke functie samen hebben word ook wel weefsel genoemd. Voorbeelden van specifieke functies zijn:
- Transport van zuurstof door rode bloedcellen
- Samentrekken van spieren
- Absorberen van voedingsstoffen door de darmwandcellen
Celdeling
Als cellen een aantal organellen hebben verdubbeld kan een cel zich in tweeën delen. Dit proces word ook wel mitose genoemd. De dochtercellen zijn in eerste instantie ongeveer de helft van de grootte van de moedercel. Deze dochtercellen groeien snel door de opname van stoffen en het vasthouden van vocht. De dochtercel is een exacte kopie van de moedercel.
Dan hebben we ook nog meiose. Dit houd in dat de dochtercellen qua erfelijk materiaal verschillen met de moedercellen. Bij deze celdeling ontaan:
- geslachtcellen
- eicel
- zaadcel
Fases mitose
Fase 1:
De chromosoomdraden die tijdens de rustfase van celcyclus zijn verdubbeld rollen zich op tot korte stompjes. De chromosoomdraden zijn op dit moment duidelijk te bezichtigen onder de microscoop. Elke normale cel heeft 2 chromosomen één van de moeder en één van de vader. De kernmembraan verdwijnt, maar de centriolen verschijnen en verplaatsen zich naar de rand van de cel.
Fase 2:
Vanuit de centriolen groeien draden naar de opgerolde chromosomen. De chromosomen gaan hierbij op een rij liggen in het midden van de cel.
Fase 3:
Door een splijting van het centromeer worden de twee dochterchromosomen van elkaar gescheiden. Deze chromosomen worden door de centriolen in de hoek van de cel getrokken.
Fase 4:
De andere celorganellen verdelen zich over de celhoeken. De celmembraan wikkelt een cel in waardoor er twee kleine dochtercellen zijn ontstaan.
Verschil meiose
De eerste fase is bij meiose hetzelfde als bij mitose. In fase twee gaan echter de chromosomen paarsgewijs op een rij liggen in het midden van de cel. In fase 3 vind er geen splijting plaats, hierdoor worden de twee chromosomen bij elkaar gehouden. Er ontstaan zo uiteindelijk twee dochtercellen die ieder de helft van het oorspronkelijk materiaal bevatten.