Invloed omgevingsfactoren op agressief gedrag van kinderen

Agressie: het willens en wetens toebrengen van schade aan andere mensen of aan zaken die aan anderen toebehoren. Agressief gedrag bij jonge kinderen is tegenwoordig een vaak voorkomend probleem. Onderzocht wordt of intelligentieniveau, Sociaal Economische Status (SES), verwerping door leeftijdgenoten, woonsituatie en opvoedingsstijl van de ouders hier mogelijk invloed op kunnen hebben.

Soorten agressie

Er zijn verschillende soorten agressief gedrag. Agressie kan een directe vorm of een indirecte vorm aannemen. Onder directe agressie vallen fysiek en verbaal geweld. Indirecte agressie valt minder op, maar komt mogelijk vaker voor dan directe agressie. Hieronder valt negatief gedrag zoals liegen, pesten, negeren, beledigingen en roddelen. Directe agressie wordt ook wel overte (openlijke) agressie genoemd en indirecte agressie wordt ook wel coverte (heimelijke/bedekte) agressie genoemd (Gumpel & Sutherland, 2010). Verder kan agressie als doel of als middel/instrument gebruikt worden. Bij agressie als doel is het doel van agressie de ander letsel toebrengen. Bij instrumentele agressie is het doel van de agressie niet het slachtoffer schade toe te brengen, maar het bereiken van een andere beloning zoals geld, status of seksuele bevrediging.

Eerder onderzoek

Uit onderzoek van Deater-Deckard (2001) bleek dat er een duidelijke link bestaat tussen verwerping door leeftijdsgenoten en de ontwikkeling van psychopathologie in kinderen. Verwerping door leeftijdgenoten wordt positief gecorreleerd aan agressieve en niet-agressieve problemen in verschillende fases van de jeugd en adolescentie en is een voorspeller voor extreme vormen van delinquentie. Naast moeilijkheden met leeftijdgenoten, hebben de kinderen die de hoogste mate van probleemgedrag laten zien ook een grotere kans om blootgesteld te worden aan armoede, slecht ouderschap en een slechte buurt- en schoolomgeving. Verder bleek uit dit onderzoek dat kinderen met een laag IQ een grotere kans hebben om verworpen te worden door leeftijdgenoten dan kinderen met een hoog IQ, omdat zij een gelimiteerd repertoire met prosociaal gedrag hebben.

Het huidige onderzoek

Het huidige onderzoek heeft nieuwe bevindingen gedaan betreffende agressie bij kinderen op twee- en zevenjarige leeftijd. Naast variabelen die betrekking hebben op het kind werd ook gekeken naar omgevingsfactoren. Deze omgevingsfactoren hebben betrekking op het gezin waaruit het kind komt en zijn of haar leeftijdgenoten. Het streven van het huidige onderzoek lag bij het vinden van variabelen die invloed hebben op de mate van agressie vertoond door kinderen.

Er zijn verschillende hypotheses opgesteld.
  • De eerste hypothese was dat een woonsituatie van het kind met één ouder tot een inconsistente opvoedingsstijl van de ouder leidt en deze inconsistente opvoedingsstijl leidt vervolgens tot een hogere mate van agressie bij kinderen dan bij kinderen met één ouder met een consistente opvoedingsstijl. Uit onderzoek van Deater-Deckard (2001) bleek dat een gebrek aan ouderlijke begeleiding van het kind leidt tot antisociaal gedrag.
  • De tweede hypothese was dat een laag IQ en een lage Sociaal Economische Status (SES) van een kind beide leiden tot een hogere mate van agressie vertoond door het kind. Uit onderzoek van Deater-Deckard (2001) bleek dat kinderen met een laag IQ een grotere kans hebben op verworpen te worden door leeftijdsgenoten dan kinderen met een hoog IQ. Tevens bleek dat er een positieve samenhang bestaat tussen de mate van verwerping door leeftijdgenoten en de mate van agressie vertoont door het kind.
  • De derde hypothese was dat een hoge mate van agressie van een kind op tweejarige leeftijd tot een hogere mate van verwerping door leeftijdgenoten leidt, wat weer tot een hogere mate van agressie van het kind op zevenjarige leeftijd leidt. Dit word verwacht omdat uit onderzoek van Deater-Deckard (2001) bleek dat er een positieve samenhang bestaat tussen de mate van verwerping door leeftijdgenoten en de mate van agressie vertoont door het kind.

Methode

Proefpersonen

In totaal hebben 300 proefpersonen mee gedaan aan het onderzoek. Dit waren 140 jongens en 160 meisjes van zeven jaar. De proefpersonen hadden een gemiddelde IQ-score van 101.39 (SD = 14,51). Op Sociaal Economische Status (SES) scoorde 29% (n = 87) van de proefpersonen ‘laag’, 44.7% (n = 134) van de proefpersonen ‘gemiddeld’ en 26.3% (n = 79) proefpersonen ‘hoog’. Van alle proefpersonen kwam 60.3% (n = 181) uit een gezin met twee ouders en 39.7% (n = 119) uit een gezin met één ouder. Het merendeel van de kinderen, namelijk 80% (n = 240), kwam uit een gezin waar een consistente opvoeding werd gegeven. Verder werd gekeken naar verwerping door leeftijdsgenoten (M = 5.96, SD = 1.61). Voor agressie op zevenjarige leeftijd was de laagst behaalde score een z-score van -3.53 en de hoogste behaalde score was een z-score van 3,28. De laagst behaalde score voor agressie op tweejarige leeftijd was een z-score van -2.59 en de hoogste behaalde score was een z-score van 2.54.

Materialen

Bij de proefpersonen zijn verscheidene vragenlijsten afgenomen. Voor het meten van het IQ is de Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC) afgenomen (COTAN, 2005). De WISC is een veel gebruikte intelligentietest voor kinderen tussen de 6 en 16 jaar oud. Om de SES te meten, werd bij de proefpersonen een algemene vragenlijst afgenomen. Hierin werd vragen gesteld over de SES van het gezin waaruit het kind afkomstig is. Verdere informatie over deze vragenlijst is onbekend. De mate van verwerping werd gemeten aan de hand van de Sociometrische Procedure Leeftijdgenoten (SPL). Verdere informatie over deze test is onbekend. De mate van agressie bij de proefpersonen op zeven jarig leeftijd is een samengestelde maat, gebaseerd op observatie van ouders en leerkrachten en antwoorden van het kind zelf. De vragenlijsten die hierbij gebruikt zijn, zijn onbekend.

Procedure

Op SES konden de proefpersonen ‘laag’, ‘gemiddeld’ of ‘hoog’ scoren. Hierbij werd gekeken naar de SES van het gezin waaruit de proefpersoon afkomstig was. Op zeven- en tweejarige leeftijd zijn bij de proefpersonen een aantal metingen gedaan waaronder de mate van agressie. Deze maat voor agressie werd aangegeven met een z-score. De z-scores geven aan in hoeverre de geobserveerde scores afwijken van het populatiegemiddelde, uitgedrukt in het aantal standaarddeviaties. De z-scores kunnen uiteenlopen van -3 tot +3. De mate van verwerping werd bepaald door onder andere te kijken naar het aantal leeftijdsgenoten waarmee het kind bevriend was. De behaalde scores varieerden van 0 tot en met 10. Door middel van observatie werd onderzocht of er wel of geen sprake was van een inconsistente opvoeding door de ouder van het kind.

Resultaten

De eerste hypothese was dat een woonsituatie van het kind met één ouder tot een inconsistente opvoedingsstijl van de ouder leidt en deze inconsistente opvoedingsstijl leidt vervolgens tot een hogere mate van agressie bij kinderen dan bij kinderen met één ouder met een consistente opvoedingsstijl. Uit vooranalyse bleek dat er geen significante samenhang bestaat tussen een woonsituatie met één of twee ouders en een consistente of inconsistente opvoedingsstijl door de ouder(s). Er bleek een significante samenhang te bestaan tussen de opvoedingsstijl van de ouder en de mate van agressie vertoond door het kind. Tot slot bleek er ook een significante samenhang te bestaan tussen woonsituatie met één of twee ouders en de mate van agressie vertoond door het kind. Een two-way ANOVA (Analysis of Variance) is uitgevoerd om de samenhang tussen woonsituatie, inconsistente opvoedingsstijl door de ouder en de mate van agressie door het kind te onderzoeken. Er bleek geen significante interactie tussen eenoudergezin, inconsistente opvoeding en de mate van agressie vertoond door het kind te zijn, F(1,296) = 2.185, p > .05, r² = .05. Verder bleek er geen significant hoofdeffect voor woonsituatie te zijn, F(1,296) = 1.532, p > .05. Er bleek wel een significant hoofdeffect voor inconsistente opvoeding te zijn, F(1,296) = 4.019, p = .05. Hieruit bleek dat alleen opvoedingsstijl van de ouder een significante predictor is voor de mate van agressie vertoond door het kind.

De tweede hypothese was dat een laag IQ en een lage Sociaal Economische Status (SES) van een kind beide leiden tot een hogere mate van agressie vertoond door het kind. Uit vooranalyse bleek er een significante samenhang te zijn tussen IQ en de mate van agressie vertoond door het kind. Er bleek geen significante samenhang te zijn tussen SES en de mate van agressie vertoond door het kind. Verder bleek er een significante samenhang te bestaan tussen IQ en SES van het kind. Vervolgens is er een univariate Two-way ANOVA uitgevoerd. Er bleek geen significante interactie te bestaan tussen het IQ, de SES en de mate van agressie vertoond door het kind, F(71,162) = 1.094, p > .05, r² = .49. Wel bleek er een significante hoofdeffect te zijn voor SES op de mate van agressie vertoond door het kind, F(2,162) = 4.482, p = 0.013. Er bleek geen significant hoofdeffect te zijn voor IQ op de mate van agressie vertoond door het kind, F(64,162) = 1.142, p > .05. Hieruit bleek dat alleen de SES van het kind een significante predictor is voor de mate van agressie vertoond door het kind.

De derde hypothese was dat een hoge mate van agressie van een kind op tweejarige leeftijd tot een hogere mate van verwerping door leeftijdgenoten leidt, wat weer tot een hogere mate van agressie van het kind op zevenjarige leeftijd leidt. Uit vooranalyse bleek dat er geen significante samenhang bestaat tussen de mate van agressie op tweejarige leeftijd en de mate van verwerping op zevenjarige leeftijd, F(1,298) = .567, p > .05. Er bleek een significante samenhang te bestaan tussen de mate van verwerping en de mate van agressie vertoond door het kind op zevenjarige leeftijd, F(1,298) = 22.56, p < .01. Tevens bleek er een significante samenhang te bestaan tussen de mate van agressie op tweejarige leeftijd en de mate van agressie vertoond door het kind op zevenjarige leeftijd, F(1,298) = 45.21, p < .01. Vervolgens is er een multipele lineaire regressieanalyse uitgevoerd met als afhankelijke variabele de mate van agressie op zevenjarige leeftijd en als onafhankelijke variabelen de mate van verwerping en de mate van agressie op tweejarige leeftijd. Hieruit bleek dat de mate van agressie op tweejarige leeftijd en de mate verwerping op zevenjarige leeftijd significante predictoren zijn voor de mate van agressie op zevenjarige leeftijd, F(2,297) = 35.762, p < .01, r² = .44.

Conclusie

Aan de hand van de resultaten van het huidige onderzoek kunnen er een aantal conclusies getrokken worden. Betreffende de eerste hypothese mag geconcludeerd worden dat er hoogst waarschijnlijk geen interveniërend verband bestaat tussen de woonsituatie van het kind, een inconsistente opvoedingsstijl van de ouder en de mate van agressie vertoond door het kind. Er mag geconcludeerd worden dat er hoogst waarschijnlijk geen verband bestaat tussen IQ van het kind, SES van het kind en de mate van agressie vertoond door het kind op zevenjarige leeftijd. Verder mag geconcludeerd worden dat er hoogst waarschijnlijk wel een significant verband bestaat tussen de mate van agressie vertoond door het kind op tweejarige leeftijd, verwerping door leeftijdsgenoten en de mate van agressie vertoond door het kind op zevenjarige leeftijd.

De conclusie betreffende de eerste hypothese is in tegenstelling met eerder onderzoek van Deater-Deckard (2001), waarin beweerd werd dat er een verband bestaat tussen slecht ouderschap en de mate van probleemgedrag bij kinderen. Echter, in het huidige onderzoek werd verwacht dat een woonsituatie met één ouder slechter zou zijn dan met twee ouders. Dit is nooit bewezen en daardoor kan hier een woonsituatie met één ouder niet gelijk worden gesteld aan slecht ouderschap.

Vervolgonderzoek

  • Mogelijk bestaat er wel een samenhang tussen IQ, SES en de mate van agressie op zevenjarige leeftijd indien de variabele sekse hierbij betrokken wordt als interactievariabele. Dit zou worden kunnen onderzocht in vervolgonderzoek.
  • Uit onderzoek van Deater-Deckard (2001) blijkt dat kinderen met een laag IQ een kleiner repertoire met prosociaal gedrag hebben, wat mogelijk kan leiden tot verwerping door leeftijdsgenoten. Voor vervolgonderzoek zou een mogelijk verband tussen het IQ en de SES van het kind ten opzichte van de mate van verwerping van het kind onderzocht kunnen worden. Ook hier kan de variabele sekse als interactievariabele gebruikt worden.
  • Met betrekking op de derde hypothese zou men voor vervolg onderzoek de mate van verwerping op tweejarige leeftijd kunnen meten. Vervolgens kan men onderzoeken of er een significante samenhang bestaat tussen de mate van agressie en de mate van verwerping op zowel twee- als zevenjarige leeftijd. Tevens kan hier geslacht als interactie variabele worden gebruikt.

Kanttekeningen bij het huidige onderzoek

De mate van agressie bij het kind onderzocht door middel van observatie door een leerkracht en de ouders. Ook opvoedingsstijl is gemeten aan de hand van observatie. Het kan zo zijn dat deze observaties niet helemaal betrouwbaar zijn doordat er sprake is van vertekening. Voor vervolgonderzoek is aan te raden een objectieve observator te gebruiken, welke de proefpersonen niet persoonlijk kent en geen kennis heeft over hypotheses van het onderzoek.

Kortom, de resultaten van het huidige onderzoeken laten zien dat er geen interveniërend verband tussen woonsituatie, opvoedingsstijl van de ouder en de mate van agressie vertoond door het kind bestaat. De interactie van IQ en SES van het kind is geen predictor voor de mate van agressie vertoond door het kind. En tot slot: er bestaat een significant verband tussen mate van agressie op twee- en zevenjarige leeftijd met mate van verwerping door leeftijdgenoten als interveniërende variabele.

Lees verder

© 2011 - 2024 Cst1991, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Deze informatie is van informatieve aard en geen vervanging voor professioneel medisch advies. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Wat is de invloed van agressie?Agressie. Wat beïnvloed agressie en wat voor invloed heeft het op onze acties? Welke factoren zorgen ervoor dat de mens…
Hoe ga ik om met agressie?Hoe ga ik om met agressie?Agressie is iets waar we allemaal mee geconfronteerd worden. Vaak op tv, maar soms ook in het dagelijks leven. Hoe ga je…
Stoeien en AgressieStoeien en AgressieAgressie in de kindertijd kan serieuze problemen voorspelen in het latere leven: vroegtijdig school verlaten, vroege sek…
De oorzaak en bestrijding van agressieDe oorzaak en bestrijding van agressieIedereen vertoont weleens agressief gedrag. De meeste mensen hebben daar echter achteraf spijt van. Sommige mensen hebbe…
Voeding, bewegen en kinderenVoeding, bewegen en kinderenVoor kinderen is het erg belangrijk om elke dag te bewegen. Dit zorgt voor betere prestaties op school en de kinderen zi…
Bronnen en referenties
  • Deater-Deckard, K. (2001). Annotation: Recent Research Examining the Role of Peer Relationships in the Development of Psychopathology. The Journal of Child Psychology and Psychiatry, 42 (5), 565-579
  • Gumpel, T.P., & Sutherland, K.S. (2010). The relation between emotional and behavioral disorders and school-based violence. Elsevier, 15, 349–356
Cst1991 (40 artikelen)
Laatste update: 17-03-2011
Rubriek: Mens en Gezondheid
Subrubriek: Kinderen
Bronnen en referenties: 2
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.
Medische informatie…
Deze informatie is van informatieve aard en geen vervanging voor professioneel medisch advies. Raadpleeg bij medische problemen en/of vragen altijd een arts.