Hondsdolheid in Nederland
In 1962 werd Nederland geteisterd door hondsdolheid. Er vielen ten minste vier doden en het land was in paniek. Maar hoe ontstond de hondsdolheid en wat waren de tekenen van hondsdolheid?
Hondje in Amsterdam bijt kleuter die vervolgens sterft aan hondsdolheid
Een klein wit hondje in verzwakte toestand zwierf in 1962 door de binnenstad van Amsterdam. Het beest zat soms gewoon wat stil op straat, maar eind juli beet het dier de 3-jarige kleuter Arie Egthuizen. Ook een oudere jongen werd gebeten, maar hij droeg dikke sokken en de tanden van de hond kwamen daar niet doorheen. Twee maanden na de beet ging de kleuter vreemd gedrag vertonen. Hij had vreemde aanvallen van razernij en beet dan ook zijn broertje. De kleine jongen stierf vervolgens binnen enkele dagen. De doktoren dachten al dat het hondsdolheid was en gaven het broertje dat gebeten was 12 injecties. Dat was inderdaad de oplossing, want Arie Egthuizen bleek inderdaad rabiës te hebben gehad.
Ongeneeslijke ziekte wanneer de ziekteverschijnselen zijn begonnen
Hondsdolheid is ongeneeslijk wanneer de ziekteverschijnselen zijn begonnen. Daarom moet er van te voren worden ingeënt.
Zoektocht naar de hond met hondsdolheid
De politie zette in 1962 de zoektocht in naar de hond die er voor gezorgd had dat het jongetje was overleden. Het dier werd gevonden en zag er vreselijk slecht uit.
Meer slachtoffers van hondsdolheid in Nederland
Na onderzoek bleek dat de hond die aan rabiës leed veel meer mensen had gebeten. Het dier was een verzekeringsbedrijf binnen gelopen en had daar de portier gebeten. Hij werd de straat op geschopt en daarna beet de hond een werknemer van de Amsterdamsche Bank. Later die middag werden drie dames gebeten, een puber en twee kinderen. Onder die laatste bevond zich de kleine Arie Egthuizen. Pas later werd duidelijk dat de hond aan hondsdolheid leed.
Vaccinatie
Toen bekend werd dat de hond aan de ziekte leed (hij was inmiddels afgemaakt, maar niemand wist toen dat de hond rabiës had) werd de gebeten mensen geadviseerd om zich in te laten enten. De burgemeester van Amsterdam stelde verder een muilkorfverbod in.
Nog een dode van hondsdolheid in 1962
Halverwege oktober 1962 stierf de 16-jarige Amsterdammer Henny van Bambergen. Ook hij stierf aan hondsdolheid. De jongen was gek van dieren, maar niemand wist of hij in aanraking was geweest met de witte hond.
Katten ook verdacht
Overal in het land brak na deze situaties paniek uit. Overal werd de aanlijnplicht ingevoerd. Zelfs katten werden verdacht en mensen moesten ze in huis houden van burgemeesters.
Zaandammer overlijdt aan rabiës
Later overleed ook een 38-inwoner van Zaandam aan rabiës. Later in oktober beet een hondsdolle Amsterdamse herdershond twee andere honden en een aantal schapen. Alle dieren stierven en ook de hond zelf. Voordat gebeurde zou de hond ook nog een kat hebben gebeten die vervolgens weer een man zou hebben gebeten. Hij liet zich op tijd vaccineren. De hele schaapskudde werd wel afgemaakt.
Alle loslopende honden doodgeschoten
In Wijchen werd nog weer later een meisje gebeten. De politie schoot daarop alle loslopende honden los. Ook loslopende katten werden onschadelijk gemaakt. Zij werden gevangen in vallen waarin bokkingen waren verstopt en werden vervolgens gedood.
Nog een dodelijk slachtoffer
Begin november 1962 werd weer een hondsdolle man naar het ziekenhuis gebracht. Hij was in juli gebeten door de witte hond. De man wilde zich laten vaccineren, maar zag hoeveel pijn andere mensen van de injecties hadden en zag er van af. Hij stierf in november aan de ziekte.
Paniek
Vervolgens brak er overal in Nederland paniek uit. Mensen zagen overal hondsdolle dieren. Van honden en katten tot muizen en ratten. Veel van die dieren bleken de ziekte overigens niet te hebben.
Massale inenting
Na al deze gevallen vaardigde de overheid uit dat alle 400.000 honden in Nederland ingeënt moesten worden. Dat gebeurde vervolgens. Nieuwe gevallen van hondsdolheid bleken zich niet meer voor te doen, hoewel er nog wel steeds mensen waren die vermoedden dat hun huisdier aan de enge ziekte leed.
Wat is hondsdolheid?
Hondsdolheid of rabiës wordt veroorzaakt door het rabiës virus. Meestal wordt de ziekte overgebracht door de beet van een dier dat met rabiës is besmet. Het speeksel van de besmette zoogdieren brengt de ziekte over. Honden, vossen, katten, apen en vleermuizen zijn vaak de dieren die het virus overbrengen. Als hondsdolheid niet wordt behandeld bij mensen, dan sterft de mens. De virusinfectie van de hersenen die ontstaat, leidt eerst tot verlammingsverschijnselen en uiteindelijk tot een coma. Vaak is niet te zien of een dier is besmet, als een dier agressief is dan kan dat een teken zijn. Hoewel er in Nederland sinds de jaren ’60 geen doden meer zijn gevallen door rabiës, vallen er over de hele wereld toch nog steeds 40.000 tot 70.000 doden per door de ziekte. Dit is vooral het geval in Azië en Afrika.
Wie gebeten is door een dier met rabiës weet niet wanneer en of hij de ziekte krijgt. Wel is het duidelijk dat hoe verder de beet van de hersenen is, hoe langer het duurt voordat de ziekte de hersenen bereikt. Beten in het gezicht zijn daardoor het gevaarlijkst. In de incubatietijd gaat het virus langs de zenuwbanen naar het centraal zenuwstelsel. Tijdens de incubatietijd moet de gebetene worden gevaccineerd met immunoglobulinen en een vaccin. Wordt er niet ingeënt dan is de kans groot dat iemand ziek wordt en overlijdt.