Prikaccidenten en bijtwonden in verzorgingscentra
Prikaccidenten zijn de meest voorkomende arbeidsongevallen in ziekenhuizen en verzorgingscentra. De professionele blootstelling aan bloed door naaldprikken, verwondingen door instrumenten of bloedspatten is een gekend maar te voorkomen risico bij het ziekenhuispersoneel. Ook de kans op een infectie bij menselijke bijtwonden veel groot is . Zo is 46 procent van de menselijke bijtwonden (waarbij de patiënt geen antibioticum toegediend heeft gekregen) na 24 uur ontstoken.
Wat te doen na een prikaccident?
Wat is het risico?
Hepatitis B
Het risico op transmissie van hepatitis B na een prikaccident bedraagt 6 % bij een accident met een HBsAg- en anti-HBe-positieve bron, 40 % bij een prikaccident met een HBeAg-positieve bron.
Hepatitis C
Het transmissierisico na prikaccident met een anti-HCV-positief staal bedraagt 3 tot 10%.
HIV
Het risico op transmissie na prikaccident met een anti-HIV-positieve bron is ongeveer 0.5 % (< 1 %); 0.1 % na contact met slijmvliezen.
Onmiddellijke controle van donor en slachtoffer
Het is belangrijk vooraf een klare kijk te hebben op de toestand van de donor (de bron: patiënt, bloedstaal of naald waarmee men zich heeft geprikt) en van het slachtoffer.
Daarom bepaalt men bij beiden:
- HBsAg, anti-HBc, anti-HBs, anti-HCV, anti-HIV, leverenzymen.
- Is een staal HBsAg-positief, dan worden ook HBeAg en anti-HBe bepaald.
Postexpositie-profylaxis
Voor alles: vergeet de gewone wondreiniging en desinfectie niet!
Hepatitis B
Werd het slachtoffer niet eerder gevaccineerd of betreft het een non-responder (anti-HBs < 10 U/L, ondanks vaccinatie), dan wordt, op verschillende injectieplaatsen, zo snel mogelijk volgende combinatie toegediend:
- hepatitis-B-specifieke immunoglobulines (HBIG, 0.06 mL/kg lichaamsgewicht),
- een eerste of nieuwe dosis hepatitis-B-vaccin. De vaccinatiecyclus moet verder afgewerkt worden.
Bij gevaccineerden: boosterdosis met hepatitis-B-vaccin als de anti-HBs-titer lager is dan 100 U/L. Bij anti^HBs-titer >100U/L: geen specifieke actie.
Hepatitis C
Men start een initieel hoog gedoseerde interferontherapie van zodra anti-HCV detecteerbaar wordt bij het slachtoffer. Deze behandeling kan het risico op een chronische infectie doen verminderen tot < 50%.
HIV
De profylactische postexpositie-behandeling wordt zo snel mogelijk gestart (binnen de 48 uren). Na een hoogrisicoblootstelling (vb. penetrerend prikaccident met seropositief bloed) wordt preventief een tritherapie gegeven: zidovudine (3 x 200 mg/d), lamivudine (2 x 150 mg/d) en indinavir (3 x 800 mg) gedurende 4 weken. [Medicatie beschikbaar via UZGent: Dr. Bea Van Der Gucht op 09/ 240 32 91 en Dr. Filip Van Wanzeele op 09/ 240 23 53. Zoniet via spoedopname 09/ 240 27 42 of -43).
Vervolgserologie (bij het slachtoffer)
Dezelfde testen als onmiddellijk na het accident uitgevoerd, worden hernomen na 2 en 4 maanden, en eventueel een laatste maal na 6 maanden (voor hepatitis C).
Wat te doen na bijtwondjes?
De aanpak van bijtwonden door mensen is adequate wondbehandeling, en eventueel immunisatie tegen tetanus en toediening van antibiotica. Bij bijtwonden door mensen zullen antibiotica toegediend worden bij tekenen van infectie; antibiotica worden niet systematisch preventief toegediend, maar enkel bij bestaan van risicofactoren zoals bijtwonden ter hoogte van de handen, en bij patiënten met immuundepressie. Bij bijtwonden door mensen dient men bedacht te zijn op mogelijke overdracht van b.v. hepatitis B en C, of AIDS.
Eerste stap bij bijtwonden:
- wondje zoveel mogelijk laten uitbloeden
- spoelen onder lauw stromend water; wassen met water en zeep
- daarna de huid drogen en zorgvuldig ontsmetten en desinfecteren (vb. handalcohol of met chlooxhexidine 0,5% in alcohol 70%)
- bij slijmvliescontact niet desinfecteren, doch ruim spoelen met water of fysiologische oplossing
Tweede stap:
- Immunisatie tegen tetanus
Bijtwonden door mensen, dragen een hoog risico van tetanus.
Tegengaan van overdracht van ziekten
Bijtwonden door mensen hebben geleid tot overdracht van o.a. actinomycose, syfilis, tuberculose, herpes, hepatitis B en hepatitis C, en HIV. Hoewel het HIV-virus bij tot 44% van patiënten met HIV-infectie op één of ander moment in speeksel wordt gesecreteerd, blijft het risico van HIV-overdracht door een bijtwonde door mensen laag, tenzij er ook contact was met bloed van de HIV-seropositieve persoon. Bij vermoeden van een beet door een persoon besmet met b.v. HIV of hepatitis, dient onverwijld adequate wondverzorging te worden toegepast (met o.a. gebruik van 1% povidon-jood dat virusdodend is). Dadelijk dienen de aangepaste virale testen te worden uitgevoerd, en herhaald na 6 maand.