Anatomie: Cellen, de fundamentele bouwstenen van ons lichaam
Cellen. Ze zijn een belangrijke bouwsteen voor ons lichaam. Ze zorgen ervoor dat wij kunnen leven en ze vullen belangrijke processen voor ons lichaam in. Alles in ons lichaam bestaat uit cellen. Cellen hebben een eigen levenscyclus, ook wel een celcyclus genoemd. Cellen kunnen zich ontwikkelen tot heel veel andere cellen; met een mooi woord noemen we dat differentiatie. En daarbij vergeten we bijna het belangrijkste deel. Hoe is de cel eigenlijk opgebouwd? Alle anatomie van de cel op een rijtje.
Fundamentele bouwstenen
Cellen zijn de basis van alles wat er in ons lichaam zit. Ze zijn een fundamentele bouwsteen voor ons lichaam. Dat kun je goed zien in het volgende rijtje:
- Het begint allemaal bij één cel.
- Als je een groepje cellen hebt met dezelfde vorm en functie, dan heb je een weefsel.
- Als je verschillende samenwerkende weefsels hebt die samen een bepaalde functie uitoefenen, heb je een orgaan.
- Heb je een groep samenwerkende organen (Bijvoorbeeld maag, dunne darm, dikke darm, lever en
galblaas) die samen een bepaalde functie uitoefenen? (In dit geval spijsvertering) Dan heb je een
organenstelsel.
Zo zie je duidelijk dat cellen heel belangrijk zijn in de opbouw van je lichaam. Zonder cellen kan je gewoon niet leven.
Wat kan een cel allemaal?
Een cel is de kleinste levende zelfstandige eenheid in ons lichaam. Ze hebben niet allemaal dezelfde vorm en functie. Verder zie je bij een cel alle kenmerken van leven terug komen. De kenmerken van leven zijn:
- stofwisseling
- groei
- voortplanting
- aanpassen (adaptatie)
- prikkelbaarheid
- prikkelverwerking
- beweging
De anatomie van de cel
De anatomie van de cel betekent niets meer dan: hoe is een cel eigenlijk opgebouwd? Dat is handig om te weten als je verder wil gaan nadenken over de soorten cellen die er zijn en wat voor functies een cel allemaal heeft.
Het celmembraan
Het celmembraan vorm de begrenzing van een cel. Het is een soort van wand die de omgeving van de cel en het cytoplasma van elkaar afschermt. Ook zorgt het cytoplasma voor de uitwisseling van stoffen tussen de cel en de omgeving van de cel. Dat noem je met een mooi woord osmose. Meer daarover verderop in het artikel.
Het cytoplasma
Het cytoplasma is een vloeibare en stroperige substantie die aan de binnenkant van een cel ligt. Het cytoplasma is steeds wisselend van samenstelling. In het cytoplasma liggen verschillende organellen. De organellen worden straks benoemd.
De celkern
In de celkern ligt je DNA opgeslagen. DNA is erfelijk materiaal. Om de celkern heen zit een kernmembraan. Je kan een kernmembraan vergelijken met een celmembraan. Maar de kernmembraan scheidt in dit geval de kernplasma van het cytoplasma. De kernplasma is een vloeibare en stroperige substantie die zich rondom de celkern bevindt. In de celkern zelf bevindt zich een nucleus. De nucleus is de exacte locatie in je celkern van je DNA.
Het celmembraan, het cytoplasma en de celkern vormen samen de basis van de anatomie van de cel. De onderstaande onderdelen van de cel zijn de organellen. De organellen bevinden zich allemaal in het cytoplasma en hebben te maken met de stofwisseling van een cel en met het transport van bepaalde stoffen.
Het golgicomplex
Het golgicomplex zorgt voor de transport van eiwitten in de cel.
De centriolen
De centriolen spelen een belangrijke rol bij de celdeling. Bij zowel mitose (gewone celdeling) en meiose (reductiedeling).
Het endoplasmatisch reticulum
Het endoplasmatisch reticulum speelt een belangrijke rol bij het aanmaken van eiwitten en vetten in een cel.
De ribosomen
De ribosomen spelen een rol bij de eiwitaanmaak in de cel.
De lysosomen
De lysosomen zorgen voor de afbraak van de eiwitten, vetten en suikers in de cel. De lysosomen kun je zien als een afvalverwerking van de cel.
De mitochondriën
De mitochondriën spelen een rol bij de verbranding van suikers en eiwitten in de cel.
Het transport via het celmembraan
In een cel bestaan er twee soorten transport. Actief en passief transport. Actief transport kost de cel energie. Passief transport levert de cel energie op. Er zijn drie soorten passief transport:
Diffusie
Een proces waarbij een stof zich gelijk verdeeld over een ruimte. Bijvoorbeeld; als je met een bus deodorant spuit, verdelen de moleculen van de geur zich gelijk over de ruimte zodat je overal in de ruimte de geur kan ruiken.
Osmose
Een proces waarbij watermoleculen zich over een membraan bewegen zodat de concentratie opgeloste stoffen aan beide kanten gelijk is. Bij dit proces komt het celmembraan weer ter sprake. De celmembraan is een scheiding tussen de omgeving van de cel en het cytoplasma. Om de cel te voorzien van voedingsstoffen schuiven watermoleculen met daarin dus bruikbare stoffen voor de cel over het celmembraan heen, en het celmembraan laat de bruikbare stoffen voor de cel door, door middel van hele kleine gaatjes in de wand van het celmembraan. En dat noemen we osmose.
Filtratie
Filtratie is verplaatsing van een vloeistof door een membraan. Sommige opgeloste deeltjes kunnen bij dit proces niet door de kleine gaatjes die in het celmembraan zitten heen, en worden er dus uit gefilterd omdat ze te groot zijn. Je kan het vergelijken met een koffiefilter. Je giet heet water op de koffie en het filter laat dan de kleine deeltjes door het filter heen en dat is dan de koffie. En dan heb je het koffiedik wat overblijft. Dat is te dik om door de kleine gaatjes van het koffiefilter te komen, dus zijn eruit gefilterd omdat het te groot is.
Homeostase
Homeostase is een belangrijk proces is de cel. Het homeostaseproces zorgt ervoor dat ons interne milieu constant blijft. Drie belangrijke homeostaseprocessen zijn:
- vochtbalans
- electrolytenbalans (hierbij kan er worden gedacht aan bijvoorbeeld chloor, natrium etc.)
- ph/zuurtegraad
Deze drie belangrijke processen zorgen ervoor dat ons interne milieu constant blijft.
De celcyclus
De celcyclus bestaat uit verschillende fases. De eerste fase is groei. De cellen zijn eerst allemaal stamcellen en specialiseren zich later in een gespecialiseerde cel. Daarbij kun je denken aan zenuwcellen, spiercellen, steuncellen, dekcellen, eicellen en zaadcellen. Als een cel zich specialiseert in één van die groepen noemen we dat met een mooi woord differentiatie. De tweede fase van een cel en deling. Je hebt twee soorten delingen. Mitose en meiose. Mitose is gewone celdeling en meiose is een reductiedeling. De reductiedeling komt alleen voor bij eicellen en zaadcellen. De derde fase van een cel is veroudering, en daarna volgt de vierde fase. In de vierde fase gaat de cel dood en wordt de cel door ons lichaam opgeruimd.