Wat is een peuter
In dit artikel staat de ontwikkeling van een peuter beschreven. De lichamelijke ontwikkeling, de cognitiever ontwikkeling en de sociaal affectieve ontwikkeling. Het beschrijft dus de doelgroep peuters.
De doelgroep peuters
Leeftijd peuters
Zo zijn we te weten gekomen dat de peuterjaren beginnen na 18 maanden en eindigen wanneer het kind 4 jaar oud is. In ongeveer 2 jaar gaan peuters van het kruipen naar rennen en klimmen. In het begin kennen ze alleen maar woordjes en later al hele verhalen. Voor de meeste peuters is de peuterleeftijd de periode waarin ze zindelijk worden.
Lichamelijke ontwikkeling
De meeste peuters zijn nog vrij mollig. Bij peuters is een voornamelijk sprake van breedte groei. Dit houdt is dat het gewicht vors toe neemt terwijl de lengte niet echt toe neemt. Op motorische gebied gaan peuters vaak met grote sprongen vooruit. Zo kan een peuter van 18 maanden vaak al achteruit lopen en een toren van 3 blokjes maken. En een peuter van 48 maanden kan al vaak hinkelen, binnen de lijntjes kleuren en een stuiterende bal vangen.
Het ene kind ontwikkelt zich motorisch snel en het andere kind wat trager. Een peuter kan en wil vaak zijn sluitspieren beheersen. Een peuter is vaak tussen z’n 2e en 3e overdag zindelijk en tussen de 2.5 en 4.5 jaar ‘s nachts zindelijk.
Cognitieve ontwikkeling
Peuters vertonen sterk exploratiegedrag. Ze willen onderzoeken. Hierdoor maakt de peuter op cognitief gebied een enorme ontwikkeling door. De peuter bevindt zich in de pre-operationele fase. De peuter denkt nog erg concreet. De peuter kan nog geen onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie. Een peuter van 22 maanden weet gemiddeld 22 woorden en een peuter van 48 maanden kent er wel 1540 woorden. Vaak verzint de peuter zelf woorden omdat zijn/haar woordenschat nog niet groot genoeg is.
Sociaal-affectieve ontwikkeling
De peuter krijgt langzamerhand het ik-besef. Tot ongeveer het derde jaar noemt de peuter zich bij zijn eigen voornaam als hij het over zich zelf heeft. Een peuter gaat vaak pas in het derde jaar ik zeggen i.p.v. zijn naam. Hij ontdekt dat hij een eigen onafhankelijk persoontje is, een eigen wil heeft en zelf besluiten kan nemen. Een peuter raakt hierdoor vaak zo erg vol van zichzelf dat hij egocentrisch wordt. In zijn denken en doen is er geen ruimte voor andere. Hij kan zich dan ook niet verplaatsen in een ander. Dit alles maakt een peuter vaak erg koppig en krijgt de peuter een driftbui als hij zijn zin niet krijgt. Een peuter weet zich nog geen raad met emoties en krijgt hierdoor een driftbui. Een driftbui kan bestaan uit gillen, bijten en/of slaan. Ook kan een peuter driftig worden wanneer iets niet lukt of iets niet mag. Voor de ouders, begeleiders van het kind is het erg belangrijk dat ze niet mee gaan in de driftbui en het kind niet zijn zin geven. De koppigheidsfase wordt ook wel een de peuterpubertijd genoemd. Op drie jarige leeftijd begint het geweten zich te ontwikkelen. Het kind weet dan wat goed en slecht is maar kan nog niet goed in zien waarom iets goed of slecht is. Samenspelen met andere kinderen lukt vaak nog niet zo goed. Je kan vaak in het spelgedrag van een peuter zien dat hij/zij egocentrisch is. De peuter speelt vaak nog graag in zijn eentje. Dit wordt ook wel een solitair spel genoemd. Wel zie je dat de peuter vaak in de buurt van ander kinderen speelt. Als een peuter in de buurt wilt spelen van andere kinderen wordt dit ook wel gesproken van een parallel spel. Bij een parallel spel, spelen de kinderen niet met elkaar maar naast elkaar. De peuters imiteren vaak in hun spelgedrag.
Seksuele ontwikkeling
Op de peuterleeftijd ontdekken kinderen dat er verschil is tussen een jongen en een meisje. Zij willen dan ook verder zoeken wat het verschil is. Ze bekijken en onderzoeken hun eigen lichaam en die van andere. Dit kunnen peuters doen door doktertje te spelen en elkaar te bekijken tijdens het plassen of verschonen. Ze betasten zich zelf ook en ontdekken welke reactie hun lichaam hier op geeft. Ze stellen op deze leeftijd ook al vragen over waar zij vandaan komen. Deze lust in deze fase is gekoppeld aan het zindelijk worden. De peuter moet leren om zijn ontlasting op te houden en op bepaalde tijden naar het toilet te gaan. Dit kan onlustgevoelens opleveren. Zo kunnen peuters bijvoorbeeld bang zijn voor het toilet. Maar het kind kan ook lust gevoelens krijgen zoals het kunnen laten gaan van de ontlasting. Deze fase van het kind wordt de anale fase genoemd.