Obsessieve-compulsieve stoornis: diagnose & behandeling
Obsessieve-compulsieve stoornis, opvolgend afgekort als OCS, is een psychische aandoening, in het verleden bekend als dwangneurose. Er zijn verschillende vormen, maar de meeste voorkomende zijn degene waarbij bepaalde 'rituelen' worden uitgevoerd: handelingen(compulsies) die worden verricht omdat daartoe een obsessieve drang is.
Drang
De drang komt voort uit onvermijdelijke gedachten. Een dergelijk persoon met voornoemde gedachten acht het uitvoeren van bepaalde rituelen dan ook van zeer groot belang. Wanneer dit niet zou worden nageleefd, zouden er vervolgens schadelijke gevolgen kunnen optreden. Voorbeelden van handelingen zijn wanneer iemand telkens controleert of de kraan wel dicht zit, de deur op slot is, de stekker van het strijkijzer wel uit het stopcontact is gehaald, enzovoort. De aandoening komt voort uit angst.
Angst
Het doel van de handelingen, die omwille van de dwanggedachten worden uitgevoerd, is om een bepaalde angst te verminderen en hiermee schrikbarende situaties te voorkomen. Situaties waarvan het uiteraard mogelijk is dat deze zich voordoen, zoals brand, inbraak of een overstroming. Door een dergelijke neurose wordt de angst voor een gevreesde situatie behoorlijk uitvergroot. Door aan dwanghandelingen toe te geven wordt er structuur geschept. Met deze structuur tracht men onbewust zekerheid te creëren, wat deels lukt, maar waarvan men ook beseft dat dit een valse zekerheid is.
Oorzaak
In het verleden werd er gedacht dat de grondslag van een dergelijke stoornis te wijten was aan onverwerkte indrukken of ervaringen uit de jeugd. Tegenwoordig wordt er meer gedacht aan
genetische factoren. De kans op ontwikkeling van OSC bij een kind met een ouder die hier aan lijdt, is groter dan bij een kind met een ouder zonder OCS. In zeldzame gevallen kunnen
hersenbeschadigingen de oorzaak zijn. Streptokokkeninfectie bij kinderen kan sporadisch een hersenbeschadiging veroorzaken en kan eveneens een mogelijke veroorzaker van OCS zijn. Tot slot is het mogelijk dat wanneer er sprake is van een
neurologische afwijking is, er tevens OCS kan ontstaan.
Diagnose
Voor dwanggedachten zijn er vier criteria:
- Wederkerende en aanhoudende gedachten, impulsen of voorstellingen, waarvan men het idee heeft dat deze worden opgedrongen of nutteloos zijn en die stress en/of angst veroorzaken.
- De gedachten, voorstellingen en impulsen zijn duidelijk meer dan een bovenmatige bezorgdheid over problemen in het dagelijkse leven.
- Er wordt getracht de gedachten, impulsen of voorstellingen te onderdrukken of te negeren of te neutraliseren met een andere gedachte of handeling.
- Men is zich ervan bewust dat de gedachten, impulsen of voorstellingen worden geproduceerd door eigen geest en niet door gedachten-inbrenging (van buitenaf).
Voor dwanghandelingen zijn er twee criteria:
- Gedrag dat herhaald wordt zoals ordenen, controleren of geestelijke handelingen zoals tellen, woorden zacht herhalen als reactie op een obsessie of uitgevoerd volgens strikte regels.
- Het gedrag is louter gericht op het voorkomen van de situatie waar men angstig voor is, het beletten of verminderen van stress die samen gepaard gaat met de situatie waar men angst voor heeft. De handelingen of gedragingen hangen niet samen met een werkelijke gebeurtenis, het gaat erom deze te voorkomen of de handelingen zijn overduidelijk overdreven.
Wanneer er is geconstateerd dat voorgaande handelingen en gedachten aanwezig zijn, dient er aan vier andere criteria te worden voldaan voordat er kan worden gesproken van een OCS:
- Wanneer er tevens, door de patiënt zelf, op een bepaald moment wordt ingezien dat de handelingen overbodig en overdreven zijn.
- De stoornis niet het gevolg is van drugs, medicijnen of een somatische aandoening (chronisch geestelijk lijden dat zich uit in lichamelijke klachten).
- De handelingen het dagelijks leven overduidelijk verstoren.
- Wanneer er een andere aandoening is vastgesteld, doch blijft de inhoud van de handelingen of obsessies niet daartoe beperkt.
Behandeling
Vaak wordt OCS behandeld met (cognitieve) gedragstherapie. De patiënt wordt dan blootgesteld aan de situatie waarvoor hij/zij vreest. De dwangmatige handeling die normaliter wordt uitgevoerd mag dan niet worden verricht. Uiteraard wordt tijdens de behandelingen de intensiteit van de angst langzaam opgebouwd. Uiteindelijk dient dit te leiden naar een situatie waar er nog slechts een minimale angst of dwangmatigheid wordt opgeroepen. Gedragstherapie blijkt zeer effectief: het is bewezen dat er bij 85% van de patiënten verbetering optreedt na 10 tot 20 behandelingen. 55% van de patiënten tonen een grote tot zeer grote verbetering.
Geneesmiddelen
Tevens is er de mogelijkheid dat er angstremmende medicatie wordt voorgeschreven, zoals bijvoorbeeld Fluoxetine. Prozac en Fluox zijn medicijnen die hiertoe behoren. Medicatie kan er helaas wel voor zorgen dat er bijwerkingen optreden. Voorbeelden hiervan zijn toename van angstgevoelens, hoofdpijn, seksuele problemen, slapeloosheid, wazig zien enzovoort. Gelukkigerwijs zijn deze bijwerkingen bijna altijd van tijdelijke aard.