Depressie bij bejaarden
Bij mannen zowel als bij vrouwen ligt het aantal depressies veel hoger tussen 40 en 65 jaar. In die leeftijdsgroep komt het samengaan van de fysieke en psychologische problemen het hardst aan. Na die leeftijd wordt dit verband, een derde van de depressies bij de man en twee derden bij de vrouw, nog sterker, wat ten dele blijkt uit de grotere sterftecijfers bij de groep mannen van boven de 65 jaar.
Depressieverschijnselen bij bejaarden
Deze verschillen van de algemene symptomen die in een ander artikel beschreven werden.
Depressie: algemene kenmerken.
De
depressieve stemming staat zelden op de voorgrond. Ze zit veeleer verborgen achter lichamelijke klachten zoals vermoeidheid, hoofdpijn, maagpijn... Heel vaak vertelt de bejaarde niet dat hij droevig is of in de put zit; ook tegenover de dokter beklaagt hij zich daar niet over.
Wat ook een aanwijzing is voor het bestaan van een depressie is het feit dat die lichamelijke klachten een
cyclisch karakter dragen, dat wil zeggen dat ze bijvoorbeeld vooral 's morgens optreden, dan verminderen, om in de loop van de namiddag volledig te verdwijnen. Dergelijke tekenen rechtvaardigen zeker een poging tot een behandeling met
antidepressiva, als de toestand van het hart het mogelijk maakt.
Bezorgdheid, onrust en slaapproblemen zijn vaak veel duidelijker zichtbaar dan inhibitie (uitvallen of vertraging van reactie), wat veel algemener voorkomt bij jongere depressieve personen. Er kan ook een mengeling van inhibitie en onrust optreden: b.v. iemand beweegt moeizaam maar zijn gedachten gaan uiterst snel, of het omgekeerde: het denkproces werkt langzaam en de persoon zelf is gejaagd, gekweld en onrustig.
Opgelet: als er sprake is van ernstige rusteloosheid, wordt het vaak verward met
seniele dementie (een vorm van zwakzinnigheid bij bejaarden).
Ook andere verschijnselen doen evenzeer aan
dementie als aan
depressie denken zoals verregaande verwaarlozing van het uiterlijk en van netheid, het vergeten van de dagelijkse taken, gebrek aan initiatief en sociale vereenzaming. Toch is het erg belangrijk dat er onderscheid wordt gemaakt tussen deze twee want
depressie is, in tegenstelling tot
dementie, te verhelpen. Zelfs op gevorderde leeftijd kan men een depressie overwinnen als de diagnose duidelijk gesteld is en er een passende behandeling op volgt. Voor de duidelijkheid kunnen we zeggen dat de kans op depressie groot is als:
- de bejaarde al eens of meermalen voordien aan depressie leed.
- de bejaarde vol bitterheid over geheugenverlies klaagt. Depressieve bejaarden hebben namelijk de neiging om deze handicap sterk te beklemtonen, terwijl personen die dement zijn geworden weinig bekommerd zijn om hun geheugenverlies.
- het gesprek met hen langzaam en moeizaam is, hoewel het geheugen en de gedachtegang nog goed zijn.
- er een duidelijk verschil is tussen de klachten en de feitelijke prestaties. De depressieve bejaarde kan bijvoorbeeld klagen over de moeite die hij heeft om zich te concentreren en iets te onthouden, terwijl hij in werkelijkheid een samenhangend verhaal vertelt met nauwkeurige details.
Noteer ook een grote overeenstemming is tussen de feitelijke zorgen en de uitgedrukte emoties, terwijl bij dementie die overeenstemming niet aanwezig is. Anderzijds zijn de karakteristieke verschijnselen van depressie bij jongere mensen zoals anorexie, gewichtsverlies, constipatie, vroeg wakker worden, bij de bejaarde van weinig betekenis.
Depressiebehandeling bij bejaarden
Depressiebehandeling bij de bejaarde lijkt sterk op die van de jongere volwassene en bestaat uit een
anti-depressieve kuur en
psychotherapie. Toch moet men bij de bejaarde voorzichtig zijn met het gebruik van
antidepressiva omdat de leverfunctie vertraagd is, waardoor de opname van het geneesmiddel nog langzamer is. Bovendien zijn de bijverschijnselen gevaarlijker.
Wat de psychologische behandeling betreft mag men niet over het hoofd zien dat enkele therapiesessies reeds succesvol kunnen zijn. Anders dan men al te vaak denkt in de eigen maar ook in de verplegende omgeving, kan de bejaarde zeker nog vorderingen maken en bepaalde opvattingen bijsturen, als hij er zich rekenschap van geeft dat ze onjuist of achterhaald zijn. Hij kan zich nog nuttig voelen en maken en daardoor opnieuw zin krijgen in het leven.