Bespreking van De heimweefabriek van Douwe Draaisma
Zo rond het veertigste levensjaar beginnen bepaalde vragen op te spelen: "Hoe zit het met mijn geheugen? Nu ben ik alweer iets vergeten, hoe heet die en die ook al weer, wanneer zijn wij op vakantie in Kreta geweest, waar heb ik mijn agenda nu weer neergelegd? "Mijn vader was ook dement, hoe sta ik er voor?" Veel mensen bezoeken de huisarts en de geheugenpoli, om e.e.a te checken. Douwe Draaisma relativeert en schreef hier een prachig essay over: De heimweefabriek
Wijsheid begint met de jaren, maar vergeetachtigheid gaat haar voor" luidt de eerste zin op de achterkant van het essay van Douwe Draaisma s "De heimweefabriek". Het is een pleidooi voor het "oude geheugen", nuchter geschreven en wars van onnodige opsmuk over de manier van kijken naar het geheugen, zoals deze heden ten dage opgeld doet.
In de epiloog werpt de schrijver meteen de vraag op hoe wij tegen herinneringen kunnen aankijken. Hoe betrouwbaar zijn deze eigenlijk? Zijn zij van onszelf- of zijn zij door overlevering middels verhalen van onze ouders in ons geheugen gegrift? Kloppen deze herinneringen wel? Vaak is daar niet achter te komen.
Douwe Draaisma beschrijft een casus van Hendrikje Schipper , die in 1890 in Hoogeveen ter wereld kwam. Toen zij overleed was zij met een leeftijd van 115 jaar de oudste inwoner van Nederland. Haar vroegste herinnering ging terug naar het moment dat zij 3 jaar oud was. Zij vertelt dat zij zich van die leeftijd kan herinneren dat zij op een stoof zat, dicht bij het vuur. Van haar oma kreeg zij een kluwentje garen dat zij eindeloos moest opwinden. Het is natuurlijk de vraag of zij deze gebeurtenis uit haar eigen geheugen put of dat zij het verhaal al zo vaak heeft gehoord, dat zij zich het verhaal herinnert. Of is haar als kind ooit verteld dat oma haar het garen liet oprollen en is dat verhaal in een herinnering veranderd?
Het reminiscentie- effect
Een van de raadselachtigste verschijnselen in relatie met het geheugen is het zogenaamde reminiscentie- effect. Daarmee wordt bedoeld dat mensen terugkeren naar oude herinneringen. Zij doen zich vaak voor als een mens de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt. De herinneringen hebben als het ware een heel leven "op zolder"gelegen, om op een bepaald moment af te dalen naar de opkamer van het geheugen. De herinneringen dringen zich op; ze zijn er ineens. Kenmerkend is de aard van de herinneringen. Het betreft vrijwel altijd herinneringen aan de jaren van de jeugd. Douwe Draaisma haalt een van de personages in "a tale of two cities' van Charles Dickens aan. Het gaat om de heer Lorry, die achter in de zeventig is. Aan hem wordt gevraagd of de jaren, dat hij aan de voeten van zijn moeder heeft gelegen erg lang geleden lijken. Lorry zegt dat hij deze vraag 20 jaar geleden ongetwijfeld met een volmondig ja had beantwoord. Nu is hij een andere mening toegedaan. Letterlijk zegt hij: " in de jaren van de ouderdom heb ik het gevoel dat het leven zich in een cirkel heeft bewogen en dat ik nu weer dichter bij het begin ben gekomen. Mijn hart wordt getroffen door vele herinneringen die lang gesluimerd hebben".
Oliver Sacks, die door de schrijver wordt geintervieuwd, merkte tegen zijn zestigste dat er spontaan herinneringen aan zijn jeugd boven kwamen drijven. Net als Lorry had hij hij het idee, dat deze herinneringen al die tijd hadden gesluimerd. Eenmaal ontwaakt was de kracht van de herinneringen van een dusdanige aard, dat hij zich gedwongen voelde deze op te schrijven in zijn autobiografie, getiteld: "Oom Wolfraam".
Een ander opmerkelijk verschijnsel is de heimwee, die tweemaal kan toeslaan. Nederlanders, die in de jaren na de oorlog naar Australie, Canada, Niew- Zeeland of Amerika emigreerden, ervaren heimwee, nadat zij zich pas hebben gevestigd in hun nieuwe land en datzelfde doet zich voor, wanneer zij op jaren zijn gekomen. Dat uit zich dan in dromen in de taal van het land van herkomst en het zich voortdurend aan het geestesoog opdringende web van mensen die zij in hun ( vroegste) jeugd hebben gekend.
Hoe wordt er tegen ouderen aangekeken?
In het essay van Draaisma wordt de spijker keihard op zijn kop geslagen wanneer hij de relatie samenleving versus de ouder wordende mens in het perspectief plaatst van de reclames.De focus wordt gericht op de zogenaamde seniorenbladen, waarin elke verwijzing naar ouderdom catagorisch wordt vermeden. De bladen hebben namen als: Midi, Zin of Plus. De ouderen worden afgebeeld als een categorie in de samenleving, die zich hossend, vakantievierend, sportend, reizend, bruisend,door het leven heen laveert, waardoor de jongeren feitelijk geen andere verzuchting kunnen slaken dan: "was ik maar oud". De modellen die op de treurbuis ouderen moeten verbeelden zijn vaak 40 jaar te jong om deze rol geloofwaardig te vervullen. Draaisma: " Op de zogenaamde sta-op stoel zit een een vrouw van misschien midden dertig. Het is of zij voor de grap even in de stoel van haar oma is gaan zitten".
Van oude mensen en dingen die voorbij gaan
Draaisma nuanceert het beeld van de samenleving in relatie tot ouderen door de eeuwen heen en die van "vroeger", waarin kinderen steevast voor hun vader en moeder zouden zorgen en dat laatstgenoemden niet konden wachten op het moment dat zij hun onafhankelijkheid konden afwerpen om zich slaafs over te geven aan de vaak ongebreidelde bedilzucht van hun gebroed.
Realistisch en genuanceerd
Draaisma is wel zo realistisch dat hij de nadelen van het ouder worden en de daarmee gepaard gaande achteruitgang in fysieke en geestelijk- mentale sferen niet bagatelliseert. Het is een feit dat het concentratievermogen iets achteruit gaat en dat de capaciteit van het zogenaamde werkgeheugen vermindert, net zo goed als de snelheid waarmee nieuwe infornatie wordt verwerkt vermindert. Ook het zogenaamde prospectief geheugen( Het geheugen voor plannen) wordt- in de woorden van Draaisma- sleetser. Dat laat onverlet dat de meeste cognitieve vermogens een leven lang in stand blijven.
Mythen en feiten
Allereerst een wel heel bijzondere casus betreffende een Braziliaans jongetje, genaamd Nico, zoals die werd beschreven door zijn arts Antonio Bratto. Nico was 3 jaar en had geregeld last van levensbedreigende epileptische insulten. Om hier een eind aan te maken voerde Bratto een functionele hemisferectomie uit, waarbij de volledige slaapkwab uit de hersenen werd weggesneden. Van de rest van het weefsel aan de rechterzijde werden de verbindingzenuwen met de linkerhersenhelft en de hersenstam doorgesneden. De afgekoppelde delen bleven in de schedel, maar er kon geen signaal meer in of uit.In totaal werd er bij Nico 700 gram hersenen weggesneden. Dat is de helft van het gewicht aan hersenen bij de gemiddelde mens!
Toen Nico acht jaar was had hij zich ontwikkeld als een "gewone" jongen, die slechts behept was met enige licht motorische handicaps. In andere opzichten was hij zijn leeftijdgenoten vooruit. Zou de conclusie nu kunnen luiden dat "wij"met de helft van de door moeder natuur aan ons geschonken hoeveelheid hersenen toe zouden kunnen? Nee, Nico had het "geluk"dat het epicentrum van zijn epileptische aanvallen zich rechts bevond, waaruit de conclusie volgt dat zijn taalfuncties al links waren vastgelegd (bij zijn geboorte).
Dat wij maar tien procent van ons brein zouden gebruiken is een mythe, net als de door de pillenindustrie gewekte suggestie dat allerlei voedingsuplementen ons geheugen zouden kunnen verbeteren.
Draaisma is er wederom in geslaagd een lastig en ingewikkeld onderwerp in een vlotte en zeer leesbare stijl aan het hooggeachte publiek aan te bieden. Ik zou zeggen: koop het, voordat u het vergeet.