Cornelia de Lange-syndroom: Ontwikkelingsstoornis
Het Cornelia de Lange-syndroom (CdLS) is een complexe ontwikkelingsstoornis die vele delen van het lichaam beïnvloedt. Het syndroom wordt gekenmerkt door een opvallende gelaatsuitdrukking, groeiachterstand zowel prenataal als postnataal, problemen met voeding, psychomotorische vertraging, gedragsproblemen en andere afwijkingen, vooral van de bovenste ledematen. Dit syndroom werd voor het eerst beschreven door de Nederlandse kinderarts Cornelia de Lange in 1933.
Synoniemen van het Cornelia de Lange-syndroom
Het Cornelia de Lange-syndroom is ook bekend onder verschillende andere namen:
- Amsterdamse dwerggroei
- Brachmann-de Lange-syndroom
- Bushy-syndroom
- de Lange-syndroom
- typus degenerativus Amstelodamensis
Epidemiologie van het Cornelia de Lange-syndroom
Hoewel de exacte incidentie moeilijk te bepalen is, wordt geschat dat het Cornelia de Lange-syndroom voorkomt bij ongeveer 1 op de 10.000 tot 30.000 pasgeborenen. De aandoening wordt vaak ondergediagnosticeerd, vooral omdat patiënten met mildere of atypische symptomen niet altijd de diagnose krijgen. Het syndroom treft zowel mannen als vrouwen in gelijke aantallen, en er zijn geen duidelijke etnische of geografische voorkeuren.
Oorzaken en erfelijkheid van CdLS
Het Cornelia de Lange-syndroom wordt veroorzaakt door mutaties in ten minste vijf genen: NIPBL, SMC1A, HDAC8, RAD21 en SMC3. Mutaties in het NIPBL-gen worden aangetroffen in meer dan de helft van de patiënten; mutaties in de andere genen komen minder vaak voor. In ongeveer 30% van de gevallen is de oorzaak nog onbekend. Onderzoekers bestuderen de rol van de vijf bekende genen en mogelijke mutaties in andere genen die bijdragen aan de aandoening.
De symptomen en de ernst van het syndroom kunnen sterk variëren, zelfs bij patiënten met dezelfde genmutatie. Wetenschappers vermoeden dat aanvullende genetische of omgevingsfactoren invloed hebben op de specifieke symptomen van elke patiënt. Over het algemeen veroorzaken mutaties in de genen SMC1A, RAD21 en SMC3 mildere symptomen dan mutaties in het NIPBL-gen. HDAC8-genmutaties leiden vaak tot iets andere symptomen, zoals bredere ogen, tandheelkundige afwijkingen en een vertraagde sluiting van de fontanel in de kindertijd. Het is belangrijk op te merken dat patiënten met HDAC8-genmutaties ook een (ernstige) verstandelijke beperking kunnen hebben, vergelijkbaar met patiënten met NIPBL-genmutaties.
Wanneer mutaties in de NIPBL-, RAD21- of SMC3-genen het syndroom veroorzaken, heeft het Cornelia de Lange-syndroom een autosomaal dominant overervingspatroon. Dit betekent dat slechts één kopie van het gemuteerde gen in elke cel voldoende is om de aandoening te veroorzaken. De meeste gevallen zijn het gevolg van nieuwe genmutaties zonder familiegeschiedenis van de aandoening.
Mutaties in de HDAC8- of SMC1A-genen leiden tot een X-gebonden dominant overervingspatroon. Dit houdt in dat het gemuteerde gen op het X-chromosoom ligt, een van de geslachtschromosomen. Een enkele kopie van het gemuteerde gen is voldoende om het syndroom te veroorzaken. In tegenstelling tot X-gebonden recessieve aandoeningen, waarbij mannen vaak ernstiger getroffen zijn dan vrouwen, blijkt het X-gebonden dominante Cornelia de Lange-syndroom mannen en vrouwen gelijk te treffen. Ook hier zijn de meeste gevallen het gevolg van nieuwe mutaties zonder familiale voorgeschiedenis.
Symptomen: Ontwikkelingsstoornis, groeiachterstand en unieke gelaatskenmerken
De symptomen van het Cornelia de Lange-syndroom variëren sterk tussen patiënten en kunnen mild tot ernstig zijn. Kenmerkende symptomen zijn onder meer:
- Groeiachterstand: Vertraging in groei vóór en na de geboorte, wat leidt tot kort gestalte en dwerggroei.
- Gelaatskenmerken: Opvallende gelaatstrekken zoals doorlopende wenkbrauwen (synophrys), lange wimpers, kleine oren, ver uit elkaar geplaatste tanden en een kleine, wipneus.
- Psychomotorische vertraging: Langzamere ontwikkeling van motorische vaardigheden en spraak.
- Gedragsproblemen: Gedragsproblemen die lijken op autismespectrumstoornis, waaronder zelfstimulatie, agressie, zelfverwonding en sterke voorkeur voor gestructureerde routines.
Andere mogelijke symptomen, die niet bij alle patiënten aanwezig hoeven te zijn, zijn onder meer:
- Afwijkingen in de stand van vingers of tenen door zijwaartse verkromming (clinodactylie)
- Gastro-oesofageale reflux (brandend maagzuur door terugvloei van maaginhoud naar de slokdarm)
- Gedeeltelijk samengegroeide tweede en derde tenen
- Gehoorproblemen
- Gespleten gehemelte (schisis)
- Hartafwijkingen zoals pulmonale pylorusstenose, VSD (ventrikelseptumdefect), ASD (atriumseptumdefect) en coarctatie van de aorta
- Hypoplastische genitaliën (onderontwikkelde genitaliën)
- Microcefalie (klein hoofd)
- Kleine handen en voeten
- Kleine oren en ver uit elkaar geplaatste tanden
- Korte wipneus en dunne lippen
- Laag geboortegewicht (meestal onder 2,5 kilogram)
- Lang filtrum (verticale sleuf in de bovenlip)
- Ontbrekende ledematen of delen van ledematen
- Ontwikkelingsachterstand
- Oogafwijkingen zoals ptosis (afhangend ooglid), nystagmus (wiebelogen), hoge bijziendheid en hypermetropie (verziendheid)
- Overmatige lichaamsbeharing (hirsutisme)
- Toevallen
- Voedingsproblemen
Diagnose en onderzoeken
De diagnose van het Cornelia de Lange-syndroom kan uitdagend zijn, vooral bij patiënten met milde symptomen. Genetisch onderzoek kan nuttig zijn, vooral wanneer er vermoedens zijn van mutaties in de NIPBL- of SMC1A-genen. De diagnose is voornamelijk gebaseerd op een uitgebreide anamnese en klinisch onderzoek. Een genetisch onderzoek kan bevestigen of een van de bekende genen is aangetast.
Behandeling
Er is momenteel geen genezing voor het Cornelia de Lange-syndroom. De behandeling richt zich op het verlichten van symptomen en het verbeteren van de kwaliteit van leven. Een multidisciplinair team, waaronder logopedisten, fysiotherapeuten, gastro-enterologen, tandartsen, cardiologen, orthopedisten, oogartsen, audiologen en neurologen, kan betrokken zijn bij de zorg. Chirurgische ingrepen kunnen worden aanbevolen voor specifieke aandoeningen zoals gastro-oesofageale reflux, gespleten gehemelte, heupdislocaties, ingedaalde testis, neuspoliepen, pylorusstenose en stenose van de traanbuis.
Prognose van het Cornelia de Lange-syndroom
De meeste patiënten met het Cornelia de Lange-syndroom bereiken de volwassenheid. Echter, sommige patiënten kunnen levensbedreigende aandoeningen ontwikkelen, zoals hartafwijkingen, onbehandelde gastro-oesofageale reflux of darmafwijkingen, wat kan leiden tot vroegtijdig overlijden. De prognose hangt sterk af van de ernst van de symptomen en de tijdigheid van medische interventies.