Bloedcellen in bloed: erytrocyten, leukocyten en trombocyten
Ons bloed kan worden opgevat als een vloeibaar weefsel voor afweer en transport. Maar waar bestaat het nu uit? Het bloed bestaat voor 45% uit bloedcellen en voor 55% uit bloedplasma. De cellen worden ook corpusculaire elementen genoemd. De rode bloedcellen zijn de erytrocyten, de afweercellen de leukocyten en de bloedplaatjes zijn de trombocyten. Deze drie celtypen maken geen verbindingen met elkaar. Ze bewegen vrij met het bloed mee, als het stroomt. Bij stilstand kan de bloedbezinkingssnelheid worden bepaald.
Bloedcellen uit stamcellen
Alle bloedcellen worden gevormd uit één soort cellen, de stamcellen. De stamcellen bevinden zich in het rode beenmerg, dat te vinden is in de wervels, platte beenderen en de uiteinden van pijpbeenderen. Stamcellen kunnen door mitose nieuwe bloedcellen leveren. De nieuwe cellen kunnen differentiëren tot rode bloedcellen (erytrocyten), witte bloedcellen (leukocyten) en bloedplaatjes (trombocyten).
Erytrocyten: Rode bloedcellen en hemoglobine
Rode bloedcellen (erytrocyten) nemen 95% van alle bloedcellen voor hun rekening (volwassenen hebben er 5 miljoen per kubieke millimeter en elke seconden worden er twee miljoen van gemaakt). Ze ‘leven’ 120 dagen. De functie van rode bloedcellen is het transporteren van zuurstof en bestaat voor 60% uit water, 34% uit hemoglobine en 6% uit andere stoffen. Hij ziet er uit als een rond, plat schijfje waarbij de onderkant en de bovenkant is ingedeukt. Hij is hierdoor erg soepel en vervormbaar en de diffusie-afstand naar het binnenste van de cel is overal klein. De cel heeft geen grote organellen (bijvoorbeeld de nucleus, de kern).
Hemoglobine-moleculen
Hemoglobine-moleculen in het bloed hebben een rode kleur en bevat een ijzer-complex (het smaakt er naar en geeft bruine roest plekken). Het kan makkelijk zuurstof binden in zuurstofrijke omgevingen en laat de zuurstof makkelijk los in zuurstofarme omgevingen (het Bohr-effect). Tenslotte bepalen rode bloedcellen je bloedgroep.
Leukocyten: typen witte bloedcellen
Witte bloedcellen zijn groter dan rode bloedcellen en bezitten een kern en organellen. Ze zijn moeilijk te zien onder de microscoop (kleuren met een kleurstof is een mogelijke optie). Ze hebben een variabele levensduur. Er zijn vele soorten witte bloedcellen (lymfocyten, monocyten, granulocyten). Hun functie heeft te maken met de verdediging van het lichaam (afweer).
Trombocyten: de bloedplaatjes
Tenslotte zijn er ook nog bloedplaatjes die behoren tot de bloedcellen, maar eigenlijk zijn het helemaal geen cellen meer. Het zijn niet meer dan kleine stukjes cel, ooit afgesnoerd van grote stamcellen in het rode beenmerg. De celfragmenten hebben geen kern en geen organellen (vaak alleen cytoplasma met een celmembraan). Ze leven daarom ook niet lang (7 á 8 dagen). Bloedplaatjes bevatten wel tromboplastinogeen dat een functie heeft bij de bloedstolling.
Lees verder