Autisme: wordt er rekening mee gehouden in het onderwijs?
Autisme is iets waar de meeste mensen 50 jaar geleden nog niet over gehoord hadden. De laatste jaren is er veel grond gewonnen en zijn veel vormen van autisme in kaart gebracht. Zij zijn onderverdeeld in de groepen klassiek autisme, PDD-NOS, Asperger en ASS. Ook binnen deze groepen zitten er grote verschillen in hoe deze stoornis zich uit bij verschillende mensen. Niemand met autisme is hetzelfde. Heb je een kind met autisme, dan maak je je wel eens zorgen over hoe dit wordt opgevangen op scholen, vooral nu ''breed onderwijs'' is geïntroduceerd.
Wat is autisme?
Ruim 1% van alle Nederlanders heeft een vorm van autisme. Dat zijn bijna 200.000 mensen. Bij mensen met autisme werken de hersenen iets anders dan bij andere mensen. De informatieverwerking gebeurt op een andere manier. Dat houdt in dat alle prikkels (zien, horen, ruiken, voelen) op een andere manier ontvangen worden en dat daar dus ook anders op gereageerd wordt dan door andere mensen. Met autisme word je geboren, en er zijn meerdere vormen van. Het kan in zware, maar ook in lichte mate voorkomen en een persoon met autisme hoeft daar in principe niet altijd last van te hebben.
Mensen met autisme hebben vaak een goed oog voor detail, zijn eerlijk en kunnen hard werken. Waar zij vaak wat minder goed in zijn, is het onderhouden van sociale contacten. Mensen met (een zware vorm van) autisme worden soms niet begrepen door andere mensen, en raken daardoor afgezonderd. Een vooroordeel dat veel mensen hebben is dat mensen met autisme heel slim of heel dom zijn. Dit is niet waar. Het IQ wordt niet beïnvloed door autisme, dus er zijn zowel mensen met autisme met een hoog als met een laag IQ, en alles daar tussen in. Mensen met een lichte vorm van autisme kunnen vaak zelfstandig leven, eventueel met begeleiding. Sommige mensen met een zware vorm van autisme daarentegen, hebben hun hele leven intensieve begeleiding nodig.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Autisme is niet door bloedonderzoek of een hersenscan vast te stellen. Het in kaart brengen van gedragskenmerken is de enige manier erachter te komen of iemand autisme heeft. Dit mag alleen gebeuren door een psychiater of geregistreerd GZ-psycholoog, eventueel met behulp van therapeuten zoals een logopedist of speltherapeut. Hiervoor gebruiken zij het veel gebruikte DSM-classificatiesysteem. Dit staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Dit systeem bestaat uit 5 assen:
- Klinische stoornissen|
- Persoonlijkheidsstoornissen
- Lichamelijke aandoeningen
- Psychosociale factoren en omgevingsfactoren
- Algehele beoordeling van het functioneren
Uiteraard is dit niet zomaar in een dag gebeurd, maar gaat hier een periode van testen overheen. Het voordeel van het diagnosticeren van autisme is dat er vanaf dat moment zorg op maat kan worden geregeld. Sommige mensen zullen weinig zorg nodig hebben, al kan het ook voor een persoon met een lichte vorm van autisme helpen als de diagnose gesteld is. Bijvoorbeeld als de diagnose in het schoolsysteem van een kind staat, zodat de docent hier rekening mee kan houden en bijvoorbeeld opdrachten op een andere manier uit kan leggen aan de leerling met autisme. Of zodat de mentor in de gaten kan houden of de leerling sociaal wel goed meekomt.
De diagnose leidt ertoe dat de betreffende persoon advies kan krijgen over hoe hij het best met zijn stoornis om kan gaan op school, op het werk, maar ook thuis en in contact met anderen. Omdat niemand met autisme precies dezelfde vorm heeft, kan er ook besproken worden of diegene extra begeleiding nodig heeft of behandeling.
Autisme in het onderwijs
Sinds kort zijn de zogenaamde brede scholen geïntroduceerd. Kinderen van speciale scholen, soms met zware vormen van autisme, komen in ''gewone'' klassen terecht waar ze zover mogelijk, mee moeten komen met de rest van de leerlingen. Dit is niet altijd een gemakkelijke opgave voor deze kinderen, want zij hebben vaak een duidelijke structuur op school nodig. Zij zijn minder flexibel dan andere mensen en houden van routine. Voorspelbaarheid is erg belangrijk in de lessen. De leerling met autisme wil weten wat hij kan verwachten. Docenten zijn altijd op de hoogte van de leerlingen met autisme en proberen hen te helpen door de les altijd op ongeveer dezelfde manier te starten en af te sluiten. Zij betrekken de leerlingen met autisme bij de rest van de groep door ook groepsactiviteiten te doen, maar laten hen ook zelfstandig werken want dat doen deze leerlingen vaak het liefst.
Er zijn op scholen speciale zorgteams opgesteld voor de leerlingen die extra zorg nodig hebben. Vaak redden de leerlingen met lichte vormen van autisme zichzelf gemakkelijk in het regulier onderwijs. De leerlingen die iets meer zorg nodig hebben kunnen dat krijgen door extra lessen te volgen, huiswerkbegeleiding te krijgen en zij worden extra in de gaten gehouden door de zorgteams.
Toch moeten leerlingen met autisme zich vaak ook aanpassen op reguliere scholen. Zo hebben zij het liefst een vaste zitplaats en een vaste plek voor hun spullen, en kan dat niet op alle scholen gerealiseerd worden. Wat je vaak ziet is dat de leerlingen met autisme dus zorgen dat zij als eerst het klaslokaal binnen zijn, zodat zij op hun gebruikelijke plek kunnen gaan zitten.
Leerlingen met autisme zijn vaak erg goed in bepaalde vakken, zoals bijvoorbeeld de taalvakken of juist de precieze vakken. Wat je vaak ziet is dat ze goed zijn in een van de twee, en hoge cijfers scoren voor het een, en wat lagere voor het ander. Een algemeen kenmerk van kinderen met autisme is dat ze wat minder sociaal aangelegd zijn dan andere kinderen. Proberen ze wel sociale contacten op te doen, dan worden ze vaak niet of niet goed begrepen door andere leerlingen. Wat je vaak ziet is dat leerlingen met een zware vorm van autisme liever op zichzelf zijn en niet veel vrienden hebben. Dit hangt natuurlijk ook helemaal af van de samenstelling en de andere leerlingen in de klas. De mentor speelt hier ook een grote rol in, en het is zijn of haar rol om de leerling zich thuis te laten voelen in de klas zonder dat iemand gedwongen wordt tot iets dat hij niet wil. Mocht je er achter komen dat je kind met autisme gepest wordt, grijp dan zo snel mogelijk in. Scholen hebben vaak een anti-pestbeleid en zorgteams zijn meestal bereid te helpen bij pestproblemen.