Blijvende geboortereflexen bij kinderen en volwassenen
Wat zijn geboortereflexen? Reflexen zijn onvermijdelijke reacties die getriggerd worden door bepaalde prikkels die in het hetzelfde patroon vervallen. Het begint al met de ontwikkeling in de baarmoeder. Het enige wat het embryo heeft, zijn een reeks van reflexen die hem helpen te overleven en zich te ontwikkelen. Deze reflexen zijn neonatale reflexen die de baby helpen bij het geboorteproces, het krijgen van borstvoeding, greep op de dingen krijgen. Het zijn zijn de bouwstenen van ontwikkeling voor een grove en fijne motoriek. Reflexen worden automatisch aangedreven door de omgeving. Naarmate de hersenen beter zijn ontwikkeld, zijn deze reflexen niet meer nodig en remt de ontwikkelde hersenactiviteit deze acties af. Dit is een normale en essentiële fase van ontwikkeling. Door de gevolgen van een geboortetrauma, ontwikkelingsstoornissen, chemische stoffen in het lichaam, shock en trauma in het begin van het leven, kunnen deze reflexen blijven bestaan: het zenuwstelsel reageert ongepast.
Veertien geboortereflexen
- Terugtrekreflex
- Moro reflex
- Zuigreflex
- Rooting reflex
- Babkin reflex
- Grijpreflex
- Voetzoolreflex
- Asymmetrisch nekreflex
- Tonische labyrintreflex
- Sagittaal labyrintreflex
- Loop- en hielreflex
- Suprapubische reflex
- Symmetrisch nekreflex
- Spinal galant-reflex
Terugtrek reflex
Deze reflex zorgt ervoor, dat je kindje direct na de geboorte gaat ademen. Bij behoud van de reflex kunnen kinderen angstig en verlegen zijn, maar ook woede-uitbarstingen kunnen voorkomen.
Retentie van de reflex kan leiden tot de volgende symptomen:
- irreële angst
- verminderde stressbestendigheid
- overgevoeligheid voor aanrakingen, geluid of gezichtsveranderingen
- driftbuien
- een afkeer van veranderingen of verrassingen
- een slecht aanpassingsvermogen
- vermoeidheid
- sociale verlegenheidsangst
- adem inhouden
- onzekerheid, gebrek aan zelfvertrouwen en verlegenheid
- een negatieve houding
- een overdreven aanhankelijkheid/moeilijke acceptatie van affectie
- dwangmatige trekjes, obsessief gedrag of een compulsieve stoornis
- geen nieuwe activiteiten willen proberen, met name waar vergelijking in voorkomt
- onmiddellijke spierverlamming bij stress
- moeilijkheden met denken en bewegen tegelijkertijd
Moro reflex
Dit is het alarmreflex. Bij behoud van de reflex wordt overgevoelig gedraag waargenomen. Een pasgeborene is nog niet goed genoeg ontwikkeld om te beslissen, of een bepaalde omstandigheid levensbedreigend is of niet. Het wordt beschermd door een revolutionaire “een reflex voor alles”! Een reflex voor fysieke en hormonale gebeurtenissen, die dekking biedt voor de meest voorkomende gevallen en gebeurtenissen.
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- impulsief gedrag
- angst
- ongepast gedrag
- hyperactiviteit
- overgevoeligheid voor licht, geluid of beweging
- overgevoeligheid voor kleurstoffen in voedsel of drinken
- stoornissen in de bijnieren
- makkelijk afgeleid zijn
- concentratiestoornissen
- emotionele onbedachtzaamheid
Zuigreflex
De pasgeborene duwt zijn tong naar voren om aan de tepel te zuigen. Na ongeveer 3 tot 4 maanden verdwijnt de reflex en wordt de tong naar achteren geduwd om het voedsel naar beneden te kunnen slikken.
Bij behoud van de zuigreflex zal de tong eerst naar voren in plaats van terug schuiven. De tong stoot continu tegen de voortanden. Dit veroorzaakt een smal gezicht en vooruitstekende boventanden, een veel voorkomend probleem gezien door orthodontisten.
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- kauw- en slikproblemen
- spraak- en articulatieproblemen
- een uitstekende tong bij het schrijven of tekenen
- overbeet van het bovenste gebit
- moeilijkheden bij het kauwen en tegelijkertijd iets anders doen
Rootingreflex
Lichte aanraking van de wang, aan de rand van de mond veroorzaakt dat de baby zijn hoofd gaat draaien en de mond opent. De tong zal zich voorbereiden op het zuigen. De baby opent zijn mondje en gaat op zoek naar de tepel of de speen.
Bij behoud van de reflex kan overgevoeligheid rond de mondhoeken en lippen aanwezig zijn. De tong steekt teveel naar voren, wat spraakproblemen, kwijlen of moeilijkheden met kauwen of slikken kan veroorzaken. Het wordt vaak gezien bij “moeilijke eters” of “duimzuigers”.
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- overgevoeligheid van de mondhoeken
- kwijlen
- spraakproblemen
- moeilijk kauwen of praten
- moeilijk kunnen kauwen en tegelijkertijd iets anders doen
- hormonale stoornissen of onbalans
- een uitstekende tong
Babkinreflex
Er bestaat een verband tussen de mond en de handen in de eerste levensmaanden: knedende bewegingen van de handen tijden het zuigen uit de borst. Mond- en handbewegingen ondersteunen tegelijkertijd het toeschietreflex van de melk tijdens het voeden. Bij volwassenen handelt het zich hierbij om een tweerichtingsrespons: handbewegingen kunnen de spraak beïnvloeden en mondbewegingen kunnen effect hebben op de handen. Dit verband creëert spierspanningen in de mond tijdens handstimulans.
Als gevolg van deze reflex kan men een capaal-tunnelsyndroom ontwikkelen.
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- het openen van de kaak bij het gebruiken van een schaar
- het klemmen van de kaak bij het vastpakken van een voorwerp
- moeilijkheden bij gebruik van lepel of vork
- het willen bijten van anderen
- het te strak vasthouden van een pen
- spierspanningen in het gezicht
- gespannen kuitspieren
Grijpreflex
Naarmate de baby groeit en zich ontwikkelt zal de tanggreep beginnen zich te ontwikkelen. Deze greep moet aanwezig zijn voordat de fijnere motoriek zich kan ontwikkelen, waarbij elke vinger de duim kan raken.
Bij behoud van de reflex hebben kinderen en volwassenen vaak een slecht handschrift en een slecht vermogen om hun ideeën uit te werken of op te schrijven. Het kopiëren van woorden is eenvoudig, maar het spellen van woorden is moeilijk en rommelig. Ongecontroleerde bewegingen van de vingers laten andere spieren in het lichaam verzwakken. Het kind kan ontmoedigd worden bij bv. het spelen van de piano. Onafhankelijke vingerbewegingen zijn moeilijk.
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- onhandigheid
- slechte en/of fijne, motorische vaardigheden
- het moeilijk uitwerken van ideeën op papier
- een slechte houding tijdens handarbeid
- een slechte lichaamshouding
- moeilijkheden met spellen en schrijven
- het verkeerd vasthouden van de pen en daardoor een onduidelijk handschrift
Voetzoolreflex
Deze reflex zorgt voor de coördinatie en harmonie van de kleine spieren van de voet. Zodra het kind begint te lopen zijn standvastigheid en balans noodzakelijk. Aks de signalen van de voetzool de hersenen niet langer bereiken kan hyperextensie optreden. Bij sommige kinderen kunnen de tenen omhoog krullen bij aanraking van de schoen.
Bij behoud van deze reflex kunnen balansproblemen tijdens het lopen en wandelen ontstaan. Het kind heeft moeite om sportieve activiteiten bij te houden.
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- een slechte balans
- slecht passende schoenen door omhoog krullende tenen
- pijn in der onderrug door verkeerd looppatroon
- problemen met sportieve activiteiten
- enkelverdraaiing of pijn in het scheenbeen
- coördinatieproblemen tijdens het rennen
Asymmetrisch nekreflex
Deze reflex heeft de baby nodig bij het geboorteproces.
Als het hoofdje bijvoorbeeld naar links draait, strekken de linkerarm en het linkerbeen, terwijl de rechterarm en het rechterbeen zich buigen. De ogen volgen vervolgens de weg van het handje. Dit is het begin van oog-handcoördinatie. In de zogenaamde tweede spildraai tijdens de geboorte voert het kind deze beweging uit en draait mee met de weeën. ATNR Is een reflex bij baby’s, maar verdwijnt normaal gesproken als de baby 6 maanden is.
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- visuele ontwikkelingsstoornissen
- balansstoornissen
- geen dominante hand
- chronische schouder en nekklachten
- slecht handschrift
- slecht inschattingsvermogen
- verstoring tussen gesproken en geschreven prestaties
- Slechte bilaterale integratie (om twee kanten van het lichaam te gebruiken) dit kan nadelig zijn voor sportieve activiteiten
- visuele ontwikkelingsstoornissen
Tonische labyrintreflex
Deze reflex kent een voorwaartse en een achterwaartse variant.
Voorwaarts: als de ruimte in de baarmoeder kleiner wordt, naarmate het kind groeit, wordt het achterhoofd van de foetus steeds meer naar voren geduwd - is reactie hierop 'vouwt het kind zich op'. Dit is ook te zien bij gestrekt liggende pasgeborene: wordt het hoofdje opgetild, kin richting borst, dan gaat het kind in foetushouding.
Achterwaarts: dit treedt op bij het geboorteproces; het hoofdje van het kind gaat achterover het geboortekanaal in. Het kind strekt en zet zich af op het middenrif van de moeder en werkt mee met de geboorte. Deze reflex mag tot de leeftijd van drie en een half jaar zichtbaar zijn (bijvoorbeeld: op de tenen lopen met de hoofd in de nek)
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- wagenziekte
- een "zwak gestel"
- oriëntatiestoornissen
- slecht ruimtelijk inzicht
- visuele stoornissen
- slecht ruimtelijk inzicht van afstand, diepte en snelheid
Sagittaal labyrintreflex
Behoud van de reflex maakt concentratie moeilijk en zeer oncomfortabel tijdens computerwerkzaamheden. Het hoofd hangt tijdens het zitten naar voren. Sommige kinderen zitten op hun benen en draaien in het rond wat leidt tot onoplettendheid en hyperactiviteit.
Het SLR heeft effect op de bewegingsintegratie, zoals tijdens het zwemmen en lopen. Vaak wordt bij deze kinderen Dyspraxie gediagnosticeerd.
(Dyspraxie is een motorische ontwikkelingsstoornis die leidt tot problemen bij het plannen en coördineren van motorische handelingen. Het is een stoornis bij het correct verwerken van informatie door de hersenen.)
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- concentratiestoornissen
- moeilijkheden met sportieve activiteiten, met name zwembewegingen
- traagheid met dingen nadoen
- ongeduld
- slechte sportprestaties
- moeheid tijdens het studeren of lezen
- slechte lichaamshouding
Loop- en hielreflex
Ons lichaam past onze houdingsspieren ( rug, buik, kuiten, armen) aan. Het maakt niet uit of wij op onze tenen staan of op onze hielen. Deze twee reflexen helpen om de spanning uit het onderbeen te verlichten en laten enkelbewegingen toe. Ze zorgen tevens voor een ideale lichaamshouding. Een redelijke hoeveelheid van informatie die wij opnemen uit het milieu wordt door zicht bepaald. De stand van het hoofd heeft een enorme invloed op onze lichaamshouding. Het loop- en hielreflex is gericht op de balans en de connectie tussen visie en beweging. Beide reflexen zorgen voor de juiste balans tussen onze bewegingen en wat wij zien. Soms zijn beide reflexen aanwezig.
Retentie van de loopreflex kan leiden tot:
- strakke kuitspieren
- op de tenen lopen als een struisvogel
- pijnklachten aan de voet of enkel
- terugkerende hamstringblessures
- stramme rugspieren
- slechte balans en spiercontrole
- visuele problemen, doordat het hoofd naar achteren is gebogen en de ogen naar boven kijken
Retentie van de hielreflex kan leiden tot:
- balansproblemen
- hielpijn
- achillespeesontsteking
- zware hakloop (lopen als een olifant)
- slechte kernstabiliteit
- visuele problemen, doordat het hoofd naar achteren is gebogen en de ogen naar boven kijken
Suprapubische reflex
Dit reflex is vanaf de geboorte aanwezig en wordt opgewekt wanneer druk wordt gedetecteerd op de schaambeenderen. Het lichaam reageert, kantelt het bekken en strekt beide benen naar voren. Het tegenover gestelde patroon wordt vaak gezien in het bovenste gedeelte van het lichaam, nog voordat het reflex wordt geactiveerd om armen en benen te strekken om vervolgens te kruipen op handen en voeten.
Er schijnt een verband te zijn tussen de suprapubische reflex, de bekkenstand, de blaas- en nierfunctie en het reproductieve systeem. Tevens wordt er een associatie tot stand gebracht bij bepaalde delen van de hersenen: de hypothalamus. Deze controleert de lichaamstemperatuur, de eetlust, het libido en de klieractiviteit.
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- bekkenbodemproblemen
- blaasproblemen (bedplassen)
- glucose-onbalans
- hormoonschommelingen
- een verkeerd looppatroon
- verkeerde lichaamshouding
- terugkerende enkel-, heup- of schouderproblemen
Symmetrisch nekreflex
Deze reflex zorgt ervoor dat de baby op handen en voeten omhoog komt om te gaan kruipen. Voordat de baby gaat kruipen ziet men hem zitten in de "kat" positie: armen gestrekt en billen rustend op de onderbenen. Wanneer het kind zijn hoofdje omlaag beweegt buigen de armen tot het hoofd op de grond rust en de billen gaan de lucht in. Wanneer het hoofdje opgetild wordt strekken de armen zich en zakken de billen weer op de benen.
De reflex verdeelt het lichaam in een bovenste en onderste helft die tegengesteld werken: wanneer de bovenste helft gestrekt is kan de onderste helft zich buigen en omgekeerd.Dit is het moment waarop het kind leert zijn ogen te focussen van veraf naar dichtbij en omgekeerd.Het kind leert vallen en traint de balans. De stand van de handen ver achterover met de vingers gespreid en licht gebogen is van belang voor de ontwikkeling van het gebruik van de handen o.a. later voor het vasthouden van een pen of potlood!
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- een aapachtig looppatroon
- later kruipen dan normaal
- slechte hand- en oog coördinatie
- en slechte houding, die te wijten valt aan een afname van spierspanning, in het bijzonder van de spieren rond het wervelkolom
- slecht organisatorisch vermogen, “moeilijke planner”
- neiging om over het bureau heen te hangen
- tijdens het focussen eerder vermoeide ogen dan normaal
Spinal galant-reflex
Wanneer je bij een pasgeborene met de vinger aan een kant van de ruggengraat een lijntje gaat trekken, zal het heupje aan die kant 45 graden naar buiten trekken. Trek je de lijn aan de andere kant van de ruggengraat dan zal dat heupje ook naar die kant trekken. Zou je het aan twee kanten tegelijk doen dan gaat het kindje plassen. Deze reflex helpt het kindje tijdens de weeën door het geboortekanaal te reizen. De reflex kan aan een kant of aan twee kanten blijven behouden.
Retentie van de reflex kan leiden tot:
- concentratieproblemen
- een slechte coördinatie tijdens het lopen
- onhandigheid
- onvermogen om stil te blijven zitten
- bedplassen
- geen vloeiende bewegingen kunnen maken tijdens sportieve activiteiten
- moeilijk stilzitten
- rusteloosheid
- nervositeit
- een versterkte scoliose door het buigen naar een kant
Tot slot
Niet geremde of onderontwikkelde reflexen kunnen lichamelijke of emotionele klachten geven. Een aantal therapieën die gevolgd kunnen worden voor het handhaven van leerproblemen, (geestelijke) ontwikkelingsstoornissen, spraakstoornissen, informatieverwerkingsstoornissen, taalstoornissen, motorische en fysieke stoornissen:
- kinesiologie
- neuro-ontwikkelingstherapie
- chiropractie