Alles over vaccinaties
Van jongs af aan worden we al gevaccineerd. Als we naar een ver land gaan moeten we ook een aantal vaccinaties halen. Waarom is dit, wat zit er precies in en welke soorten vaccins zijn er?
Ontstaan van vaccins
Edward Jenner is het brein achter de vaccins, in 1798 heeft hij het eerste vaccin uitgevonden. Hij merkte op dat boeren gezinnen die koeien bezaten minder ziek werden van de menselijke vorm van pokken dan mensen die bijvoorbeeld in de stad woonden, hier stierven een groter percentage aan de menselijke pokken. Hij bedacht dat als hij gezonde mensen zou besmetten met de koeien pokken, dat ze dan minder ziek zouden worden van de menselijke vorm. Om zijn hypothese te testen heeft hij twee groepen van 50 kinderen gepakt. De eerste groep heeft hij ingespoten met pus uit de koeien pokken. Het grootste deel werd ziek, maar was weer binnen een week genezen. De tweede groep heeft hij niet geïnfecteerd. Daarna heeft hij beide groepen geïnfecteerd met de menselijke vorm van pokken. Het grootste gedeelte van de 1e groep werd een klein beetje ziek, maar was gauw weer beter. Van de tweede groep stierf het grootste gedeelte. Aan de hand hiervan kon hij concluderen dat mensen vaccineren met een minder gevaarlijke variant van de ziektemaker helpt om het minder ziek te worden van de gevaarlijke ziektemaker. Deze manier van vaccineren was nog niet zonder gevaar, soms stierven mensen aan de vaccinatie zelf. Tegenwoordig worden vaccins op een andere manier gemaakt. Daarnaast zijn er ook verschillende soorten vaccins.
Soorten vaccins
Er worden verschillende soorten vaccins gemaakt. De technieken worden steeds moderner en geavanceerder. Er worden nog steeds verzwakte bacteriën gevaccineerd, maar er wordt ook al voor eiwit coderend DNA in het lichaam gespoten.
Verzwakte complete bacteriën en virussen
Dit is een vaccinatie die het meest op het oorspronkelijke vaccineren lijkt. Er worden verzwakte bacteriën of virussen ingespoten. Deze manier van vaccineren komt het meest overeen met een natuurlijke infectie. Het voordeel van dit vaccin is dat het vaak een levenslange bescherming geeft. Het nadeel is de veiligheid, mensen kunnen hier ernstig ziek van worden. Voorbeelden zijn vaccins tegen mazelen, rubella en tuberculose.
Geinactiveerde complete bacterien of virussen
De bacteriën en virussen die ingespoten worden zijn gedood met formaline of fenol. Doordat de ziekteverwekkers die ingespoten worden dood zijn, zijn ze niet meer ziekteverwekkend. Het grootste nadeel is dat er wel een aantal bijwerkingen kunnen optreden door componenten als LPS.
Toxoiden
Deze vaccins zijn gericht tegen de toxinen van bacteriën. De toxine die door de bacterie geproduceerd wordt, wordt in het lichaam gespoten. Het voordeel is dat er nauwelijks bijwerkingen zijn. Het nadeel is dat er meerdere vaccinaties nodig zijn, daarnaast moet er elke 10 jaar een booster injectie gegeven worden.
Subunit vaccins
Bij subunit vaccins wordt er gebruik gemaakt van alleen de antigene fragmenten. Deze fragmenten wekken een immuunrespons op. Recombinant vaccins vallen ook onder de subunit vaccins, het verschil tussen deze vaccin is dat de recombinant vaccins verkregen worden door middel van genetische manipulatie. Het voordeel is dat deze manier van vaccineren veilig is, daarnaast zijn er weinig bijwerkingen.
Geconjugeerde vaccins
Dit zijn polysaccharide vaccins die gekoppeld zijn aan eiwitten. Een voorbeeld is het vaccin tegen Haemophilus influenzae B. Reversie naar virulentie is hierbij mogelijk.
Nucleïnezuur (DNA) vaccins
Dit is een nieuwe techniek waarbij kaal DNA in de spier wordt gespoten. Deze injectie leidt tot de gewenste eiwitproductie. Deze eiwitten stimuleren zowel humorale als cellulaire immuniteit.
Bij kinderen
Volgens het Rijksvaccinatieprogramma worden kinderen in drie fasen ingeënt. Als het kind 2 maanden is start de eerste fase. De tweede fase volgt als het kind 4 jaar is. Wanneer het kind een leeftijd van 9 jaar bereikt, komt fase 3.
Het volgende vaccinatie schema geldt voor kinderen die voor 1 april 2006 geboren zijn.
Fase | Leeftijd | Injectie 1 | Injectie 2 |
Fase 1 | 2 maanden | DaKTP-Hib | Hep B* |
| 3 maanden | DaKTP-Hib | |
| 4 maanden | DaKTP-Hib | Hep B* |
| 11 maanden | DaKTP-Hib | Hep B* |
| 14 maanden | BMR | Men C |
Fase 2 | 4 jaar | DaKTP | |
Fase 3 | 9 jaar | DTP | BMR |
*Alleen kinderen met een moeder die draagster is van het hepatitis-B-virus of als één van de ouders geboren is in een land met een hoog risico op hepatitis B komen voor deze vaccinatie in aanmerking.
Het volgende vaccinatie schema geldt voor kinderen die op of na 1 april 2006 zijn geboren.
Fase | Leeftijd | Injectie 1 | Injectie 1** | Injectie 2 |
Fase 1 | 2 maanden | DKTP-Hib | DKTP-Hib + Hep B | Pneumokokken |
| 3 maanden | DKTP-Hib | DKTP-Hib + Hep B | Pneumokokken |
| 4 maanden | DKTP-Hib | DKTP-Hib + Hep B | Pneumokokken |
| 11 maanden | DKTP-Hib | DKTP-Hib + Hep B | Pneumokokken |
| 14 maanden | BMP | BMP | Men C |
Fase 2 | 4 jaar | DKTP | DKTP | |
Fase 3 | 9 jaar | DTP | DTP | BMR |
**Als vader en/of moeder geboren is in een land waar hepatitis B veel voorkomt, of de moeder draagster is van het hepatitis-B-virus, dan komt je kind in aanmerking voor de hepatitis-B-vaccinatie. Is je kind geboren vanaf 1 april 2006 en hoort hij of zij tot de risico groep dan krijgt je kind de combinatie prik DaKTP-Hib+HepB in plaats van DaKTP-Hib en hepatitis B apart. Kinderen die niet tegen pneumokokken worden gevaccineerd krijgen een DaKTP-Hib vaccinatie en een losse hepatitis-B vaccinatie.
Vaccinatie afkortingen
- DaKTP-Hib: combinatievaccin tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio en Hib-ziekten (haemophilus influenzae type b). Dit vaccin bevat een acellulair kinkhoestvaccin.
- DaKTP-Hib+HepB: ombinatievaccin tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio, Hib-ziekten (haemophilus influenzae type b) en hepatitis-B
- Pn: Vaccin tegen pneumokokken
- BMR: combinatievaccin tegen bof, mazelen en rodehond
- DTP: combinatievaccin tegen difterie, tetanus en polio
- DaKTP: Combinatievaccin tegen difterie, kinkhoest, tetanus en polio.
- Men C: vaccin tegen meningokokken C
- Hep B: vaccin tegen hepatitis B