Leeftijd - fase Kind | Motorische ontwikkelingsfasen van het kind - Ontwikkeling motoriek 0 tot 18 maanden |
Tot 20 weken. | Primitieve reflexen domineren. |
|
1e maand. | Zowel op de buik als op de rug liggend zijn de armen en benen meestal gebogen in de gewrichten (schouder, elleboog, heup, knie, enkel) |
| Vuistjes gebald. |
| Grijpreflex: wanneer de handpalm wordt aangeraakt klemt het kind de hand dicht; kan niet loslaten. |
| In rugligging is het hoofd nog opzij gedraaid. |
| Symmetrische, a-ritmische reflexbewegingen van armen, voornamlijk vanuit de schouders (gewrichten kunnen nog niet afzonderlijk gebruikt worden) |
| In buikligging wordt het hoofd in een reflex opzij gedraaid. |
| Tilt het hoofd even op (reflex) |
| Na 4 weken kan het kind, wanneer in zittende houding gehouden, het hoofd enkele seconden overeind houden. |
|
2e maand | In rugligging a-ritmische trappelbewegingen met benen. |
In rugligging | Zwaaibewegingen met armen. |
| Symmetrische stootbewegingen met armen en benen. |
| Ogen volgen bewegende objecten. |
| Fixatie ogen op schommelend speeltje. |
|
In buikligging | Hoofd en schouders opgetild tot het gezicht 45° geheven is. |
| Knieën niet meer steeds opgetrokken tegen de buik, strekbeweging van de heupen. |
| Ongerichte kruipbewegingen met armen en benen. |
| In zittende houding gebracht kan het hoofd iets langer omhoog gehouden worden. |
|
3e maand | Hoofdbalans: in rugligging kan het hoofd in het midden gehouden worden. |
| Spel met vingers na ‘toevallige’ ontmoeting. |
| In buikligging zijn kin en schouders even opgericht, steunend op de onderarmen; handen licht gebald; heupen meer gestrekt. |
| Drukke beweging in bad. |
| De grijpreflex kan passief onderbroken worden. |
| Typerend bij verticaal houden zijn de gebogen gewrichten van de onderste ledematen: hurkhouding. |
| Houdt iets met 3e, 4e en 5e vinger vast (ulno-palmaire greep) |
| Pakt iets alleen als dat de hand raakt. |
|
4e maand | In rugligging kan het hoofd even opgericht worden. |
| Wanneer het kind op de zij ligt, rolt het zich op de rug. |
| In buikligging kan het hoofd en de borst tot 90° opgericht worden, kind kijkt om zich heen; heupen volledig gestrekt. |
| In zithouding gebracht kan ‘t zelf het hoofd rechtop houden; blijft zitten met steun. |
| Bij het grijpen zijn er gelijktijdig mee bewegingen in de andere hand. |
| Het handje is meestal open. |
| Speelt met de handen midden voor zich. |
| Houdt iets met de hele hand vast |
| Slaat met de handen op b.v. de tafel. |
| Draait het hoofd bij het nakijken van een bewegend object tot 90°. |
|
5e maand | In rugligging kan het hoofd tot 45° opgericht worden. |
| Wanneer aan de handen uit rugligging opgetrokken, komt het met hoofd en schouders mee omhoog. |
| Kan de benen omhoogstrekken/heffen. |
| Kan van de buik naar de rug rollen. |
| In buikligging overwegend steun op de onderarmen. |
| Begint te steunen op de handpalmen. |
| Kan met enige steun zitten. |
| Bij het grijpen doen de ogen mee. |
| Grijpen met de vlakke hand; ‘pakt’ toevallige voorwerpen in de buurt. |
| Brengt een voorwerp middenvoor, gebruikt de beide handen tegelijk. |
| Kan iets doelbewust -maar wel langzaam- loslaten. |
|
6e maand | Het hoofd energiek omhoog wanneer je aanstalten maakt het kind tot zittende houding op te trekken. |
| In buikligging steunt het op de handen, armen en vingers gestrekt; bewegingsvrijheid voor hoofd en schouders. |
| Indien het iets wil pakken trekt het een been bij, zonder dat het al kruipen kan. |
| Kan eventjes alleen zitten. |
| Kan staan met steun onder de armen, benen dragen gewicht grotendeels; de voetzolen moeten plat neergezet kunnen worden. |
| Bij het grijpen pakt het kind voorwerpen van de ene in de andere hand over. |
| De handpalm zowel als de duim en vingers worden gebruikt wanneer het kind een voorwerp vastpakt (is radiaal-palmair grijpen). Dit is het begin van de duimoppositie (het tegenover de andere vinger plaatsen van de duim en het roteren van de duim om zijn eigen as, zodat de duimnagel naar boven gekeerd blijft) |
|
7e maand | Kan zich makkelijk van buik naar rug rollen, en van de rug via de zij naar de buik (moeilijker dan het 1e) |
| In staande houding (steun onder armen) kan het afwisselend de ene voet na de andere omhoog tillen. |
| Bij het grijpen pakt het alles, slaat ermee op tafel recht naar beneden. |
| Pakt handig en rechtstreeks een voorwerp op. |
| Uni-lateraal reiken naar objecten: vaker met één hand dan met beide tegelijk, echter niet consequent links of rechts; geen sprake van dominantie. |
| Radiaal digitaal-greep. |
|
8e maand | In buikligging kan het kind nu op één hand steunen, waarbij de andere vrij is om iets te pakken. |
| Probeert door armen en benen te bewegen een voorwerp te pakken. |
| Zit los, heeft tendens om op naar voren gerichte hand te steunen. |
| Wanneer het met steun staat is er een loopbeweging, zonder echter vooruit te komen. |
| Het kind gooit alles op de grond. |
| Het kan twee voorwerpen vasthouden, ieder in één hand. |
|
9e - 10e maand | ‘Kruipt’ enigszins, met het lijfje op de grond. |
| Zit los met rechte rug en kan naar voren leunen zonder het evenwicht te verliezen. |
| Goede coördinatie in zithouding. |
| Kan staan met steun. |
| Bij het grijpen gebruikt het de juiste kracht. |
| Pakt kleine dingen met de vingers. |
| Begin van de pincetgreep: een precieze greep met toppen van duim en wijsvinger. |
| Gebruikt de wijsvinger veel. |
| Opponeert de duim. |
|
11e - 12e maand | Zit los en kan het bovenlichaam vrij bewegen om met voorwerpen te spele |
| Kan zelf gaan zitten door op de buik te rollen, de benen te buigen en met de armen af te zette |
| Kruipt met buik via de grond - gekruist patroo |
| Kan staan op handen en voete |
| Kan lopen op handen en voeten (is berengang) |
| Loopt een paar stappen wanneer het aan twee handen wordt vastgehoude |
| Trekt zich tot staande houding op aan het meubilair. |
| Loopt langs voorwerpen. |
| Kan zelf gaan zitten - dit is een intentionele handeling. |
| De pincetgreep wordt goed uitgevoerd. |
| Kind moet op vlakke ondergrond stevig kunnen zitten (evenwichtsfunctie) |
|
13e - 14e maand | Eerste losse stappen met in drie gewrichten gebogen benen. |
| Kind kan nog niet plotseling stilstaan. |
| Kan de trap opkruipen op handen en knieën. |
| Na het grijpen kan nu makkelijk losgelaten worden. |
| Naar binnen gedraaide dwarsgreep (de hele hand wordt dwars om een potlood heengeslagen en de arm wordt naar binnen gedraaid. De arm steunt niet!). Dit is een grove beweging vanuit schouders en ellebogen. |
| Kan eten met lepel, ondanks veel knoeien. |
|
15e - 16e maand | Kind kan gaan zitten vanuit rugligging. |
| Kan gaan staan vanuit liggende houding waarbij het zich op de buik rolt. |
| Loopt alleen, zonder rotatie van de wervelkolom op heupen, voeten uit elkaar recht naar voren; voeten worden niet afgewikkeld, maar plat neergezet; armen zijn uitgestrekt. |
| Stilstaan vraagt veel concentratie en inspanning. |
| Speelt in hurkzit, kan knielen. |
| Heeft bij het zitten een goed evenwich.t |
| Kan zelf op een stoel gaan zitten. |
|
17e - 18e maand | Loopt enkele stappen zij- en achterwaarts. |
| Rent, maar wel houterig. |
| Kan de trap op, met 1 hand vasthoudend. |
| Kan nog niet op 1 been staan; bij het schoppen tegen de bal stapt het er tegenaan. |
| Drinkt alleen uit een beker, waarbij de handen een adequate greep hebben. |