Hoogbegaafd en dyslectisch: slim maar te 'dom' om te lezen
Een klein percentage van de bevolking mag zich hoogbegaafd noemen. Zij zijn veel slimmer dan gemiddeld en scoren heel hoog op intelligentietests. Een klein deel van deze groep heeft daar dyslexie bij. Deze uitzonderlijk slimme mensen zijn niet in staat om foutloos te spellen of vlot te lezen. Hoe lastig is deze combinatie!
Hoogbegaafdheid
Hoogbegaafde kinderen kunnen heel snel denken en verbanden leggen. Ze zijn creatief in het bedenken van oplossingen, en houden niet van herhalingen. Hun hersenen lijken voortdurend op zoek naar nieuwe prikkels en uitdagingen. Zodra ze een trucje door hebben lijkt de aandacht te verslappen en gaan ze op zoek naar het volgende. Voor hun schoolgaande jaren praten zij al snel met ingewikkelde zinnen, tonen interesses in onderwerpen die een ander kind totaal niet boeien, en lijken ouder dan ze zijn, omdat ze zo wijs overkomen.
Naar school
Op school blijken de meeste hoogbegaafde kinderen al te kunnen lezen, voordat het hen officieel geleerd is. Bij veel hoogbegaafde kinderen blijft de ontwikkeling snel gaan. Helaas is er ook een groep die vastloopt door een bijkomend probleem:
dyslexie.
Een kind dat op driejarige leeftijd al woorden kon onderscheiden en alle letters kende, blijkt in groep drie de overgang van spellend lezen naar vloeiend lezen, niet te kunnen maken. Er ontstaat een leesachterstand, die volledig onverwacht is, gezien eerdere intelligente opmerkingen en handelingen van het kind. Er wordt getwijfeld aan de intelligentie. Het kind is vast minder slim dan gedacht. Veel kinderen compenseren hun hiaten en zijn op andere vlakken nog steeds snel en goed, of zij leren zichzelf trucjes aan om de problemen minder op te laten vallen.
Dyslexie
Dyslexie is een breed taalprobleem dat zich in eerste instantie uit in spellingsproblemen en leesproblemen. Bij hoogbegaafde kinderen worden totaal geen leesproblemen verwacht. Het kind presteert over het algemeen goed en maakt een intelligente indruk. Des te groter de teleurstelling voor het kind en de omgeving, als blijkt dat het lezen minder vlot gaat. Hoe lastig is het om te weten dat je slim bent, maar fouten blijft maken in woorden, en verkeerde dingen leest. Hoe lastig is het als je heel snel kunt denken, maar veel moeite hebt om in duidelijke zinnen uit te leggen wat je denkt. Hoe frustrerend is het als je door je dyslexie niet kunt automatiseren, en de tafels niet kunt onthouden, terwijl je een fotografisch geheugen hebt. Je bent hoogbegaafd, maar met een handicap.
De combinatie, een onderkend probleem
De groep kinderen die zowel hoogbegaafd als dyslectisch zijn, is niet groot, maar verdient wel aandacht. Voor een intelligent kind is het hebben van dyslexie heel onhandig. Terwijl je hersenen voortdurend op zoek zijn naar uitdaging, kun je die kennis niet op de normale manier, via het lezen van boeken, tot je nemen. Het lezen gaat te langzaam, en wordt daardoor minder leuk.
Voor mensen in de omgeving van het hoogbegaafde kind is de teleurstelling groot. Ze snappen niet dat het lezen niet lukt en interpreteren de wanprestaties als luiheid. Het kind zelf, voelt zich dom en onbegrepen en vindt school steeds minder leuk. De frustratie is enorm en kan leiden tot allerlei gedragsproblemen zoals:
- woede-aanvallen
- huilbuien
- asociaal gedrag of juist clownesk gedrag
- onderpresteren
- niet meer naar school willen
- faalangst
Woede-aanvallen
Uit frustratie wordt het kind boos. Hij is gewend dat alles hem vrij goed afgaat en nu het lezen of de spelling niet blijken te lukken, geeft dit een boos gevoel. Kinderen reageren thuis boos en lijken minder goed in hun vel te zitten, of ze reageren boos tegen klasgenoten. Voor kinderen met dyslexie is het onder woorden brengen van wat je denkt altijd lastig, maar wanneer er emoties bijkomen is dit extra moeilijk. Een boos, en dyslectisch kind, kiest eerder voor basale reacties als schoppen en slaan, dan voor een verbale discussie.
Huilbuien
Sommige kinderen reageren met huilbuien, die niet lijken te passen bij de situatie. Het lijkt alsof zij zich aanstellen, en buitensporig reageren. Ze voelen zich niet gelukkig en een kleine aanleiding kan een enorme reactie geven.
Asociaal gedrag of juist clownesk gedrag
Wanneer kinderen ervaren dat zij niet goed in iets zijn, is dat moeilijk te accepteren. Voor kinderen die gewend zijn dat ze meestal snel leren, is het ontdekken van ergens niet goed in zijn, nog moeilijker.
Sommige kinderen willen de schijn ophouden en doen alsof ze lui zijn, of niet opletten. Ze geven een brutaal antwoord, en zijn er vooral opgericht dat leeftijdgenoten hen stoer vinden. Het voelt beter wanneer er gezegd wordt dat je 'gek' doet in de klas, dan dat je niet slim genoeg zou zijn om goed te leren spellen. Hetzelfde geldt voor clownesk gedrag. Het is sociaal aanvaardbaar wanneer kinderen om je lachen, omdat je iets grappigs doet. Het is minder fijn als ze om je lachen omdat je een fout maakt. Een hoogbegaafd kind zal eerder doen alsof hij de fouten expres maakt waardoor het lijkt of het grappig is.
Onderpresteren en niet meer naar school willen
Voor hoogbegaafde kinderen is onderpresteren een bestaand risico. Omdat er te weinig uitdaging is, gaan ze steeds minder doen en halen minder goede cijfers dan verwacht; maar bij hoogbegaafde dyslectische kinderen speelt nog iets anders. Omdat zij zelf niet snappen dat zij niet goed zijn in spelling of lezen, maar juist wel heel goed kunnen rekenen, hebben ze de neiging om ook minder te gaan presteren op rekenen, omdat dat meer in de lijn der verwachting ligt. Ze geloven zelf bijna dat ze het niet kunnen en presteren hiernaar.
Faalangst
Faalangst is misschien nog wel het grootste probleem. Hoogbegaafde kinderen vinden het vreselijk om fouten te maken. Voor hen is een fout maken niet een middel om te leren, maar een persoonlijk falen. Zolang het kind niet snapt dat er sprake is van dyslexie, en dat er hierdoor fouten worden gemaakt, zal hij elk foutje als een persoonlijk falen ervaren. Uiteindelijk wordt het steeds banger om fouten te maken.
Wat te doen?
Wanneer een kind al vroeg als 'slim' ervaren wordt, maar op school toch minder snel leert lezen, trek dan vroeg aan de bel. Laat het kind onderzoeken door een deskundige, zelfs als het kind nog niet extreem uitvalt. Late ontdekking zorgt namelijk voor onnodige frustraties en maakt de problemen alleen maar groter. Wanneer het kind weet dat er sprake is van dyslexie, en hij niets aan zijn fouten kan doen, komt er een soort acceptatie, die het kind de ruimte biedt om verder te groeien. Wanneer het kind om leert gaan met de dyslexie, kan het zijn capaciteiten weer volledig gebruiken.
Samenvatting
De combinatie hoogbegaafdheid en dyslexie komt regelmatig voor. Het is voor mensen in de omgeving, maar zeker ook voor het kind zelf, onbegrijpelijk dat lezen en spelling niet lukken, terwijl de intelligentie zo hoog is. Het is belangrijk dat we ons realiseren dat deze combinatie bestaat, zodat vroeg hulp geboden kan worden.