Conceptie of bevruchting
Eisprong, vruchtbaar, bevruchting, zwanger. De conceptie, oftewel de bevruchting, is het samensmelten van een eicel en een zaadcel. Hoe gaat dit in zijn werk en wanneer weet je dat je zwanger bent?
Eicellen, bijna een heel leven lang
In tegenstelling tot een man, die "ter plekke" zaadcellen produceert, wordt een vrouw geboren met eicellen. Ze maakt deze dus niet pas in de puberteit aan. Wel gaat in de puberteit onder invloed van hormonen iets veranderen: het eerst eitje zal rijpen, losspringen en de reis naar de baarmoeder maken.Tegen de menopauze zijn alle eitjes op, oftewel losgesprongen of verschrompeld. Er zal dan geen voorplanting meer kunnen plaatsvinden. Een man begint in de puberteit pas voor de eerste keer zaadcellen te produceren. Deze worden continue tijdelijk opgeslagen, weer afgebroken en vervangen.
Voorbereiding op de bevruchting
De hypofyse bij de vrouw produceert een hormoon, FSH genaamd, dat in de eierstok een follikel laat rijpen. De follikel is een eiblaasje. Dit blaasje groeit en zal uiteindelijk openbarsten onder invloed van het luteïniserend hormoon (LH). Uit de follikel komt een eicel. De eicel kan zichzelf niet voortbewegen maar wordt via de eileider naar de baarmoeder geduwd. Een eicel is ongeveer 0.15 mm groot. Een eicel kan gedurende 6 tot 12 uur bevrucht worden.
Een zaadcel is wel beweeglijk,het bestaat uit een kop met daarin de kern, en een beweeglijke staart. Dit lijkt nog het meest op een kikkervisje. Een zaadcel is vijftig maal kleiner dan een eicel. Een zaadcel leeft gedurende 24 tot 48 uur.
Zowel de eicel als de zaadcel zijn zogenaamde halve cellen: het zijn de enigste cellen die maar een enkel stel chromosomen bevatten. Iedere lichaamscel bevat 23 paar chromosomen: dat zijn dus 46 chromosomen. Een zaadcel en een eicel bevatten enkel 23 chromosomen, na samenvoeging is dit tweemaal 23, dus weer 46 chromosomen.
De bevruchting
De bevruchting vind plaats in de eileider. De zaadcellen kunnen zich voortbewegen en zullen zich een weg via de baarmoeder, naar de eileider zoeken. De meeste zaadcellen sterven vroegtijdig af of nemen de verkeerde eileider. Alleen de sterkste zaadcel zal de eicel kunnen bereiken. De eerste zaadcel die de eicel bereikt, dringt met zijn kop door de wand van de eicel heen. Op het moment dat hij binnendringt, gebeurt er iets in de eicel zelf: de wand van de eicel veranderd en wordt ondoordringbaar voor andere eicellen. De zaadcel die is binnengedrongen, verliest zijn staart, die buiten de eicel achter blijft.
Soms dringen er gelijktijdig twee zaadcellen de eicel binnen, de nieuwe cel zal dan een extra set chromosomen hebben: 69 stuks. Deze nieuwe cel zal over het algemeen afsterven.
De twee kernen van de cellen smelten samen en er ontstaat zo een nieuwe cel, een zygote genaamd. Deze begint zich als nel te delen, van 1 cel naar 2, van 2 naar 4, etc. Dit delen gebeurt al in de eileider. De zygote wordt richting de baarmoeder geduwd door de eileider. In de baarmoeder aangekomen is de zygote een klompje van 16 cellen. Deze cellen zijn kleiner dan de eerste cel, omdat de groei tijdelijk gestopt is. Het geheel is dus net zo groot als de onbevruchte eicel was. Op. Na de innesteling vormt de buitenste laag een soort vlokken die uiteindelijk de placenta worden, de binnenste laag groeit uit tot een kind.
Zwangerschapstest
Wanneer een eicel bevrucht is, begint de eierstok met de productie van progesteron en oestrogeen. De eierstok wordt hierdoor aangezet door een ander hormoon, het HCG. Het HCG wordt door de placenta aangemaakt. Ditzelfde hormoon, het HCG, wordt aangetoond bij een zwangerschapstest. Twee weken na de bevruchting zit er voldoende HCG in het lichaam van de vrouw, om het met een test aan te kunnen tonen. Een bloedtest heeft minder HCG nodig en kan daarom vaak eerdere uitgevoerd worden.