Drie basisbehoeften voor elk mens
Wie kent ze niet? De drie basisbehoeften (Stevens) om tot een goede ontwikkeling te komen. In dit artikel worden de drie basisbehoeften: competentie, autonomie en relatie nog eens stap voor stap besproken. Verder wordt er per behoeften een relatie gelegd met de onderwijspraktijk.
Basisbehoeften
Het idee van basisbehoeften waaraan voldaan moet worden om goed te kunnen leren, is afkomstig van professor Luc Stevens. Deze hoogleraar heeft de drie basisbehoeften: competentie, autonomie en relatie in het Nederlandse onderwijs geïntroduceerd. Samen vormen deze basisbehoeften het fundament voor het pedagogisch klimaar binnen het onderwijs.
Competentie
- Sensitief zijn, d.w.z emotionele en didactische steun geven waar dat nodig is.
- Interactie: verbaal/non-verbaal, wederzijds respect/vertrouwen, leerling zien als volwaardige partner, hoge verwachtingen, uitdaging en ondersteuning, leren evalueren, ruimte geven aan verschillen.
- Instructie: volop ontwikkelingsmogelijkheden, gehele handelingsrepertoire moet gericht zijn op versterking van competentiegevoel, geloof en plezier in eigen kunnen versterken, zone van naaste ontwikkeling (Vygotsky), initiatieven van leerlingen bevorderen, emotionele betrokkenheid zet aan tot leren, effectieve instructie.
- Klassenmanagement: uitdagende leer- en werkomgeving, voorstellen van leerlingen serieus nemen, samenwerken of juist zelfstandig werken, zelfcontrole.
Competentie in de onderwijspraktijk
Wanneer je het gevoel hebt dat je iets goed doet en daarvoor waardering krijgt ontwikkel je gevoelens van competentie. Als je hier ook nog eens zelf invloed op uit kunt oefenen wordt het leren betekenisvoller. Binnen het onderwijs is het van belang om het gevoel van competentie bij de leerlingen te ontwikkelen door de leerlingen trots te laten zijn op hun eigen kunnen en kwaliteiten. Het bespreken van opdrachten die ze gedaan hebben en ze complimenteren op hun werk speelt hierbij een belangrijke rol.
De leerlingen weten dat iedereen verschillend is en dat iedereen sterke en zwakke punten heeft. Daarom is het belangrijk om leerlingen op verschillende manieren te begeleiden, binnen een klas waar voor iedereen dezelfde regels gelden.
Het is heel belangrijk dat de leerlingen ontdekken dat ze sterke punten hebben en deze ook kunnen en durven benoemen. Ze mogen best zeggen waar ze trots op zijn en wat ze goed kunnen. Een les evalueren en nabespreken is daarom ook erg belangrijk. Natuurlijk moeten de leerlingen ook weten wat hun zwakke punten zijn en hoe ze hier mee om moeten gaan.
Autonomie
- Leerling is mede-eigenaar van het onderwijsleerproces.
- Interactie: initiatieven van leerlingen accepteren, overleggen, niet controleren maar stimuleren, verantwoordelijkheid bij de leerlingen, leren van en met elkaar mogelijk maken, samenwerkingsvormen, uitdagen.
- Instructie: eigen aanpakken en oplossingen laten bedenken, zelfcorrectie, instructie op maar, zelfinstruerend materiaal, leerlingen kiezen zelf hoeveelheid instructie.
- Klassenmanagement: keuzemogelijkheden bieden, zelfcorrectie, leerlingen zelf laten plannen en vorderingen bijhouden, leerlingen laten meebepalen over inrichting.
Autonomie in de onderwijspraktijk
Autonomie betekent dus het ‘zelf kunnen’ en ‘zelfstandig zijn’. In het onderwijs is het van belang om dit op verschillende manieren vorm te geven. Bij rekenen kun je bijvoorbeeld werken met een weektaak. Hierop staat heel duidelijk beschreven welke niveaugroep wat moet doen en in welke boeken. Ook staat erbij waar de leerlingen instructie bij krijgen. Op deze manier kunnen de leerlingen meteen aan de slag en weten ze wat ze wel en niet zelfstandig mogen doen. Ook mogen leerlingen op sommige momenten zelf kiezen of ze hulpmiddelen nodig hebben. Een rekenrek, blokjes, enz. Op deze manier maakt de leerling zelf een keuze en bevorder je de autonomie. Buiten het rekenen geldt dit natuurlijk ook voor taal, schrijven en spelling. Leerlingen mogen ook bij deze vakken zelf keuzes maken voor hulpmiddelen en soms lesstof.
Ook het laten bedenken van eigen aanpakken en oplossingen speelt binnen het gehele onderwijs een grote rol. Denk aan rekenen, handvaardigheid, maar ook het spelen op bijvoorbeeld het plein. Het zelf keuzes maken in goed of foute dingen, oplossingen bedenken voor problemen en dingen aanpakken zoals de leerlingen denkt dat het goed is. Als leerlingen zich betrokken voelen bij belangrijke zaken in hun leef- en leeromgeving versterkt dat hun gevoel van autonomie.
Relatie
- Interactie: omkeerbaar taalgebruik, belangstelling tonen, eigen gevoelens delen, prijzen op afstand en corrigeren van dichtbij, respect, empathie (inlevingsvermogen), eerlijk en open.
- Instructie: veiligheid bieden, bijdrage waardevol vinden, samenwerkend leren bevorderen, interactieve instructie, beschikbaar zijn, sensitief voor signalen en daar responsief op reageren.
- Klassenmanagement: ongedwongen momenten inbouwen, ieder kind zijn eigen plekje, samen werken/spelen/elkaar ondersteunen, gesprekken.
Relatie in de onderwijspraktijk
Erbij horen, welkom zijn, samen mogen/kunnen/willen spelen, dat is relatie. Als leerlingen het gevoel hebben dat ze hier invloed op hebben wordt het gevoel van relatie alleen maar versterkt. Binnen het onderwijs is het belangrijk om aandacht te besteden aan relaties binnen de klas. Er als leerkracht zijn voor de leerlingen is noodzakelijk: vragen beantwoorden, helpen bij problemen en samen een oplossing bedenken, een luisterend oor bieden, enzovoort. Op deze manier bouw je een relatie met de leerlingen op en het leuke is, dat na een paar weken die relatie al heel anders is. Sommige leerlingen begrijp je dan beter en op andere leerlingen weet je beter te reageren. Een relatie heeft tijd nodig, maar een relatie is wel nodig om tot een goede ontwikkeling te komen.
Het onderling bevorderen van relaties in de klas kan op verschillende manieren, zoals: werken met groepjes of maatjes, leerlingen veel dingen laten overleggen of veel samenwerken. Op deze manieren komen ze in contact met de leerlingen om hun heen.
Bij een ruzie is de onderlinge relatie verstoord. De leerlingen zijn boos en kunnen elkaar vaak even niet accepteren en respecteren. Als leerkracht heb je dan de taak om dit op te lossen. Dit kan op verschillende manieren, zoals: praten met beide leerlingen samen, praten met beide leerlingen apart, praten met omstanders. Bij al deze manieren is het van belang dat de relatie weer wordt hersteld. Even ‘sorry zeggen’ is verplicht, maar ook is het belangrijk dat de ruzie dan ook écht stopt. De 'steek onder water' volgt er vaak nog even gemakkelijk achteraan, dus let op! Een ruzie dus echt goed uitpraten en de oorzaak en vooral het gevolg benoemen is noodzakelijk.