Darmkanker in Nederland
Op een dag werd alles anders voor mevrouw Jansen. Ze had al een tijdje last van haar darmen, was vermoeid en ze vond bloed bij haar ontlasting. Ze is naar de dokter gegaan om te laten onderzoeken wat er aan de hand was. De dokter bracht haar slecht nieuws: ze had darmkanker.
Darmkanker staat in Nederland op de tweede plaats wat betreft de meest voorkomende kanker in Nederland. Het aantal mensen dat darmkanker krijgt, is voor mannen en vrouwen ongeveer gelijk. In 2005 is totaal bij 10.000 Nederlanders darmkanker geconstateerd: bij 5300 mannen en 4700 vrouwen. In hetzelfde jaar zijn er 2300 mannen en 2200 vrouwen overleden ten gevolge van deze ziekte. Vergeleken met 2003, is er een lichte toename geweest van het aantal patiënten. In dat jaar werden 9898 Nederlanders darmkankerpatiënt, dat zijn er 102 minder dan in 2005. Darmkanker is in twee varianten te verdelen, namelijk in dunne darmkanker en dikke darmkanker. De kans op dunne darmkanker neemt toe wanneer men ouder wordt (rond de 60 jaar) en komt meer voor bij mannen dan bij vrouwen. Daarnaast komt het veel voor in de Westerse samenleving. Dikke darmkanker komt net als dunne darmkanker vaak bij mensen met een leeftijd van 60 jaar of ouder voor, maar met uitzondering kan het ook op jongere leeftijd voorkomen. Deze vorm van kanker ontstaat meestal uit een poliep (uitstulping, verdikking) aan de binnenkant van de darmwand. Alhoewel poliepen over het algemeen goedaardig zijn, bestaat de kans dat deze zich tot kwaadaardige tumoren ontwikkelen. Vaak zijn de symptomen afhankelijk van de plek waar de tumor zich bevindt, maar meestal ondervindt de patiënt verergerende pijn bij het bewegen en zijn er problemen met de ontlasting. Het risico op dikke darmkanker bij een gezond mens kan enkel al verhoogd worden door iedere dag meer dan 160 gram rood vlees en vleeswaren te eten. Hierover moet alleen nog extra onderzoek verricht worden om te kijken of dit voor alle mensen geldt. De kans op overleving na 5 jaar ligt rond de 50 – 60 %.
Als interne oorzaak van darmkanker kan erfelijkheid aangewezen worden, al is dit maar in 5 tot hooguit 10 % van de gevallen. Kanker ontstaat door een mutatie in het DNA en dit DNA wordt door de ouders aan het nageslacht gegeven. Naast interne factoren, zijn er ook externe factoren die de kans op (darm)kanker kunnen vergroten. Een factor die belangrijk is voor een verhoogd risico op diverse soorten kanker is roken, zowel van sigaretten als van sigaren en pijp. Een andere belangrijke factor is een ongezond drink- en eetpatroon. Hierbij moet gedacht worden aan veel gebruik van alcohol, te veel vet en zout in het eten en te weinig vezels en vitaminen. Daarnaast levert het milieu ook haar bijdrage. Veel mensen moeten voor hun baan werken met giftige en kankerverwekkende stoffen, zoals asbest.
Voor de behandeling van darmkanker bestaan diverse methoden. Om tot de juiste behandeling over te gaan, spelen diverse factoren een rol, zoals de grootte van de tumor en eventuele uitzaaiingen. Het uiteindelijke besluit of de patiënt wel of niet de bepaalde behandeling ondergaat, komt nog altijd van de patiënt zelf. Die is immers degene die de gevolgen van de behandeling ervaart. Onze probleemstelling is dan ook: ‘Wat zijn de persoonlijke gevolgen voor de patiënt die een behandeling tegen darmkanker heeft ondergaan?
Behandeling
Voordat darmkanker behandeld kan worden, moet er eerst vastgesteld worden in welke stadia de kanker zich bevindt. Er zijn twee indelingen die gebruikt worden om de stadia van darmkanker te beschrijven. Er kan gebruik gemaakt worden van de Dukes indeling (van A tot D). Deze indeling heeft overlapping met de TNM (Tumour, Nodes, Metastases) indeling, waardoor wij alleen de Dukes indeling zullen weergeven.
- Dukes A: Tumor die alleen in de darm zit
- Dukes B: Tumor door de darmwand heen gegroeid, zonder metastasen
- Dukes C: Metastasen alleen in de nabijgelegen lymfeklieren.
- Dukes D: De metastasen zijn verspreid door het hele lichaam heen.
Door vast te stellen in welk stadium de tumor zich bevindt, kan een zo goed mogelijke behandeling worden toegepast. Er zijn diverse behandelingen voor darmkanker. De meest voorkomende zijn chemotherapie, bestraling (radiotherapie) en een operatie. Chemotherapie en radiotherapie hebben allebei tot doel de tumor te verkleinen en de werking van de tumor te verminderen.
Het doel van deze drie behandelingen is om zoveel mogelijk te proberen de ziekte tegen te houden of op zijn minst te vertragen. Ook hebben ze tot doel enige verlichting van de klachten of zelfs het voorkomen ervan. Echter, vaak is één behandeling niet genoeg en wordt er een combinatie gemaakt. Daarom is er onderzoek gedaan naar het combineren van verschillende behandelingsmethoden. Dit kan gebeuren door een operatie te combineren met chemotherapie of radiotherapie, dit wordt een systeembehandeling genoemd. De uitkomsten van dit onderzoek waren positief. Het toepassen van radiotherapie voor of na de operatie zorgt voor verkleining van de tumor, terwijl chemotherapie gericht is op het uitschakelen of vertragen van de uitzaaiingen. Systeem therapie wordt tegenwoordig bij veel darmkanker patiënten toegepast als onderdeel van de behandeling en de overlevingskansen zijn gegroeid tot 10 - 15%.
Volgens Hidde J. Haisma (2002) kan er ook gebruik gemaakt worden van gentherapie in de strijd tegen kanker. “Aan defecte genen kan bijvoorbeeld een correctie versie worden toegevoegd of het gen kan gerepareerd worden” (Haisma, 2002, p. 9). Er wordt dus als het ware een nieuw gen in de cellen in het lichaam gebracht om de kankercellen te ‘genezen’. Zo wordt bijvoorbeeld het afweersysteem geactiveerd, waardoor deze ´nieuwe´ cellen de kankercellen herkennen en vernietigen.
Er zijn dus diverse mogelijkheden op het gebied van de behandeling van darmkanker.
De gevolgen
Iedere behandeling draagt gevolgen met zich mee. Na een behandeling van darmkanker moet de persoon de gevolgen de rest van zijn leven met zich meedragen. Door de behandeling van darmkanker krijgt de patiënt met veel bijwerkingen te maken. Ook als de behandeling heeft plaatsgevonden en de tumor is weggehaald, treden er nog veel fysieke of psychische bijwerkingen op. De belangrijkste fysieke bijwerking is vermoeidheid, maar ook minder spierkracht, gewichtsafname, moeite met slapen, misselijkheid, gewichtsschommelingen en pijn kunnen voorkomen. Vermoeidheid komt voornamelijk na de behandeling of tijdens radiotherapie of chemotherapie voor. Volgens het onderzoek van De Backer (De Backer et al, n.d) geeft 70% van de patiënten aan hiervan last te hebben. De vermoeidheidsklachten blijven vaak lange tijd na de behandeling nog aanwezig en beïnvloeden het leven van de patiënt op een negatieve manier.
Als gevolg van de ziekte darmkanker, kunnen mensen een stoma krijgen. Bij een stoma wordt er een opening in de buikzijde gemaakt om urine of ontlasting af te voeren, als de patiënt daar zelf niet toe in staat is. Niet iedereen krijgt zomaar een stoma, dit hangt af van de grootte en locatie van de tumor en hoe de operatie is verlopen. Nadat de patiënt een stoma heeft gekregen, krijgt hij/zij voorlichting over hoe de stoma gebruikt wordt en daarbij een instructie voor het gebruiken van hulpmiddelen daarbij. Dit wordt gedaan door een stomaverpleegkundige.
In 1996 is er een onderzoek gedaan door een revalidatiecentrum. Dit onderzoek had als doel om te onderzoeken of kankerpatiënten met uitzicht op lang herstel behoefte hadden aan een revalidatie programma. Een kwart van de onderzochte mensen waren patiënten met darmkanker. Van de onderzoeksgroep had 26 % behoefte aan professionele hulp op zowel psychisch als op sociaal en fysiek gebied. Hierbij ging het om het verminderen van vermoeidheidsklachten, het stellen van nieuwe doelen, het omgaan met de sociale omgeving en met de voeding.
Mensen die kanker hebben gehad, ervaren achteraf vaak een gevoel van verlies. Dit gaat bijvoorbeeld om het verlies van het vertrouwen in het eigen lichaam, het toekomstperspectief, de sociale relaties en de lichaamsfuncties. Het Nederlands centrum Geestelijke volksgezondheid heeft hier een onderzoek naar gedaan in 1992. Uit het onderzoek kwam naar voren dat na de diagnose en behandeling van kanker de meeste klachten op psychisch gebied (87 %) waren: onzekerheid, angst, machteloosheid en verdriet. Het komt echter geregeld voor dat de patiënten op verschillende vlakken klachten hebben. Dit is te zien bij fysieke klachten (vermoeidheid en pijn), want daar behoorde nog eens 60 % van de mensen toe. Daarna komen de relationele problemen (47 %) en voornamelijk het gebrek aan begrip en de wegvallende contacten. Nog eens 40 % van de klachten gingen over problemen rond de verleende medische zorg. De financiële en/of praktische problemen (problemen met de verzekering en het verlies van werk) kwamen maar in 20 % van de gevallen voor.
De psychische klachten overtreffen alle andere klachten. Mensen worden onzeker en zijn bang voor terugkeer van de ziekte. Vaak wordt er door de omgeving gereageerd met blijdschap dat die persoon is genezen, maar de persoon zelf is nog niet klaar voor deze blijdschap. Hij/zij zit vooral met veel verdriet en onzekerheid. Hieronder volgt een citaat van een vrouw die darmkanker heeft gehad en de psychische gevolgen achteraf heeft ervaren. “De eerste keer ging ik er vol vertrouwen en tamelijk zorgeloos naar binnen, het was mooi weer en ik was ervan overtuigd dat mijn lichaam het aan zou kunnen. Maar op den duur ging ik met lood in mijn schoenen naar de poli, want toen wist ik wat me te wachten stond. Mijn lichaam werd zwakker, ik werd moe.” (Hagens, 2004, p.69)
Per persoon is het echter verschillend hoe hij/zij de gevolgen van een behandeling ervaart.
Conclusie
In de inleiding is de probleemstelling gepresenteerd, deze was: Wat zijn de persoonlijke gevolgen voor de patiënt die een behandeling tegen darmkanker heeft ondergaan? De persoonlijke gevolgen na darmkanker zijn vaak groter dan men verwacht. Na de behandeling komt vaak pas de grootste tegenslag. De mensen krijgen het meest te maken met psychische klachten: geen toekomstperspectief, onzekerheid, verlies en angst dat de kanker terug komt. De klacht die het meest voorkomt is vermoeidheid en pijn na de behandeling. In sommige gevallen krijgen de mensen een stoma, waarbij hun levensstijl totaal wordt veranderd en wat ervoor kan zorgen dat men de rest van hun leven hulpmiddelen moet gebruiken. Om het leven na kanker weer op te pakken, is vaak begeleiding nodig door de huisarts of hulpverleners. Mensen moeten het een plekje in hun leven geven. Het is belangrijk dat ze de gevolgen accepteren en hiermee proberen te leven.