Waarom er zoveel antidepressiva wordt geslikt
Volgens recent onderzoek behoren Nederlanders tot de gelukkigste inwoners van een land ter wereld. Maar, tegelijkertijd is het gebruik van antidepressiva tussen 1999 en 2006 verdubbeld. In Nederland zijn er inmiddels ruim een miljoen antidepressivagebruikers. Opvallend is dat in Engeland Prozac, een van de bekendste antidepressiva, blijkbaar zo vaak geslikt wordt, dat sporen ervan in het grondwater zijn aangetroffen. Hoe kan het dat er zoveel antidepressiva geslikt wordt?
Veelbesproken en veelbeschreven
Volgens de World Health Organisation (WHO) is het aantal depressieve mensen in de Verenigde Staten 16%, in West-Europa 5-10%. In diverse recente publicaties wordt dit fenomeen besproken. Trudy Dehue, hoogleraar te Groningen, schreef een boek over “De Depressie Epidemie”. Een hoogleraar uit Amsterdam, Willem van der Does, liet een heel ander geluid horen. Ze zijn het erover eens dat het stellen van de diagnose depressie helemaal niet is toegenomen, deze is stabiel 5% per jaar. Daarbij is het suïcidecijfer sinds 1983 dalende. Maar het gebruik van antidepressiva, dat is wel epidemisch. Jaarlijks worden 800.000 nieuwe recepten uitgeschreven voor deze pillen, het lijkt erop dat datgene wat onder depressie geschaard wordt, enorm uitbreid.
Waarom wordt er zoveel antidepressiva geslikt?
Er zijn vier mogelijke verklaringen.
- Verbeterde diagnostiek zorgt dat depressie nu beter kan worden gediagnosticeerd en behandeld, hierdoor is het antidepressivagebruik toegenomen.
- De farmaceutische industrie heeft uit winstbejag mensen een de stoornis aangepraat en zo een vraag naar medicatie geschapen.
- De verzorgingstaat heeft mensen kleinzerig gemaakt waardoor ze sneller antidepressiva nodig hebben.
- Er vond een culturele omslag plaats in het denken waardoor er veel meer van mensen gevraagd wordt, en zij weer sneller naar antidepressiva grijpen.
Verklaring 1: Toename van antidepressivagebruik door verbeterde diagnostiek
De standaardverklaring luidt dat depressie zelf is niet toegenomen, maar wel de mogelijkheden waarin deze in welvarende landen kan worden gediagnosticeerd en behandeld. Vroeger werd veel depressie onderbehandeld, nu behandelen we die wel met antidepressiva. Depressie zou dan een al eeuwen bestaande en biologisch bepaalde ziekte zijn, die nu alleen beter wordt herkend.
Aan deze verklaring mankeren twee dingen: 1) depressie zoals wij die kennen heeft niet altijd bestaand en 2) depressie is niet per definitie een biologisch bepaalde hersenziekte.
- Het is een misverstand dat de depressie als ziekte, zoals we die nu kennen, altijd zou hebben bestaan. ‘Depressie’ als begrip, is niet te strippen van de context waarin wij het kennen. Bij depressie gaat het namelijk om de symptomen (o.a. somberheid, niet kunnen genieten, slaap-, concentratie en eet problemen) die we als cluster een naam geven. De indeling DSM doet dit dan ook, het clustert een aantal symptomen en geeft het een naam. Maar dat het om een ziekte gaat, komt door de betekenis die aan de symptomen hechten. Symptomen hebben altijd bestaan, maar de betekenis daarvan was en is in andere tijden en culturen heel anders. Zo bestond in Japan tot voor kort depressieve klachten niet als ziekte. Integendeel: droefheid en gelatenheid waren positieve kenmerken van wijsheid, morele gevoeligheid en spiritualiteit. Iets als ziekte definiëren is een maatschappelijke keuze.
- Bij depressie zijn er aanwijzingen voor neurobiologische veranderingen waargenomen. Bijvoorbeeld schade die door stress en tegenslag in de hersenen ontstaat (veranderingen die overigens ook deels gevonden worden bij ‘normaal verdriet’). Het vinden van medicatie die de oplossing leek voor depressieve klachten, droeg bij aan het beeld dat het om een ziekte gaat met biologische oorzaak. Maar het bestaan van deze neurobiologische veranderingen, wil nog niet zeggen dat het om een hersenziekte gaat. Stel, ook al wordt er ooit onomstreden biologisch grondslag voor depressie gevonden, dan volgt daar nog niet automatisch uit dat het om een ziekte is. Net zo min als dat voor homoseksualiteit of rood haar geldt.
Van een ziekte spreken we pas als we de symptomen onaanvaardbaar vinden en de geneeskunde aanspreken voor een oplossing. Dat depressie een ziekte is, is dus een maatschappelijk besluit. Het toekennen van het ‘ziektelabel’ betekent ook dat het een geval is voor de dokter; de geneeskunde wordt aangewend voor de oplossing.
Verklaring 2: Toename van antidepressivagebruik door veroorzaakt door de farmaceutische industrie.
Volgens deze verklaring is het gebruik van antidepressiva toegenomen doordat de farmaceutische industrie uit winstbejag een vraag gecreëerd heeft. Ze zou dan mensen een stoornis hebben aangepraat, of in elk geval een middel noodzakelijk gemaakt hebben.
Vanuit de farmaceutische industrie is er inderdaad veel geïnvesteerd in marketing en beeldvorming. Er is alles aangedaan om het idee te creëren dat er een ultiem geluksstofje bestaat. Hierbij werd dankbaar gebruik gemaakt van de vermeende biologische grondslag voor depressieve klachten. (zie afbeelding). “Als Romeo en Julia antidepressiva hadden geslikt, zouden ze geen zelfmoord gepleegd hebben, maar gelukkig getrouwd zijn.”, lijken de farmaceuten te willen zeggen.
Toch is deze verklaring niet afdoende voor de enorme toename in antidepressivagebruik. Mensen vechten hun depressie met veel meer aan dan alleen medicatie. Zelfhulpboeken en cursussen worden gebruikt, preventiecampagnes vanuit de overheid zetten ook breed in.
Verklaring 3: Toename van antidepressivagebruik doordat de verzorgingsstaat mensen kleinzerig gemaakt heeft.
Deze verklaring wordt met name door conservatieve denkers (Furedi, Dalrymple) geuit. Volgens hen zou de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) mensen wijs maken dat ze zwak en zielig zijn, en van de GGZ afhankelijk zijn. Mensen zouden zo een slachtofferrol aannemen en verantwoordelijkheden afschuiven.
Psychiater en publicist Dalrymple valt het op dat het actieve woord “ongelukkig” uit idioom verdwenen is, en vervangen is door het passieve “depressief”. "Ongelukkig zijn” is een reden om zelf je leven te veranderen, te verbeteren. Maar “depressie” is een ziekte, daar kan je niets aan doen, het is de verantwoordelijkheid van de arts om die te genezen. Als je zo denkt, betoogt Dalrymple, dan wil je dat persoonlijk geluk en stemming onafhankelijk is van de manier van leven. Er wordt geen verband gelegd tussen gemoedstoestand en de manier waarop men leeft.
Deze verklaring wijst in de richting van maatschappelijke omgang en idealen. Toch kan deze verklaring niet afdoende zijn, de ‘depressie-epidemie’ kwam immers juist op bij de afbraak van de verzorgingsstaat.
Verklaring 4: Toename van antidepressivagebruik door een culturele omslag.
Trudy Dehue betoogt dat er veel meer antidepressiva gebruikt wordt doordat mensen steeds meer van zichzelf vragen. Depressie is dan de keerzijde van de druk die ervaren wordt om zichzelf ‘te realiseren’. Deze zelfrealisatie draait om het worden en blijven van een persoon die sterk, gemotiveerd, doelbewust, ondernemend, flexibel en communicatievaardig is. Deze zelfrealisatie is het ideaal en de deugd in de huidige maatschappij.
In het huidig leefklimaat van de neoliberale marktsamenleving, zien mensen zichzelf als een onderneming waaraan gewerkt moet worden. Streven naar het ideaal en concurrentie zijn prominent aanwezig. Niet kunnen meedoen aan het werken om te voldoen aan het ideaal wordt geacht om minstens als een probleem te ervaren. Je realiseert jezelf, je bent zelf verantwoordelijk. Mensen worden toenemend verantwoordelijk voor het falen in het voldoen van het ideaal. Hiermee ontstaat er een toenemende druk op het postmoderne individu, het is niet meer mogen maar moeten. Het vroegere zachte recht op autonomie is ontaard in een harde plicht autonoom te zijn. Als iedereen persoonlijk geheel verantwoordelijk is voor zijn eigen lot, wordt ongeluk meer en meer een persoonlijke tekortkoming in de sterke ferme plicht tot zelfrealisatie.
Hierbij komt de biologische kijk op depressie. De aandacht wordt van de omstandigheden als oorzaak afgeleid, en maakt dat we niet alleen meer denken in termen van eigen verantwoordelijkheid voor herstel, maar ook in termen van zelfverbetering. Waar oorzaak van depressie gelokaliseerd wordt in de biologie, impliceert die verplichte zelfzorg al snel het gebruik van medicijnen.
Kortom, mensen die (moeten) werken aan innerlijke verbetering kunnen door de biologische kijk op depressie geen beroep meer doen op de omstandigheden. De plicht tot zelfrealisatie leidt tot het verplicht voelen tot medicatiegebruik.
Zowel patiënt als arts gaan hierin (onbewust) mee. Men verwacht van zichzelf of van de patiënt de wil en noodzaak tot zelfverbetering, volgend uit het zelfverwerkelijkingideaal. Gecombineerd met medicatiezelfzorg volgend uit de biologische kijk op depressie, neemt het voorschrijven en gebruik van antidepressivagebruik toe.
Conclusie
Het verhoogde gebruik van antidepressiva wordt verklaard door meerdere, in elkaar grijpende factoren. Farmaceutische belangen en maatschappelijk denken zijn hierin het belangrijkst. Hierbij is de DSM een construct van Westerse mensen, depressieve klachten zien als ziekte is een maatschappelijk besluit.
In de huidige medische praktijk kan daar het volgende van geleerd worden. De dokter is een makkelijk aanspreekpunt bij ellende en lijden. Werd ellende voorheen verzacht door familie, maatschappelijk werk, pastoor of predikant, tegenwoordig komt het op het bordje van de dokter die deze klachten vaak als ziekte labelt en medicatie als oplossing biedt. De arts zou op moeten letten om niet meer en meer vormen van lijden gaan zien als passend in kader van depressie, dus als ziekte dat door de dokter of psycholoog moet worden verholpen. Medicaliseren moet voorkomen worden daar waar het mogelijk is.
Daarbij is het leerzaam na te gaan wat de persoonlijke mening is over de maakbaarheid van het individu en wat de idealen en maatstaven zijn. Lijden en tekortkomingen hoeven niet altijd opgelost worden, er moet ook ruimte zijn om deze te accepteren en te integreren in het leven van alledag.