De vier basisbenaderingen voor hulpverleners
Binnen de zorg worden er vier basisbenaderingen onderscheiden, namelijk de oplossingsgerichte benadering, de cognitief gedragsmatige benadering, het sociaal competentie model en de systeemtheorie. In dit artikel kan je lezen wat deze vier inhouden en hoe ze van elkaar verschillen.
1. De systeemtheorie
Volgens de systeemtheorie kan een mens niet los worden gezien van zijn context, zijn omgeving. Hiermee wordt het gezin, de vriendenclub, de sportgroep etc. mee bedoeld. Mensen gedragen zich anders in verschillende situaties, hun omgeving beïnvloedt hen. Iemand gedraagt zich heel anders tegen een docent dat tegen zijn moeder, hij gedraagt zich ook anders in het openbaar dan wanneer hij alleen is. Vaak worden er eigenschappen aan mensen toegewezen, maar deze komen alleen tot uiting in de juiste context. Bij de systeemtheorie kijkt men naar het grote geheel en niet naar de kleine onderdelen. Deze onderdelen kan men namelijk niet los van elkaar zien, deze beïnvloeden elkaar, het is een wisselwerking en ze zijn niets als ze van elkaar zijn gescheiden.
De systeemtheorie gaat er vanuit dat alles is aangeleerd door de omgeving, alle eigenschappen van de mens. Nurture en geen nature. Eigenschappen worden dus niet aan de mens gekoppeld, maar aan de omgeving (Rigter, 2010). Dit betekent ook dat stoornissen die vaak als aangeboren worden omschreven, contextueel afhankelijk zijn. Stoornissen als ADD, ADHD, Asperger, etc., kunnen per kind verschillende consequenties hebben. Dit heeft meerdere factoren, zoals voeding, opvoeding, of het kind veel structuur heeft meegekregen, vrienden etc. (Pont, 2012). Dit betekent dat je als hulpverlener nooit uit moet gaan van alleen de diagnose, maar dat je in aanraking moet zien te komen met de omgeving van de hulpbehoevende. Hiervoor wordt vaak gebruik gemaakt van een genogram of een ecologische cirkel (Pfauth, 2012).
2. De oplossingsgerichte benadering
Zoals de naam al laat weten gaat deze benadering uit vanuit de oplossing en niet van het probleem. De oplossingsgerichte benadering werkt vanuit het toekomstbeeld, werkt toe naar een ideale situatie. Een methode bij de oplossingsgericht benadering is bijvoorbeeld het stellen van de wondervraag. De wondervraag is gericht op het ideale toekomstbeeld van de cliënt, zoals: “Als je morgen wakker zou worden en je problemen zouden opgelost zijn, waar zou je dat als eerste aan merken?”. Hierdoor stel je scherp waar het probleem ligt er waar aan gewerkt moet worden. Bovendien maakt de cliënt voor zichzelf een beeld om naar uit te kijken, een motivatie. Het zorgt voor een situatie waar naartoe gewerkt kan worden (S. Horneman, 2011). Deze oplossingen bestaan uit kleine haalbare stapjes, er wordt stap voor stap naar de ideale situatie van de cliënt toegewerkt. Ook wordt er gebruik gemaakt van de oplossingen die de cliënt zelf al in het hoofd had, maar misschien nog niet goed tot uitvoering heeft gebracht. Als deze oplossingen leiden tot successen, krijgt de cliënt meer zelfvertrouwen doordat hij doorheeft dat hij zelf wat aan zijn situatie kan veranderen (NOW!, 2012). Er is geen vast zorgprogramma of hulpprogramma, maar voor iedereen een individueel plan. Zo krijgt iedereen de hulp die hij verdient en worden cliënten niet in hokjes of vakjes gestopt. Het is een respectvolle benadering. Er wordt niet geoordeeld over de toekomstbeelden van de cliënt, er wordt alles aan gedaan om dit toekomstbeeld te bereiken of er bij in de buurt te komen, behalve als dit onrealistisch is of niet haalbaar is.
3. De cognitief gedragsmatige benadering
De cognitief gedragsmatige benadering komt voor uit het behaviorisme en de cognitieve psychologie. Bij deze benadering gaat men er van uit dat de gedachten (cognitie) in sterk verband staan met het gedrag (behavior). Deze twee beïnvloeden elkaar en staan in een wisselwerking. Gedragsproblemen zoals agressie of depressie worden volgens deze benadering veroorzaakt door cognitieve schema’s die niet kloppen. Met schema’s wordt hier het beeld bedoeld wat je van iets hebt, personen, dingen, dieren, situaties etc.. Het kan zijn dat iemand een onjuist cognitief schema heeft, gebaseerd op trauma’s of vooroordelen (S. Horneman, 2011). Een voorbeeld is, dat een depressieve cliënt al gauw denkt dat iemand een negatief beeld over hem of haar heeft, terwijl dat misschien helemaal niet zo is. Dan heeft deze persoon dus een incorrect beeld over deze persoon, namelijk dat deze persoon negatief over hem denkt. Deze gedachten uiten zich in gedrag wat veel misverstanden kan veroorzaken. Het is een wisselwerking tussen gedachten, gevoelens en gedrag. Bij deze benadering leer je je denkfouten te benoemen en krijg je een beter inzicht in je eigen denken en doen. Je leert hoe deze gedachten, gevoelens en gedrag elkaar beïnvloeden en hoe je dat kunt sturen (Faces, 2007).
4. Het sociaal competentie model
Dit model gaat er van uit dat je moet voortborduren op wat je goed kan en verder weinig aandacht moet besteden aan dingen waar je niet zo goed ik bent. Dit geldt ook voor goed en slecht gedrag, goed gedrag belonen en slecht gedrag negeren. Een mens zal toch altijd naar goedkeuring streven (H. Spanjaard, 2005). Het gaat er om dat cliënten deze vaardigheden kunnen ontwikkelen en op die manier iets kunnen betekenen voor en mee kunnen doen in de maatschappij. Er wordt geaccepteerd dat mensen met een stoornis of beperking niet overal even goed in zijn. Als iemand met autisme bijvoorbeeld sociaal niet zo sterk is, maar wel heel goed is in wiskunde, wordt er gekeken naar een werkplek of dagbesteding waar deze wiskunde ingezet kan worden en niet zo zeer waar hij heel hard aan zijn sociale vaardigheden hoeft te werken. Deze methode wordt vooral gebruikt bij jongeren met een slechte start of een licht verstandelijke beperking, maar is vrij breed te gebruiken (Rigter, 2010). Met deze methode bouw je ook zelfvertrouwen op doordat de cliënt gaat zien waar hij goed in is en omdat hij er niet constant op gewezen wordt wat hij moet verbeteren.
© 2013 - 2024 Clijntje, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Deze informatie is van informatieve aard en geen vervanging voor professioneel medisch advies. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Bronnen en referenties
- Faces, C. (2007). Over intimiteit en relaties. Opgeroepen op november 8, 2012, van Eigen gezicht: www.eigengezicht.nl
- H. Spanjaard, M. v. (2005). Kort ambulant. Amsterdam: SWP.
- Karakter. (2012). Licht Verstandelijk Gehandicapt. Opgeroepen op Juni 10, 2012, van Karakter: www.karakter.nl
- NOW! ( 2012, oktober). Netwerk Oplossingsgericht Werkenden. Opgeroepen op november 1, 2012, van NOW: www.oplossingsgericht.nu
- Pont, S. (2012, oktober). Wat is de systeemtheorie? Het individu in relatie tot zijn omgeving. Opgeroepen op november 1, 2012, van Systeemtheorie: www.systeemtheorie.nl
- Rigter, J. (2010). Het palet van de psychologie. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
- S. Horneman, W. N. (2011). Methodiek Sociaal-pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.