De bloedstollingscascade
De bloedstolling is een belangrijk proces in het lichaam dat er voor zorgt dat kleine beschadigingen van het weefsel snel dichtgemaakt worden. Waardoor het bloedverlies minimaal is. Het proces dat leidt tot bloedstolling is uitermate complex, waarbij een groot aantal eiwitten betrokken zijn. Een te goed werkend stollingssysteem kan leiden tot trombose, terwijl een slecht functionerend systeem leidt tot verhoogde bloedingskans.
Twee wegen tot de stollingscascade
- Intrinsieke weg: factoren in het bloed.
- Extrinsieke weg: factoren zoals weefselbeschadiging.
De extrinsieke stolling zet de intrinsieke stolling op gang via factor VII (vWF-factor). Bij de extrinsieke stolling wordt sneller trombine gevormd die de intrinsieke stolling op gang brengt door het activeren van stollingscascades. De extrinsieke stolling duurt vrij kort.
Hemostase bestaat uit 4 stappen:
- Constrictie van het beschadigd bloedvat
- Het dichten van de beschadiging door bloedplaatjes
- De vorming van een prop door fibrine-strands: bloedstolling
- De oplossing van de prop na weefsel reparatie: fybrinolyse
Stap 1
Factoren die vasculaire spasme triggeren zijn: beschadiging aan het bloedvat, stoffen afgegeven door endotheelcellen en bloedplaatjes en reflexen die in gang gezet zijn door pijnreceptoren.
Stap 2
Bloedplaatjes plakken in normale omstandigheden niet aan elkaar, maar bij een beschadiging ondergaan ze een transformatie waardoor ze opzwellen en plakkerig worden. Ze plakken dan aan het collageen (Von Willebrand factor) en breken geleidelijk af. Hierbij laten ze chemische stoffen vrij. Serotonine is er één van, deze zorgt ervoor dat de vasculaire spasme heviger wordt. Adenosine difosfaat (ADP) is ook een stofje dat vrijkomt, dat ervoor zorgt voor meer aantrekking van bloedplaatjes die op hun beurt hun inhoud vrijgeven. Thromboxane A2, een kort levend prostaglandine derivaat, dat hierbij ook vrijkomt zorgt voor allebei de reacties. Deze positieve feedback cyclus zorgt ervoor dat er in een kort tijdsbestek een bloedprop is opgebouwd om het beschadigde weefsel. De aggregatie van bloedplaatjes is beperkt tot deze plek. Dit komt door de prostaglandine PGI2, geproduceerd door endotheelcellen. PGI2 is een sterke bloedplaatjesaggregatie remmer. Het niet beschadigd deel van een bloedvat heeft een endotheel-laag dat ervoor zorgt via PGI2 dat de aggregatie daar ophoudt.
Stap 3
Bloed wordt van vloeibaar in een gelachtige substantie gevormd: bloedstolling. Deze bestaat uit een drie-fase-proces:
- Prothrombine-activator wordt geproduceerd → de 2 wegen die leiden tot de bloedstollingscascade kan alleen plaatsvinden als het molecuul PF3 aanwezig is. Bij contact van bloed met tissue factor, een factor die vrijgegeven wordt door beschadigde cellen, wordt de extrinsieke weg getriggerd. Deze slaat een paar stappen over en is dus sneller. Wanneer factor X wordt geactiveerd, bindt deze met tissue factor of PF3, factor V en calcium ionen, zodoende prothrombine-activator te vormen.
- Deze zet het eiwit prothrombine om in het actieve enzym thrombine
- Thrombine zorgt ervoor dat fibrinogeen moleculen omgezet worden in fibrine. Deze op zijn beurt vormt onoplosbare fibrinedraden die bloedplaatjes vasthoudt, zodoende het gat effectief te dichten. Thrombine, bij aanwezigheid van calcium, activeert ook factor XIII → fibrine stabiliserende factor.
Stap 4
Fibrinolyse wordt in gang gezet, nadat de wond is genezen, en zorgt ervoor dat de niet meer benodigde bloedprop opgelost kan worden. Het enzym plasmine is een bloedprop oplosser. Deze wordt geproduceerd wanneer eiwit plasminogeen geactiveerd wordt. Er is altijd een grote hoeveelheid plasminogeen aanwezig in het bloed. Deze is ook al aanwezig in de bloedprop, maar dan in de inactieve vorm. Wanneer plasminogeen geactiveerd wordt, wordt er plasmine gevormd. De activatoren van plasminogeen worden tissue plasminogeen activator of kortweg tPA genoemd. tPA wordt vrijgegeven door endotheelcellen, als er een bloedprop in de buurt is. Geactiveerde factor XII en thrombine zijn ook tPA’s. Plasmine dat vrijkomt en in het bloed beland wordt heel snel door circulerende enzymen vernietigd.
Vitamine K en calcium
De bloedstolling zit ingewikkelder in elkaar, er spelen wel 30 factoren mee; stollingsfactoren. Vitamine K speelt een belangrijke rol hierin. Het is zelf geen stollingsfactor maar is wel nodig bij de productie van stollingsfactoren. Personen met een te laag vitamine K gehalte hebben dan ook een langere bloedtijd na een beschadiging. Een ander belangrijk stofje is calcium. Deze is nodig voor de activatie van bloedstollingsfactoren. Het is een bindingsmolecuul, het houdt 2 min ladingen vast.