Chronische lymfatische leukemie (CLL)
CLL is de meest bekende en grootste vorm van leukemie. Deze leukemie komt vooral bij ouderen voor, maar het wil ook nog wel eens voorkomen bij jongere mensen. De oorzaak van CLL is helaas nog niet bekend. Wel zijn er een aantal risico factoren bekend die een leukemie kunnen laten ontstaan. Hieronder vallen: roken, blootstelling aan straling, bepaalde medicijnen en chemotherapeutica.
CLL
CLL is een kwaadaardige aandoening van cellen die afstammen van B-lymfocyten. Deze B-cellen zijn erg belangrijk voor de afweer. B-lymfocyten ontstaan uit het been merg en zorgen voor de aanmaak van antilichamen. Deze antilichamen kunnen op hun beurt weer lichaamsvreemde organismen aanvallen. Ook helpen antilichamen met het fagocyteren (het opeten van lichaamsvreemde organismen door witte bloedcellen). De antilichamen gaan op het organisme zitten en werken daardoor als marker voor de witte bloedcellen. De witte bloedcellen herkennen de markers en vallen daardoor het organisme aan.
Bij kanker is er vaak sprake van een ongecontroleerde deling. Bij CLL is dat niet helemaal het geval, het mechanisme van de cellen om dood te gaan ontbreekt. Hierdoor komt er een opstapeling van witte bloedcellen in het bloed en in het beenmerg. Er is dus wel een woekering gaande, maar niet wegens het ongecontroleerd delen.
Diagnose
Als eerste komt de patiënt bij de arts met wat vage klachten. Omdat de ziekte chronisch is kan de patiënt de ziekte al lang hebben, maar er niet echt last van hebben. Over het algemeen voelen de patiënten zich wat moe, krijgen ze snel infecties en bloeden ze ook wat langer door als ze een wondje hebben. Dit komt omdat door de woekering van de witte bloedcellen, de andere cellen verdrukt worden.
Als eerste zal de arts wat vragen stellen over de verloop van de klachten. Ook zal hij waarschijnlijk een lichamelijk onderzoek doen. Bij CLL is de milt vaak vergroot, dit voelt dan wat dik en pijnlijk aan. De miltvergroting komt doordat deze de grote hoeveelheid witte bloedcellen wilt opslaan. Ook kan het zijn dat een lymfeklier dik en opgezet kan zijn. Dit hoeft niet altijd zo te zijn, er kan ook een CLL gaande zijn zonder deze symptomen. Vervolgens zal de huisarts een bloedonderzoek aanvragen. Bij een CLL zijn er veel witte bloedcellen in het bloed en worden er onder de microscoop ook veel voorloper cellen gezien. Ook is de kern van de lymfocyten abnormaal. Normaal gezien is deze kern groot en gelijk gevuld. Maar bij een CLL is de inhoud van de kern niet goed verdeelt en zal er een beeld ontstaan dat een beetje lijkt op tijgernootjes. De cellen zijn ook zwakker dan normale cellen en zullen daarom ook snel kapot gestreken worden. Dit is ook te zien onder de microscoop en duid ook op CLL.
Om de diagnose duidelijk te kunnen stellen zal er ook nog beenmerg onderzoek gedaan moeten worden. De afname hiervan is erg pijnlijk, maar nodig om te weten om welk type CLL het gaat. Deze informatie is weer cruciaal voor de behandeling. De behandeling van leukemieën worden namelijk afgestemd op het type leukemie. In het beenmerg zullen dan opnieuw voorloper cellen te zien zijn, waaronder ook blasten. Het beeld zal er wel nog divers uit zien, er zijn zowel voorlopercellen als uitgerijpte cellen te zien zijn. Hier zullen testen gedaan moeten worden om te bekijken om welk type cellen het precies gaat, deze methodes zijn te uitgebreid om hier nu te behandelen.
Behandeling
Een chronische lymfatische leukemie is niet te genezen. Wel kan een behandeling de gevolgen van de ziekte wat in toom houden. Er moet van tevoren wel goed nagedacht worden of de behandeling wel echt nodig is. De behandeling kan zeer intensief zijn en vaak hebben patiënten met CLL niet echt last van de ziekte. Dit omdat de ziekte chronisch is, en soms zelfs per toeval ontdekt wordt. Toch kunnen de symptomen van de ziekte op een gegeven moment erg zwaar worden. Door de grote hoeveelheid witte bloedcellen worden de andere bloedcellen onderdrukt. Dit kan voor infecties zorgen, langere bloedingstijden en bloedarmoede. Wordt er gekozen (voorlopig) niet te behandelen, dan moet de patiënt wel onder controle blijven. Dit om te bekijken of de ziekte stabiel blijft.
Als er toch gekozen wordt voor behandeling, zijn er meerdere opties. Het meest wordt er chemotherapie gegeven. Er worden vaak meerdere soorten chemotherapeutica gegeven, soms combinaties van deze.
Ook kunnen er antilichamen gegeven worden. Deze antilichamen herkennen de CLL cellen en zullen deze doden. Er kan ook chemotherapie en antilichamen therapie tegelijkertijd gegeven worden om een sterker effect te hebben. Soms kan prednison ook nog helpen tegen CLL.
Al deze behandelmethodes zijn niet zonder bijwerkingen. Helaas zal vaak het immuunsysteem van de patiënt een grote klap krijgen en zal het immuunsysteem verslechteren. Na de chemo zal dit langzaam weer beter worden, maar er moet bij zo’n chemokuur dus ook goed gelet worden of de patiënt niet een ontsteking of infectie oploopt. Om dit te voorkomen wordt er vaak tegelijkertijd met de chemo preventief antibiotica gegeven worden. Maar ook dit is weer niet totaal zonder bijwerkingen. Er moet dus altijd goed bedacht worden of het dus wel noodzakelijk is om de ziekte te behandelen.
© 2010 - 2024 Hannah-lovey, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Deze informatie is van informatieve aard en geen vervanging voor professioneel medisch advies. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Bronnen en referenties
- www.hematologiegroningen.nl