Diabetes, suikerziekte
Diabetes komt steeds meer voor, zowel onder ouderen als onder jongeren. In de volksmond word diabetes ook wel suikerziekte genoemd. De volledige naam is diabetes mellitus, type 1 of type 2. Het is een chronische stofwisselingsziekte, die iedereen kan overkomen. De ene persoon heeft alleen wel meer kans om het te krijgen dan de andere.
Epidemiologie
Uit de registraties van de huisartsen in Nederland is gebleken dat ongeveer 2,98% van de Nederlanders een vorm van diabetes heeft. Gebaseerd op 17 miljoen inwoners zijn dat dus ca. 500.000 mensen. Helaas is uit onderzoek gebleken dat ongeveer 30% van de Nederlanders met diabetes niet bij de huisarts bekend is. Dit brengt het aantal Nederlanders met diabetes op ongeveer 700.000. Jaarlijks komen hier ongeveer 60.000 nieuwe patiënten bij. Van deze mensen heeft ongeveer 85% diabetes mellitus type 2, iets minder dan 15% diabetes mellitus type 1 en een heel klein percentage zijn vrouwen met zwangerschapsdiabetes. Deze vorm van diabetes komt ongeveer bij 5% van de zwangerschappen voor.
Diabetes mellitus type 2 komt vooral voor bij ouderen en bij mensen met overgewicht. Steeds vaker vallen hieronder tegenwoordig ook jonge kinderen en jongeren.
Etiologie
Zoals hierboven al gezegd bestaan er meerdere typen diabetes; type 1 en type 2 zijnd de bekendste en meest voorkomende. Verderop in deze methodiek zal ik beschrijven wat deze 2 typen inhouden.
Er is nog niet goed bekend wat de risicofactoren zijn waardoor sommige mensen diabetes type 1 ontwikkelen. Waarschijnlijk spelen virussen, milieufactoren en voeding een rol, erfelijkheid speelt waarschijnlijk bijna niet mee. Risicofactoren voor het krijgen van diabetes type 2 zijn onder andere een erfelijke aanleg, overgewicht, een ongunstige vetverdeling, weinig beweging, roken en een ongezond eetpatroon. Vooral mensen die te veel verzadigd vet en te weinig onverzadigd vet en vezels eten hebben een verhoogde kans op diabetes type 2.
Pathofysiologie
Diabetes heeft alles te maken met de aanmaak en de werking van insuline. Insuline word aangemaakt in de alvleesklier. Hierin bevinden zich de betacellen (in eilandjes van Langerhans), deze produceren het hormoon insuline, zodra glucose (suiker) in de bloedbaan komt. De betacellen zorgen er voor dat precies de juiste hoeveelheid insuline aan het lichaam word afgegeven. De insuline zorgt er voor dat de glucose uit het bloed opgenomen kan worden in de weefsels en de spieren en zo gebruikt kan worden als brandstof bij activiteit. Insuline zorgt er ook voor dat een teveel glucose in de lever opgeslagen wordt, zodat het later als reserve gebruikt kan worden.
In het lichaam van mensen met diabetes mellitus type 1 maakt de alvleesklier zelf geen insuline meer aan, waardoor het glucosegehalte in het bloed te hoog blijft. Bij mensen met diabetes mellitus type 2 is het zo dat de alvleesklier te weinig insuline aanmaakt, of dat de cellen in het lichaam minder gevoelig zijn voor insuline. Ook hierdoor blijft het glucosegehalte in het bloed te hoog.
Symptomatologie
Mensen met diabetes type 1 zijn vaak begin dertig of jonger als het gediagnosticeerd wordt. Het is te herkennen aan de volgende symptomen:
- Vaak dorst hebben
- Veel moeten plassen
- Afvallen zonder reden
- Ziek of beroerd zijn
- Constant hongergevoel
- Wazig zien
Diabetes mellitus type 2 is vaak te herkennen aan (een van) de volgende klachten:
- Vaak dorst hebben
- Veel moeten plassen
- Vermoeid zijn
- Oogklachten hebben (rode, branderige ogen, wazig zien, dubbel zien, slecht zien..)
- Slecht genezende wondjes hebben
- Kortademig zijn
- Pijn in de benen hebben tijdens het lopen
- Vaak terugkerende infecties hebben
Onderzoek en diagnostiek
De diagnose diabetes is heel makkelijk te stellen en dit onderzoekje wordt gedaan door de huisarts. Deze meet met een glucosemeter de glucosespiegel in een druppel bloed. Als deze hoger is dan 11 mmol/l (millimol per liter) wordt een afspraak gemaakt voor een tweede test. Bij deze test mag 8 uur van tevoren niet gegeten of gedronken worden. Als bij deze test het glucosegehalte hoger is dan 6 mmol/l is er sprake van diabetes. Mmol/l staat voor de hoeveelheid milligrammen glucose die er in een deciliter bloed zitten.
Therapie, prognose en beloop
Diabetes mellitus is een chronische ziekte en gaat dus niet over. De behandeling is gericht op het verlagen of stabiel houden van het glucosegehalte in het bloed. Diabetes type 1 wordt meestal behandeld door het spuiten van insuline. Diabetes type 2 wordt behandeld met medicatie die het glucosegehalte in het bloed verlaagt. Het komt ook voor dat mensen zowel medicatie moeten slikken als insuline moeten spuiten. Veel diabeten moeten ook erg letten op hun voeding, dat ze niet te veel koolhydraten en glucose binnen krijgen. Bij mensen met diabetes type 2 door overgewicht is afvallen ook een belangrijke interventie. Dit kan er soms voor zorgen dat de medicatie verminderd of zelfs stopgezet kan worden.
Complicaties
Diabetes kan allerlei complicaties tot gevolg hebben, bijvoorbeeld problemen met de voeten, nefropathie (verminderde nierfunctie), neuropathie (beschadigde zenuwen), retinopathie (oogproblemen) en een grotere gevoeligheid voor infecties.
Daarnaast kan iemand met diabetes een hypo of een hyper krijgen, het is belangrijk dat zijn / haar omgeving hiervan op de hoogte is en de symptomen kan herkennen. Een hypo is een sterke daling van de bloedglucosespiegel en een hyper juist een sterke stijging. Als een hyper erg lang duurt is of als een hypo ernstig is kan dit een coma tot gevolg hebben.
Symptomen van een hypo zijn:
- Trillen
- Zweten
- Hoofdpijn
- Duizeligheid
- Verminderde concentratie
- Vermoeidheid
- Hongergevoel
- Wisselend humeur
- Verwardheid
- Sufheid
Symptomen van een hyper zijn:
- Vaak plassen
- Erge dorst
- Vermoeidheid
- Droge tong
- Buikpijn
- Wisselend humeur