Margaret Mahlers Egopsychologie: ontwikkeling van het kind
Ontwikkelingsproblemen bij kinderen zijn door Margaret Mahler in de vorige eeuw beschreven en onderzocht. Mahler is een Amerikaans psychoanalyticus met belangstelling voor de moeder-kind relatie. Mahler beschreef de verschillende psychische fasen die het kind doormaakt naar een zelfstandig leven en hoe het kind zich losmaakt van de moeder.
Objectrelatie-theorie
Objectrelatie staat voor de emotionele relaties tussen een kind en anderen. Deze objectrelatie begint met totale afhankelijkheid van de moeder tot emotionele onafhankelijkheid en het aangaan van relaties met anderen als het kind zo’n 3 jaar oud is.
Biologische geboorte en de psychische geboorte
Psychoanalyticus Mahler maakt een verschil tussen de biologische geboorte en de psychische geboorte van een kind. Lang na de geboorte vindt volgens haar de vorming van het individu plaats ook wel afscheiding genoemd. De psychische geboorte van het kind begint volgens haar rond de vierde of vijfde maand na de geboorte en duurt tot het kind ongeveer 3 jaar of ouder is. In die periode beseft het kind (of moet het beseffen) dat het kind een individu is dat los staat van de moeder. Het proces van losmaking wordt gestimuleerd doordat de moeder niet meer in alle behoeften van het kind kan voorzien.
Wat verandert er als het kind ongeveer 3 jaar oud is?
Als dat losmakingsproces is beëindigd, zijn er een aantal zaken veranderd:
- Het kind noemt zichzelf ik en de ander jij
- Het kind weet ook dat de ander er is, zelfs als dat niet fysiek is
- Het kind heeft een duidelijk innerlijk beeld van de ouders en weet dat ook vast te houden als de ouders niet in beeld zijn
De fasen van Mahler die het kind ondergaat in het psychisch geboorteproces
Mahler onderkent drie fasen in het proces waarin het kind van afhankelijk wezen uitgroeit tot een kind met een eigen identiteit en autonomie. Dit zijn:
- De autistische fase. Deze duurt van 0 tot 3 maanden. Het kind heeft dan geen enkel besef van de buitenwereld
- De symbiotische fase die duurt van 3 tot 5 maanden. Het kind ontwikkelt steeds meer belangstelling voor de buitenwereld, maar is nog volledig afhankelijk van en verbonden met de moeder
- De separatie-individu fase die duurt van 5 tot 36 maanden. Moeder en kind zijn niet langer een en dat wordt ook steeds minder naarmate het kind ouder wordt.
De separatie-individufase
De separatie-individufase bestaat ook weer uit vier onderdelen. Dit zijn:
De differentiatiefase. Hierin krijgt het kind het bewustzijn dat het een eigen lichaam heeft. Het motorisch coördinatievermogen ontwikkelt zich en daardoor leert het kind dat eigen lichaam kennen door handen en mond te gebruiken. Rond zes maanden interesseert het kind steeds meer voor de dingen om hem heen. Vooral het gezicht van de moeder is dan erg interessant, zeker de haren, de neus en de ogen. Later ontwikkelt het kind ook gevoel voor andere mensen, anders dan de moeder. Als het kind ongeveer 7 tot 8 maanden oud is wordt het kind bang als de moeder niet in de buurt is. Andere mensen kunnen ook angst oproepen of juist vreugde.
Practising of testfase
Als het kind 10 tot 16 maanden oud is, kan het kind kruipen en zich verplaatsen. Dit komt omdat het zich steeds meer motorisch ontwikkelt. Omdat het kind zichzelf naar een andere plaats kan verplaatsen is het ook minder afhankelijk van de moeder. Omdat hij dat zelf kan bepalen wordt ook de angst om bij haar verwijderd te zijn minder. Het kind raakt in deze fase ook meer vertrouwd met de omgeving. Zo wordt vaak een soort surrogaat gevonden in een knuffel voor de ouders. Een surrogaat dat het kind zelf uitzoekt. Het kind gaat individualistischer te werk. Bovendien is er in deze fase belangstelling voor de geslachtsorganen en voor de lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes.
Rapprochement of toenaderingsfase
In de rapprochement of toenaderingsfase die is van 16 tot 24 maanden wordt het gedrag van het kind door twee zaken gekenmerkt. Er is heel veel aandacht voor wat de moeder doet, maar tegelijkertijd wisselt het kind zelf bewegingen af die het naar de moeder leiden en het er dan weer van af bewegen. Als het kind zo’n 21 maanden oud is weet het kind om een goede afstand tussen zichzelf en zijn moeder te creëren. Verder wordt zijn taalgebruik steeds beter, worden er spelletjes gedaan doorspekt met symboliek en worden verboden toch zich genomen en worden daarin grenzen opgezocht. Het kind heeft een gevoel van veiligheid, ook als de ouders er niet meer bij zijn. Het kind weet bovendien dat het zelf een individu is dat het niet hetzelfde is als zijn ouders.
Consolidatiefase
In de consolidatiefase die duurt van 24 tot 36 maanden weet het kind heel goed wie hij zelf is en wie zijn moeder is en dat die beide niet hetzelfde zijn. Ook weet het kind dat het seksuele kenmerken heeft en dat het of een meisje of een jongen is. Tijdens deze fase ontwikkelt het kind zijn eigen individualiteit. Het gaat bovendien het contact aan met andere kinderen, heeft in de gaten dat tijd een factor is en gebruikt persoonlijke voornaamwoorden.
Kind ontwikkelt in de eerste drie jaar een eigen identiteit
In drie jaar ontwikkelt het kind zich dus van een afhankelijk wezentje tot een kind met een eigen identiteit met besef wie hij is. Het kind weet dat het niet hetzelfde is als zijn moeder en dat het ook losstaat van zijn moeder, weet zijn eigen voornaam en dat dit niet hetzelfde is als papa of mama en is niet langer bang als de moeder even weg is. Het kind heeft een eigen leven bijvoorbeeld op de kinderopvang. Dit proces gaat trouwens wel met vallen en opstaan, want een kind kan soms even helemaal de weg kwijt zijn en weer angstig worden of frustraties hebben om wat het is en om hoe de verhoudingen liggen.