De geschiedenis van Diabetes Mellitus
Diabetes Mellitus is een ziekte waarbij de Eilandjes van Langerhans te weinig of geen insuline aanmaken. De geschiedenis van diabetes mellitus is fascinerend omdat deze gekenmerkt is door vooruitgang en soms ook lange perioden van stilstand. Vanaf 250 jaar voor Christus is men bekend met de ziekte en sindsdien zijn er steeds meer ontdekkingen gedaan.
Benaming Diabetes Mellitus
De naam diabetes is bedacht door
Appollonius uit Memphis (Griekenland) en
Asetaeus van Cappadocia. Deze naam wordt 250 jaar voor Christus aan de ziekte gegeven. De letterlijke vertaling van dit Griekse woord betekent: ‘dia’ = door en ‘betes’ = gaan. Diabetes betekent dus doorgaan. Dit duidt op het feit dat diabetes patiënten meer vocht verliezen dan dat ze drinken. Het lijkt alsof het vocht rechtstreeks door een pijpleiding loopt. In de eerste eeuwen na Christus wordt het Latijnse woord mellitus ( = honing of zoet) toegevoegd aan diabetes, duidend op de zoete urine. De artsen in die tijd dopen hun vinger in de urine van de zieke en proeven de zoete smaak.
Geschiedenis
De geschiedenis van diabetes mellitus is fascinerend omdat deze gekenmerkt is door vooruitgang en soms ook lange perioden van stilstand. De perioden van stilstand zijn ontstaan doordat onderzoek werd vergeten of door meningsverschillen tussen onderzoekers. Een goed voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld de ontdekking van insuline. Dankzij een aantal gedreven onderzoekers kunnen mensen met diabetes mellitus nu goed leven zonder moeilijkheden. Doordat insuline werd ontdekt werd de ‘zelfzorg’ van patiënten met diabetes mellitus beter. Zij konden nu bij zichzelf insuline inspuiten wanneer dit nodig was. Hierdoor kregen zij weer een normale bloedglucose-waarde. De complicaties die anders op zouden hebben getreden als zij dit niet deden, konden hierdoor worden voorkomen of sterk worden vertraagd. Diabetes als aandoening is al zeer lang bekend. Dit blijkt uit oude Hindu geschriften van ongeveer 1500 jaar voor Christus. Er word hierin vermelding gemaakt van een mysterieuze ziekte waarbij intense dorst, gewichtsafname en een enorme urineproductie uiteindelijk leiden tot de dood. Ook in de Egyptische papyrusrollen van ongeveer 1552 jaar voor Christus worden kenmerken van diabetes beschreven zoals polyurie (vaak en veel plassen). Een andere ziekte, diabetes insipidus, word vaak door elkaar gehaald met diabetes mellitus. Dit is echter een aandoening van de hypofyse waarbij men grote hoeveelheden urine verliest zonder suiker. De hypofyse is een hormoon producerend orgaan aan de onderzijde van de hersenen.
Ontdekkingen
De Franse fysioloog
Claude Bernard legde het verband tussen diabetes mellitus en de koolhydratenstofwisseling. Hij bestudeerde hierbij de opgeslagen vorm van glucose in de lever en de werking van de pancreas. De pancreas is een andere benaming voor de alvleesklier. Een Duitse medische student genaamd
Paul Langerhans ontdekte in 1869 dat de alvleesklier twee soorten cellen bevat. Van maar één van deze twee cellen is de werking bekend namelijk: het uitscheiden van alvleesklierspijsverteringssappen. Later worden deze andere cellen met nog onbekende functie aangeduid als de eilandjes van Langerhans.
Joseph von Mering en
Oskar Minkowski ontdekten in 1889 aan de universiteit van Strasbourg dat diabetes bij honden ontstaat als de alvleesklier wordt verwijderd. Hieruit werd de conclusie getrokken dat er een direct verband bestaat tussen diabetes mellitus en de alvleesklier. Vlak hierna toonde de Fransman
Hédon aan dat een totale verwijdering van de alvleesklier noodzakelijk is om de verschijnselen van diabetes mellitus op te roepen. Daarbij bracht hij kleine delen van de alvleesklier onder de huid. Alleen na verwijdering van deze ‘implantaten’ ontstaat diabetes mellitus in volle omvang. Door al deze verschillende ontdekkingen ontstond er een verband tussen de aandoening diabetes mellitus, de alvleesklier en de koolhydraatstofwisseling. Door veel onderzoekers werd geprobeerd een stof uit de alvleesklier te halen om zo de diabetesverschijnselen te onderdrukken. Pas in de eerst jaren van de 20ste eeuw werd ontdekt dat insuline in de alvleesklier de stof is waar alles om draait.
In begin 1900 werd voor het eerst geëxperimenteerd met het injecteren van een dierlijk alvleeskliersubstraat (acomatol) aan een ernstig zieke diabetes patiënt. Dit werd gedaan door een jonge internist in Berlijn genaamd
George Zuelzer. Dit werkte goed en de toestand van de patiënt verbeterde. Maar toen de voorraad acomatol uitgeput raakte, stierf de patiënt. Ook traden er ernstige bijwerkingen op. De testen werden uitgevoerd in de kliniek van Minkowski. In mei 1922 werd de ontdekking van insuline officieel wereldkundig gemaakt door
McLeod. Op 25 oktober 1923 kregen Prof. McLeod en Dr. Banting de Nobelprijs voor hun werk.
Eli Lilly en haar collega's van de universiteit van Toronto kregen in 1922 het recht om insuline op grote schaal te gaan aanmaken. In de jaren hierna werd er veel aan gedaan om de insuline te verfijnen en te zuiveren. Hierin werd in 1960 tot 1970 een grote stap gezet door het ontstaan van chromatografietechnieken. Vanaf begin jaren 80 van de 20ste eeuw werd er insuline gemaakt dat identiek is aan menselijke insuline. Dit werd gedaan met behulp van de recombinant technieken. In 1996 werd het eerste recombinant DNA humane insuline analoog DNA genaamd lispro door de
Good and Drug Administration in Amerika goed gekeurd. In 1944 werd de standaard insulinespuit ontwikkeld voor het meer uniform maken van de diabetesbehandeling.
Vervolgens kwam in 1955 de ontwikkeling van orale medicatie voor het verlagen van de bloed glucose spiegel in het bloed (bij type 2 diabetes) op gang. Er kwam in 1959 een duidelijk onderscheid tussen diabetes mellitus type 1 en type 2. In 1960 kwam er verbetering in de zuiverheid van insuline. Ook kwamen er testen voor het aantonen van suiker in de urine. De eerste alvleesklier transplantatie vond in 1966 plaats aan de universiteit van Manitoba in Canada. Tussen 1970 en 1980 kwamen bloedglucose meters en bloedglucose teststrips beschikbaar. De eerste insulinepomp werd eind jaren 70 van de 20ste eeuw in Engeland in gebruik genomen. In 1983 vond de introductie van de eerste biosynthetische humane insuline plaats. In 1993 ontstond er in de Verenigde Staten van Amerika de
Diabetes Control and Complication Trial. Dit is een intensieve therapie die het ontstaan van complicaties vertraagd en het voortschrijden van complicaties verminderd bij mensen met diabetes type 1. In 1999 ontstaat de
Prospective Diabetes Study in de UK. Een goede controle van de bloedglucose waardes en de bloeddruk met een adequate behandeling vertraagt of voorkomt complicaties bij mensen met type 2 diabetes mellitus.