Artrose: nieuwe kraakbeentransplantatietechniek
Artrose is een vervelende aandoening, die maar moeilijk te genezen of te voorkomen valt. Gelukkig is het lichtpuntje in de duisternis groter en groter aan het worden, onder andere dankzij een nieuwe kraakbeentransplantatietechniek. Door deze nieuwe behandelmethode is artrose is dus niet langer een slijtageslag!
Artrose is slijtage ter hoogte van een of meer gewrichten. De aandoening heeft een hoge morbiditeit, wat wil zeggen dat veel mensen ermee geplaagd zijn. Volgens de Vlaamse Reumaliga heeft maar liefst 90 procent van alle 60-plussers in meer of mindere mate artrose. Van de 50-plussers zijn dat er 20 procent.
Artrose is de meest voorkomende aandoening bij ouderen, vooral bij vrouwen. Ook jonge mensen kunnen er last van hebben: in België zijn zo’n 20.000 mensen tussen 25 en 44 artrosepatiënt.
Orthopedist dr. Almqvist van het Universitair Ziekenhuis van Gent: ‘In gezond gewrichtsweefsel is er een automatisch en constant vernieuwingsproces, waarbij er een evenwicht is tussen afbraak en opbouw. Bij artrose is dat evenwicht verstoord: de balans slaat door naar de mechanismen die het gewrichtsweefsel afbreken. Het
kraakbeen (het witte, elastische weefsel dat ter hoogte van het gewricht de gewrichtskop en de gewrichtspan bedekt) wordt brozer, dunner en weker doordat de kraakbeencellen minder kraakbeenmaterie aanmaken. Zowel kwantitatief als kwalitatief is het kraakbeen dus slechter.
‘Omdat het
kraakbeen het begeeft (er ontstaan breukjes in het kraakbeenoppervlak, en het kraakbeen kan zelfs geheel of gedeeltelijk afbrokkelen), treedt er een verharding op van het bot onder het kraakbeen, waardoor een mechanische pijn ontstaat. Dat heeft een vernauwing van het gewricht en een onregelmatig gewrichtsoppervtak tot gevolg. Ook het bot reageert: het botweefsel rondom richt gaat aangroeien, om het gewricht als het ware beter te maken. Het bot wordt breder en er ontstaan cysten op het bot juist onder het gewricht.’
‘Onder normale omstandigheden is het kraakbeen dat de uiteinden van de botten in gewrichten omkleedt, glad. Bij
artrose krijgt dit kraakbeen een ruw , onregelmatig oppervlak, waardoor het gewricht minder makkelijk beweegt en er pijn (stramheid) ontstaat.’
‘Naargelang de oorzaak - die overigens niet altijd even duidelijk is - kan artrose worden ingedeeld in twee groepen: primaire en
secundaire artrose. Men spreekt van secundaire artrose als de slijtage het gevolg is van een uitlokkende factor, zoals een blessure (een breuk aan het kniegewricht) of een verkeerde houding. Bij
primaire artrose is dat niet het geval en ontstaat de aandoening spontaan, vaak in verscheidene gewrichten. Primaire artrose kan erfelijk zijn.’
Geen artritis!
Artrose wordt ook wel eens ‘sleetreuma’ (de uitgang ‘ose’ wijst op sleet of degeneratie) genoemd, maar je mag deze ziekte niet verwarren met reuma of de verschillende vormen van reuma of andere inflammatoire aandoeningen die een ontsteking van het gewrichtsvlies zijn. Bij artrose is er geen ontsteking van het gewrichtsvlies zoals bij artritis. Het klachtenpatroon is ook volledig anders: bij artrose gaat het namelijk om een mechanische pijn. De pijn manifesteert zich ‘s morgens (stramheid), maar er kunnen zich ook hevige pijnopstoten voordoen.
De pijn kan per persoon sterk verschillen. Sommige mensen hebben alleen pijn bij het opstaan, anderen worden voortdurend door hevige pijnen geplaagd. Pijnlijke en stijve gewrichten kunnen iemand ernstig hinderen in z’n normale dagelijkse activiteiten. De beweegbaarheid daalt sterk. De pijn is ook vaak ‘gerefereerde pijn’: zo kan
heupartrose bijvoorbeeld knieklachten geven.
De spons
Helaas weten we niet waardoor het
gewrichtskraakbeen van structuur verandert. Verschillende factoren kunnen een rol spelen zoals aanleg, erfelijkheid, de bouw van het gewricht en de belasting van het gewricht door een lichaamshouding of werkhouding. Wel is wetenschappelijk aangetoond dat obesitas (overgewicht) een belangrijke factor is voor de ontwikkeling van artrose. Het lijkt erop dat bepaalde enzymen een rol spelen bij de afbraak van het
gewrichtskraakbeen, maar men heeft nog niet kunnen achterhalen hoe we dit afbraakproces kunnen stoppen of omkeren. In elk geval heeft het kraakbeen zijn waterbindende eigenschappen verloren, waardoor de veerkracht vermindert.
We kunnen het gewrichtskraakbeen vergelijken met een spons. Door het regelmatig uitknijpen van de spons wordt het gewricht gevoed met voedingsstoffen en blijft de spons soepel. Op het moment dat dit niet gebeurt, droogt de spons uit en gaat zij verbrokkelen, maar ook bij te zware belasting gaat de spons kapot. De kunst is dus om een evenwicht te vinden tussen overbelasting en onderbelasting.
Wie en waar?
Artrose komt vooral voor in de wervelkolom, de heupen, de vingers en de knieën. Ook ellebogen, enkels en polsen kunnen door artrose worden getroffen, maar dat is minder frequent. Artrose komt meer voor bij ouder wordende mensen. Mensen met een verhoogd risico op artrose zijn mensen met overgewicht, mensen met een hardere botstructuur (zoals wie lijdt aan de ziekte van Paget, een aandoening van het beendergestel) en mensen met aangeboren gewrichtsafwijkingen, zoals een heupdysplasie (aangeboren slechte ontwikkeling van het kniegewricht).
Knieartrose komt vaker voor bij mensen in beroepen waarbij zware fysieke arbeid verricht wordt (knielen, hurken en zwaar tillen), zoals tuinmannen.
Omdat het een aandoening is die traag evolueert, ontstaat artrose meestal op latere leeftijd. Ook eerdere trauma’s kunnen de ontwikkeling van artrose in de hand werken. Zo kan iemand een jaar na een ‘perfecte’ knieoperatie toch nog last krijgen van artrose. Artrose komt meer en meer voor: in de eerste plaats omdat de bevolking ouder wordt, maar ook omdat de bevolking dikker wordt en er meer obesitas is. Je zou artrose dus een welvaartsziekte kunnen noemen.
De pijnstillende behandelingen bij artrose
De veranderingen in de gewrichten gebeuren meestal geleidelijk. De patiënt voelt zich niet ziek, en in het bloed komen geen afwijkingen voor. Hoe weet je dan of je artrose hebt? De diagnose gebeurt klinisch, namelijk na een ondervraging en een radiografie, dus niet met scanners of andere gesofistikeerde apparatuur.
Dr. Almqvist: ‘Er bestaat geen ‘genezende’ handeling voor artrose, enkel een pijnstillende behandeling. Ten eerste kan je artrose op een niet-heelkundige manier verlichten door:
- te bewegen en te sporten (vooral fietsen en zwemmen), fit en actief te blijven, en zo de gewrichten te oefenen. Onderzoek bij dieren heeft aangetoond dat juist het niet bewegen van het gewricht tot versnelde afbraak van het gewrichtskraakbeen leidt. Sporten die minder geschikt zijn, zijn bijvoorbeeld volleybal, tennis en badminton. Vooral de onverwachte bewegingen en het springen geven een te zware belasting voor de gewrichten.
- overgewicht vermijden, mensen met overgewicht moeten wat vermageren om de druk op de gewrichten te verminderen.
- de spanning op de gewrichten te verminderen. Dat kan eventueel met behulp van een wandelstok.
- spieren die de gewrichten steunen te versterken door kinesitherapie.
- geneesmiddelen tegen de pijn te nemen(pijnstillers) en geneesmiddelen te gebruiken die inwerken op de kwaliteit van het kraakbeen: glucosamines en chondroïtinesulfaten geven de kraakbeenproductie een impuls.
- speciale steunverbanden te dragen die de pijn verlichten (hoewel daar tegenstrijdige bevindingen over bestaan).
- het gewricht in te spuiten met hyaluronzuur: dit normaliseert het gewricht en neemt de pijn weg (het effect duurt ongeveer 6 maanden tot 1 jaar).’
De heelkundige ingrepen bij artrose
Er zijn ook een aantal
heelkundige behandelingen - meestal van de onderste ledematen - die kunnen helpen bij artrose.
Dr. Almqvist:
‘Artroscopie heeft mijns inziens weinig effect. Als het al effect heeft, dan is het zeer tijdelijk.’
‘Wat wel helpt, is
osteotomie. Hierbij wordt het aangetaste deel ontlast door het door te zagen. Wanneer bijvoorbeeld slijtage aan de binnenkant van de knie gepaard gaat met een o-been, kan het onderbeen net onder de knie worden doorgezaagd en naar buiten worden gezet. Er ontstaat een x-been waardoor de patiënt meer op de buiten- dan op de binnenkant van de knie gaat lopen en minder pijn heeft. Deze techniek wordt vooral toegepast bij mensen jonger dan zestig jaar.’ ‘Ook
protheses behoren tot de mogelijkheden, zowel een halve (enkel van het aangetaste stuk) als een volledige prothese, bijvoorbeeld een hele heup of knie. Bij een wervelzuil kan men kleine stukken of segmenten vastzetten waardoor decompressie ontstaat.’
Nieuwe kraakbeentransplantatietechniek bij artrose
Bovenstaande behandelingen veranderen eigenlijk weinig aan de kwaliteit van het kraakbeen zelf. Daar zou binnenkort verandering in moeten komen, door het vroege herstel van kraakbeenletsels (meestal aan de knie, na een trauma) bij jonge mensen, om zo artrose op later leeftijd te voorkomen.
Dr. Almqvist: ‘Eerst wordt het kraakbeenletsel in het gewrichtsoppervlak schoongemaakt. Dan spuit men tussen het bot en het botvliesje (vloeibare)
kraakbeencellen in, waarna men het botvlies hecht. Het risico is echter wel dat als er een minuscuul scheurtje of openingetje ontstaat, de kostbare kraakbeencellen er in een oogwenk uitlopen.’
Een grote verbetering hierop werd vorig jaar in het UZ van Gent uitgewerkt: hier werden kraakbeencellen in de vorm van gelparels gekweekt.
Het gaat om piepkleine parelvormige geldruppeltjes waarin de
kraakbeencellen stabiel worden gehouden: één pareltje is 1 tot 1,5 millimeter groot en bevat ongeveer 50.000 kraakbeencellen. Zij worden gebruikt bij operaties waarbij de letsels in het gewrichtskraakbeen worden gevuld. Dit werd eerst toegepast op heel lokale artrose, o.a. bij topsporters. Als een voetballer honderden schoppen op de knieschijf incasseert, ontstaan er zo’n letsels.
De
gelparels hebben een aantal voordelen: ze bieden beter weerstand tegen compressie. Je kan ze gewoon op het bot ‘metsen’. Een botvliesje om het kraakbeen op zijn plaats te houden, is dus niet meer nodig. Na de operatie volgt de patiënt een revalidatieschema. Zo krijgt het nieuwe weefsel de kan s om zich tot volwaardig kraakbeenweefsel te ontwikkelen. Je weet bovendien op voorhand wat de kraakbeencellen gaan doen: goed kraakbeenstof produceren. Het UZ van Gent kon onlangs uitpakken met de wereldprimeur van een heuse kraakbeentransplantatie met kraakbeenpareltjes. Momenteel wordt deze techniek vooral toegepast op de knie.
Het maken van
kraakbeencellen gebeurt op basis van
stamcellen die uit de patiënt zelf worden gehaald. Dit is echter niet alleen een gunstige evolutie in de orthopedie, maar ook voor cardiologen: omdat je kraakbeencellen in feite in gelijk welke vorm kan gieten, kunnen ze eveneens gebruikt worden om hartkleppen te maken. Of om er in de plastische chirurgie oorschelpen van te maken: er zijn heel veel toepassingen denkbaar. Wordt vast en zeker vervolgd.
Wat is nog slechter dan naaldhakken?
Artrose aan de knie komt bijna twee keer meer voor bij vrouwen dan bij mannen, hoewel de druk op de knie even groot is bij mannen en vrouwen die blootsvoets lopen. Een van de verklaringen zou het dragen van hoge hakken zijn: hoge hakken vergroten de druk op de knie met gemiddeld 30 procent. Maar... schoenen met hoge, brede hakken zouden wel eens slechter kunnen zijn dan naaldhakken! Volgens een studie in ‘The Lancet’ lopen vrouwen die dergelijke schoenen dragen namelijk een hoger risico op artrose aan de knie dan vrouwen die gewoonlijk smalle hoge hakken dragen. Die laatste zijn evenmin aan te raden, maar brede hakken zijn nog slechter voor de knie omdat ze comfortabeler zitten dan de gewone hoge hakken, waardoor je ze langer draagt en het risico op schade nog toeneemt. Best is helemaal geen hoge hakken te dragen: ze dwingen de voet namelijk in een onnatuurlijke positie waardoor de knie zich in allerlei bochten moet wringen zodat het kraakbeen op termijn afslijt.