Alle botten van het skelet
Het lichaam van het mens wordt grotendeels gevormd door de botten. Zonder de botten zou ons lichaam in elkaar zakken. Het skelet is dus onmisbaar, niet alleen voor de vorm, maar ook om de organen, zoals het hart of de longen, te beschermen. Ook verzorgt het samen met de spieren de beweging van het lichaam. Uit welke botten bestaat het lichaam? Wat is de functie van gewrichten?
Het menselijke geraamte
Het menselijk geraamte wordt ook wel het
skelet genoemd, of het
beendergestel. Het lichaam bestaat uit 206 botten, waarvan de meeste (kleinere) te vinden zijn in de hand (54), gevolgd door de voeten (52). Beide benen hebben samen 8 botten, de armen 6 botten, de romp 50 botten, de hals 8 (namelijk 7 halswervels), de oren samen 6 botten, en de schedel 22.
Natuurlijk varieert het aantal botten wel eens. Zo hebben sommige mensen extra botten (bijvoorbeeld het sesambeen - os sesamoideum, in het verloop van de pees, of een extra wervel), of andere mensen een bot (bijvoorbeeld wervel) minder.
Botten per lichaamsdeel
Uitleg benamingen: Os (Latijn) betekent bot of gebeente. Vertebra (Latijn) betekent wervel. Pariëtaal, frontaal, temporaal en occipitaal wijzen op de locatie van de botten ten opzichte van het lichaam. Pariëtaal betekent gelegen aan de wand, frontaal betekent gelegen aan de voorzijde, temporaal betekent gelegen in de slaapstreek (zijkant van het hoofd), occipitaal betekent gelegen aan de achterzijde.
Botten in de schedel
- Voorhoofdsbeen - os frontale
- Wandbeen - os parietale
- Slaapbeen - os temporale
- Achterhoofdsbeen - os occipitale
- Wiggenbeen - os sphenoidale
- Zeefbeen - os ethmoidale
- Jukbeen - os zygomaticum
- Bovenkaanbeen - maxilla
- Neusbeen - os nasale
- Onderkaak - mandibula
- Verhemeltebeen - os palatinum
- Traanbeen - os lacriminale
- Ploegschaarbeen - vomer
- Onderste neusschelp - concha nasalis inferior
Botten in het oor
De drie botten van het oor bevinden zich in het middenoor, waar ook de buis van Eustachius gesitueerd is:
- Hamer - malleus
- Aambeeld - incus
- Stijgbeugel - stapes
Botten in de hals
- Tongbeen - os hyoideum
- Halswervel - vertebra cervicalis
Botten in de romp
- Sleutelbeen - clavicula
- Schouderblad - scapula
- Borstbeen - sternum
- Rib - costa
- Borstwervel - vertebra thoracica
- Lendenwervel - vertebra lumbalis
- Heup - os coxae
- Heiligbeen - os sacrum
- Stuitje/staartbeen - os coccygis
Botten in de arm
- Opperarmbeen - humerus
- Ellepijp - ulna
- Spaakbeen - radius
Botten in de hand
- Handwortelbeentjes (os scaphoideum, os lunatum, driekhoeksbeen - os triquetrum, erwtwormig beentje - os pisiforme, groot veelhoekig been - os trapezium/multangulum majus, klein veelhoekig been - os trapezoideum/multangulum minus, hoofdvormig been - os capitatum, haakvormig been - os hamatum)
- Middenhandsbeen - os metacarpale
- Vingers (promixale falanx - phalanx proximalis, middelste falanx - phalanx media, distale falanx - phalanx distalis)
Botten in het been
- Dijbeen - femur
- Knieschijf - patella
- Scheenbeen - tibia
- Kuitbeen - fibula
Botten in de voeten
- Voetwortelbeenderen (hielbeen - calcaneus, sprongbeen - talus, os naviculare, os cuneiforme mediale, os cuneiforme intermedium, os cuneiforme laterale, os cuboideum)
- Middenvoetsbeen - os metatarsale
- Tenen (proximale falanx - phalanx proximalis, middelste falanx - phalanx media, distale falanx - phalanx distalis)
De gewrichten
De botten in ons lichaam staan los van elkaar. Dat betekent niet dat ze niet indirect met elkaar verbonden zijn. Deze verbinding wordt gemaakt met behulp van gewrichten. Dit zijn de overgangen tussen twee botten, en dit maakt beweging mogelijk. Soms is er wel sprake van een directe verbinding tussen botten, zoals in de schedel. Daar zijn de botten met elkaar vergroeid.
Andere mogelijkheden tot verbindingen tussen botten zijn via kraakbeen en bindweefsel. De botten in een gewricht worden op de plaats gehouden door ligamenten (gewrichtsbanden). Bij overbelasting kan hieraan een blessure ontstaan (denk maar aan het scheuren van de enkelband). Ook kan hierdoor de
meniscus beschadigd raken.
- Scharniergewricht: Dit gewricht kan zich maar in één richting bewegen (bijvoorbeeld de knie);
- Kogelgewricht: Dit gewricht kan in alle richtingen bewegen (bijvoorbeeld de schouder);
- Draai- of rolgewricht: Dit gewricht kan naar links en rechts, en naar boven en beneden bewegen (bijvoorbeeld de nek).