Kruisbloemigen tegen kanker
Planten worden net zoals mensen in families ingedeeld. En net zoals bij mensen gelijken familieleden ook op mekaar. De kruisbloemigen (Cruciferae) of ook Brassicaceae genoemd is een van de grootste plantenfamilies. Veel van deze planten, zoals kool, waterkers en radijs zijn niet alleen smakelijk maar hebben ook een hoge gezondheidswaarde.
De kruisbloemigen danken hun naam aan de vier losse kroonblaadjes van de bloemen die kruiselings tegenover elkaar staan. De vruchten, die door een dun tussenschot in tweeën zijn verdeeld, worden 'hauw ' of 'hauwtje ' genoemd, afhankelijk van de verhouding tussen lengte en breedte; met de grootte van de vrucht heeft het al dan niet gebruiken van het verkleinwoord dus niets te maken.
De leden van de kruisbloemfamilie hebben nog wel meer gemeen, gemiddeld genomen kunnen zij goed tegen een koud klimaat. Hoewel de ongeveer 3000 soorten over de gehele wereld zijn verspreid, ook in de tropen, zijn kruisbloemigen op het noordelijk halfrond van alle planten het verst doorgedrongen in de richting van de noordpool. Ze komen voor tot ver ten noorden van Groenland en van alle bloeiende planten op Spitsbergen behoort zeker 20 procent tot deze familie.
Deze familie, waartoe ook een aantal bekende sierplanten behoort, zoals judaspenning, de violier en de muurbloem, en algemeen voorkomende wilde planten zoals het herderstasje (Capsella bursa-pastoris) en de pinksterbloem (Cardamine pratensis), is economisch van betekenis omdat ze veel groentesoorten levert.
De belangrijkste groenteleverancier uit de familie is het geslacht Brassica (kool). Naast het zeer gevarieerde groenteaanbod uit het geslacht Brassica levert de familie nog een aantal andere, soms minder bekende groenten. Het zijn radijs, rammenas, de verschillende kerssoorten, mosterdzaad, zeekool en mierikswortel.
Lepidium of Kersachtigen
Van de verschillende 'kers ' soorten is de snelgroeiende tuinkers het meest bekend. Dit oude cultuurgewas, reeds bekend in de Oudheid is afkomstig uit het noorden en oosten van Afrika. Waterkers, van oorsprong een moerasplantje, is in tegenstelling tot tuinkers een overblijvend gewas, dat in sommige landen zelfs een rivieronkruid is. De land- of winterkers is een tweejarige plant van het noordelijk halfrond en is nauw verwant aan het (vroeg) Barbarakruid; beide planten vormen platte rozetten met langwerpige bladeren. De twee soorten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Gele mosterd wordt in het buitenland wel mosterdkers genoemd. De jonge blaadjes van deze eenjarige plant kunnen, net als tuinkers, als salade worden gegeten.
De mierikswortel tenslotte is een overblijvende uit Oost-Europa en West-Azië. De wortels hebben een scherpe smaak (door de aanwezigheid van mosterdolie) en worden bijvoorbeeld gebruikt om sauzen te kruiden.
Kruisbloemigen, glucosinolaten en kanker
Planten die botanisch aan mekaar verwant zijn, dus aan de buitenkant op mekaar lijken, bevatten dikwijls ook dezelfde chemische stoffen, lijken dus ook aan de binnenkant wat op mekaar. Bij de Kruisbloemigen zijn die inhoudsstoffen vooral mosterdolieglucosiden of glucosinolaten. Bij kneuzing of bij het kauwen komt het enzym thioglucosidase of myrosinase vrij. Deze enzymen splitsen het glucosinolaat in glucose, sulfaat en het aglycon, een organische (iso)thiocyanaatverbinding.
De isothiocyanaten zijn vaak irriterend of sterk van smaak. Een voorbeeld van een sterk smakende plant met glucosinolaten is de radijs. De stoffen werken antibacterieel (onder meer tegen Helicobacter) en hebben zeer waarschijnlijk ook een antitumorwerking.
Ongeveer 100 van dergelijke glucosinolaten zijn er nu bekend. Afhankelijk van de structuur zijn er verschillende soorten, bijvoorbeeld glucosinolaten die na splitsing scherp smakende alkylisothiocynaten of mosterdoliën opleveren. Hieronder valt sinigrine, een stof die de sterke smaak van mierikswortel en zwarte mosterd bepaald. Sinigrine wordt gevormd bij mosterdbereiding uit gemalen zaden. De damp van deze stof is traanverwekkend.
Eén van de belangrijkste glucosinolaten van de koolsoorten is goitrine, het aglycon, heeft een antischildklierwerking. Door deze remming wordt er extra thyreotroop hormoon aangemaakt wat de schildkliergroei stimuleert ter compensatie van een functietekort. Het gevolg hiervan is dat er struma of krop kan ontstaan (schildklierzwelling).
De glucosinolaten of hun afbraakproducten stonden lange tijd bekend om hun schimmel- en bacteriedodende eigenschappen én om hun werking als nematicide Recent is het vooral de kankerwerende eigenschap die de aandacht trekt.
Glucosinolaten zijn in water oplosbare moleculen. Ze zouden mogelijk beschermen tegen kanker (detoxificatie) dankzij hun metabolieten: de isothiocyanaten. De boodschap is dan ook veel kruisbloemigen eten, om kanker te voorkomen.