Ontstaan hechting en hechtingsproblematiek
Veel problemen die ontstaan tijdens de opvoeding worden geweten aan een onveilige hechting. Deze hechtingstheorie van Bowlby werd door deze Britse psychiater geformuleerd rond het midden van de twintigste eeuw. Hoe werkt het hechtingsproces dan volgens Bowlby en wat kan er mis gaan? Volgens cijfers uit Nederlandse studies (bron 2, resultaten zijn uit 1985 en 1988) is 30 tot 45 procent van alle thuiswonende kinderen onveilig gehecht. In latere onderzoeken veranderen deze cijfers niet, ondanks veranderde opvoedstijlen. Van alle kinderen is dus tussen de 60 en 70% veilig gehecht, ongeveer 20 procent onveilig vermijdend gehecht, ongeveer 10 procent ambivalent gehecht en ongeveer 15 procent gedesorganiseerd gehecht. Dit zijn heftige cijfers. Wat betekent dit verder?
Het hechtingsproces
Primaire fase
Vlak na de geboorte begint het eerste niveau van hechten. Dit vindt plaats door middel van de zintuigen. De baby moet de voornaamste verzorg(st)er kunnen zien, horen, aanraken, ruiken en voelen. Tijdens deze fase is het kind dus afhankelijk van de nabijheid van de voornaamste verzorger. Wanneer het kind 5 tot 9 maanden oud is, wordt de voornaamste verzorger (meestal de moeder) niet direct vergeten wanneer ze de kamer verlaat. Doordat de moeder steeds weer terugkomt, moet het kind de moeder leren vertrouwen. Blijft de moeder langere tijd weg wanneer het kind in deze fase zit, dan vergeet het kind deze voornaamste verzorger. Voordat een baby tien maanden oud is, is het niet verstandig om het kind voor langere tijd afgescheiden van de voornaamste verzorger te houden. Wanneer het kind in deze fase erg eenkennig is, kan geprobeerd worden het vertrouwen van het kind te vergroten door het spelen van spelletjes waarbij het kind je even niet ziet, zoals kiekeboe of verstoppertje.
Verdieping hechtingsproces
Tijdens de volgende verdieping van het hechtingsproces speelt mentaliseren een grote rol. Het kind wil graag lijken op de persoon waar hij of zij zich het meest verbonden mee voelt en spiegelt hiermee deze verzorger. Het kind probeert dus op deze verzorger te lijken door mimiek, gebaren, gedrag en geluiden te imiteren. De meeste ouders herkennen zichzelf op zo’n moment ook wel in het kind.
Uiteindelijk is er sprake van emotionele gehechtheid. Het kind durft zich kwetsbaar op te stellen en wil belangrijk zijn voor de verzorger en deel uitmaken van het gezin. Er is geen éénrichtingsverkeer meer. Het kind is nu in staat rekening te houden met anderen.
Negatieve invloed op het hechtingsproces
Laag niveau van mentalisatie
Sommige kinderen hebben moeite om gedachten, gevoelens, wensen en verlangens bij zichzelf en bij anderen waar te nemen. Tijdens het mentaliseren spiegel je de ander en maak je hierbij spiegelneuronen aan. Wanneer een kind hier ernstige problemen mee heeft, staat dit een veilige hechting in de weg. Het is bekend dat bij mensen met een borderline-persoonlijkheidsstoornis sprake is van een onveilige hechting, meestal veroorzaakt door een laag niveau van mentalisatie. Niet alleen bij degene die kampt met borderline-problematiek, maar soms ook bij de voornaamste verzorger die hierdoor niet in staat is adequaat te reageren op de signalen van het kind.
Wegvallen verzorger
Bij adoptiekinderen is de band met de biologische ouders verbroken en dit is voor een kind (zeker voor een jong kind) zeer traumatisch en kan de hechting aan de adoptieouders of pleegouders in de weg staan. Dit kan ook het geval zijn wanneer één ouder plotseling wegvalt (door een sterfgeval of een scheiding) en daarmee de band verbroken wordt. Zeker wanneer het de belangrijkste verzorger is die wegvalt, is dit zeer traumatisch.
Problemen in de relatie opvoeder/kind
Iedereen snapt dat mishandeling, geestelijk onstabiele ouders of misbruik in de kinderjaren zorgt dat een kind onveilig gehecht raakt, maar daarnaast is het ook bekend dat kinderen met een hevig temperament vaker hechtingsproblemen hebben zonder dat er sprake is geweest van mishandeling of misbruik. Temperament is aangeboren en kinderen met een moeilijk temperament vragen veel van hun ouders. Ieder contact kan leiden tot hevige conflicten en dit kan er toe leiden dat ouders minder voorspelbaar reageren op het kind. Ze proberen hun kind normaal op te voeden en regels bij te brengen, maar vermoeidheid en angst voor een volgend conflict kan er ook voor zorgen dat ze soms misdragingen van het kind negeren of zich tijdelijk terugtrekken uit het contact. Dit zorgt dat het gedrag van de verzorger voor het kind moeilijker te voorspellen is en kan een onveilige hechting veroorzaken.
Ouders die onvoldoende sensitief reageren
Ouders die voortdurend op hun smartphone zitten te kijken en amper reageren op hun kind of ouders die veel afwezig zijn, verslaafd zijn, geldzorgen hebben of in een moeizame relatie zitten, reageren vaak onvoldoende sensitief op hun kinderen. Je bent afwezig of misschien wel lijfelijk aanwezig, maar je hoofd is met andere dingen bezig. Je reageert dat niet adequaat wanneer je kind nabijheid of steun zoekt. Wanneer problemen langere tijd duren of je eigen leven je volledig opslokt en er in je hoofd lange tijd weinig ruimte is voor kinderprobleempjes kan dit bij jonge kinderen leiden tot een verstoorde gehechtheidsrelatie. Om een kind veilig te laten hechten zijn twee boodschappen belangrijk. De eerste boodschap die je aan het kind wil meegeven is dat je er bent voor het kind wanneer hij zich angstig, bedreigt of verdrietig voelt en dat zijn veiligheid voorop staat. De tweede boodschap is dat je ook je eigen leven en behoeften hebt en dat het kind hier rekening mee zal moeten houden. Deze beide boodschappen moeten in evenwicht zijn en de balans moet niet doorslaan naar de tweede boodschap.
Lichamelijke of verstandelijke beperking
Sommige kinderen kunnen door een lichamelijke of geestelijke beperking geen hechtingsgedrag laten zien. Ze overstrekken, maken geen oogcontact, hebben pijn waardoor ze veel huilen en afwerend gedrag vertonen. Dit kunnen uitingen van een beperking zijn, maar bemoeilijkt de interactie tussen ouder en kind. Dit is zeker het geval wanneer het de ouders nog niet bekend is dat er sprake is van een lichamelijke of geestelijke beperking. De moeizame interactie tussen ouders en kind kan een veilige hechting hierbij bemoeilijken.
Onveilig - vermijdend gehecht
Twintig procent van de kinderen is onveilig vermijdend gehecht. Dit zijn kinderen die het gevoel hebben dat ze niet belangrijk zijn voor hun ouders. Deze kinderen ervaren de wereld niet als veilig. Wanneer ze teruggetrokken gedrag vertonen spreekt men van het geremde type. Opvallend is dat deze kinderen vaak plezier beleven aan contact met mensen die ze niet of nauwelijks kennen en makkelijk bij onbekenden op schoot gaan zitten. Wanneer ze volwassen zijn hebben ze vaak te kampen met gebrekkige sociale vaardigheden, moeite met relaties en een chronisch gevoel van leegte.
Ambivalent gehecht
Tien procent van de kinderen is ambivalent gehecht, soms ook wel onveilig - afwerend gehecht of gepreoccupeerd gehecht genoemd. Dit zijn kinderen die juist heel veel de nabijheid van de moeder opzoeken. Deze kinderen zullen niet snel zelfstandig activiteiten uitvoeren. Deze kinderen ervaren de wereld als onveilig. Dit kan zijn omdat de wereld om het kind onveilig is door oorlog of geweld om het kind heen, maar dat is niet altijd het geval. Het kan ook zijn dat de moeder te hevig meeleeft, meelijdt met het kind waardoor de emotie (angst of verdriet) bij het kind versterkt wordt. Het lijkt erop dat een laag geboortegewicht en een lage Apgarscore een verhoogde kans op ambivalente gehechtheid geven. Deze kinderen vertonen veeleisend gedrag en klampen zich aan de ouders vast. Er wordt dan ook wel gesproken van het ontremde type. Dit gedrag kan afweer bij de ouders oproepen, waardoor het plakkerig gedrag alleen maar toeneemt. Wanneer deze kinderen volwassen zijn, hebben ze de neiging zich aan mensen vast te klampen. Zij zijn vaak erg jaloers en hebben de neiging hun partner te controleren en te twijfelen aan hun liefde.
Gedesorganiseerd gehecht
Deze kinderen laten tegenstrijdig gedrag zien. De ene keer zoeken ze toenadering en de andere keer juist niet. De voornaamste verzorger lijkt een bron van angst en een bron van veiligheid te zijn. Dit is voor het kind heel verwarrend. Dit kan zijn doordat er sprake is van mishandeling en misbruik, maar ook doordat de verzorger zelf tegenstrijdige signalen uitzendt. Dit kan het geval zijn wanneer de verzorger liefde voelt voor het kind, maar daarnaast gebukt gaat onder spanningen en stress die veroorzaakt worden door andere oorzaken zoals werk, familie, relatie, geldzorgen, enz. Ook het zogenaamd kwaliteitsuurtje waarin het kind in het uurtje waarin de ouder tijd heeft overladen wordt met knuffels en aandacht, waarna hij of zij op andere momenten wordt genegeerd (kan met de beste bedoelingen, bijvoorbeeld bij thuiswerkende ouders) doet hier geen goed aan. Als volwassenen blijft het aantrekken en afstoten bestaan, waardoor dit problemen oplevert in relaties. Sommige van deze kinderen ontwikkelen later een borderline-persoonlijkheidsstoornis.
Verschil tussen algemene hechtingsstoornis en een reactieve hechtingsstoornis
Vijf procent van de kinderen lijdt aan een ernstige algemene hechtingsstoornis. Dit is een overkoepelende term waaronder alle ontwikkelingsstoornissen, gedragsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen worden geclusterd die ontstaan zijn vanuit een onveilige hechting. De onveilige hechting heeft in dit geval dus geresulteerd in een scala van gedragsproblemen, zoals:
- problemen met het onderdrukken van impulsen
- slechte gewetensontwikkeling
- liegen en fouten ontkennen
- manipulatief gedrag
Een reactieve hechtingsstoornis (RHS) is een psychische aandoening die benoemd wordt in de DSM-IV. Het komt voor bij ongeveer één procent van de kinderen. Hiervan ligt de oorzaak in verwaarlozing of mishandeling of het regelmatig wisselen van verzorgers gedurende de eerste vijf levensjaren zodat het kind geen gelegenheid krijgt zich aan iemand te hechten. Dit wordt ook wel het geen-bodemsyndroom (GBS) genoemd, maar dit laatste is geen officiële term.