Wat zijn de risico’s van een asbestbrand?
Berichten over branden waarbij asbest vrijkomt verschijnen regelmatig in het landelijke nieuws. Vrijwel altijd wordt bij de berichtgeving gemeld dat er na onderzoek is geconstateerd dat er geen schadelijke gevolgen zijn voor de gezondheid van omwonenden. Toch verschijnen er “mannen in witte pakken” met adembeschermingsmiddelen op bij de brandhaard om de asbest op te ruimen. Waar zitten dan de daadwerkelijke risico’s van het vrijgekomen asbest.
Wat is de oorzaak van de asbestverspreiding?
In vrijwel alle gevallen waar als gevolg van brand een omvangrijke verspreiding van asbest naar de omgeving plaatsvindt, is sprake van beschadiging van asbestcementplaten waarvan flinters en brokstukken in de omgeving van de brandhaard terechtkomen. Deze verspreiding van asbesthoudende restanten vindt plaats als gevolg van het explosiegedrag dat asbestcementproducten vertonen wanneer zij aan hoge temperaturen worden blootgesteld. De oorzaak hiervan is te vinden in de chemische samenstelling en structuur van de asbestcementplaten. In asbestcement golfplaten zijn de asbestvezels stevig verankerd in een bindingsmateriaal van cement. De asbestvezels zijn bestand tegen zeer hoge temperaturen, pas bij 1200°C zal er structuurverandering optreden. Bij de meeste branden zal echter een maximum temperatuur van hooguit 900°C worden bereikt. Toch zal zelfs voordat deze temperatuur wordt bereikt de plaat al explosiegedrag vertonen waardoor flinters en brokstukken van het asbesthoudende materiaal worden verspreid. In asbest zit namelijk kristalwater opgesloten, met name chrysotiel (wit asbest) bestaat tot wel 13% uit water. Ook in het cement is water opgesloten dat achtergebleven is uit de productiefase van de asbestcementplaten. Bij een snelle verhitting tot 500°C gaat dit water uitzetten. Hierdoor wordt een hoge druk opgebouwd in de asbestcementplaten die daardoor explosiegedrag gaan vertonen. Dit wordt ook wel delamineren genoemd. Ook het koude bluswater dat door de brandweer wordt gebruikt kan het proces van optreden van explosiegedrag versnellen.
Risico van niet cementgebonden asbesthoudende materialen
Overige toepassingen van asbest kunnen ook asbestvezels naar de omgeving afstaan maar, door het niet optreden van explosiegedrag, in een minder groot verspreidingsgebied en daarbij dan ook vaak geen delen of flinters van het materiaal. Dit kan het geval zijn bij niet hechtgebonden materialen met een hoog percentage asbestvezels die van zichzelf al niet brandbaar zijn omdat ze als brandvertragend materiaal zijn toegepast. In deze materialen is in de meeste gevallen alleen amosiet (bruin asbest) verwerkt dat een veel lager percentage water bevat dan chrysotiel. Tevens heeft het bindingsmateriaal een veel zwakkere structuur dan cement. Er zijn daarnaast ook hechtgebonden asbesthoudende plaatmaterialen met een laag risico op omvangrijke verspreiding van asbestvezels. Het betreft plaatmateriaal met een laag percentage asbest waarvan het bindingsmateriaal, bijvoorbeeld cellulosevezels in internitboard, verbrandt voordat een kritieke temperatuur wordt bereikt die benodigd is voor explosiegedrag.
Soorten verspreiding
Tijdens een brand waarbij asbesthoudende materialen beschadigd raken treedt er een primaire en een secundaire emissie op. De primaire emissie ontstaat bij het breken of delamineren van het plaatmateriaal. Door de breukvorming zullen er losse asbestvezels vrijkomen uit het asbesthoudende materiaal. Deze microscopische kleine deeltjes zullen vanwege het lage gewicht door de verhitte lucht en thermiek snel opstijgen en in hogere luchtlagen verdunnen. Tijdens het delamineren van asbestcementplaten, een proces dat tijdens de primaire emissie plaatsvindt, zullen ook brokstukken en flinters uit het plaatmateriaal worden voortgebracht die wel in de omgeving van de brandhaard zullen neerdwarrelen. Afhankelijk van de conditie van de asbestcementplaat, verweerde en dus minder goed gebonden cementplaten zullen sneller in kleine stukjes breken, en de windkracht kan verspreiding van restanten tot enkele honderden meters van de brandhaard voorkomen. In deze brokstukken en flinters is het asbest nog steeds hechtgebonden aanwezig maar doordat er bijvoorbeeld iemand op stapt of overheen rijdt zal het materiaal opnieuw breken en komen er opnieuw asbestvezels vrij. Dit laatste, het opnieuw vrijkomen van asbest uit restanten door nieuwe beschadiging, wordt secundaire emissie genoemd.
Risico van primaire emissie
Tijdens de primaire emissie van asbestvezels zal op een piekmoment, vaak het exploderen of knappen van de cementplaten, een hoge concentratie asbestvezels in de directe omgeving van de asbestcementplaten voorkomen. Dit is echter een zeer kortdurende situatie. De microscopisch kleine asbestvezels zullen door de opstijgende warmte en thermiek snel in hoger luchtlagen terecht komen waar verdunning plaatsvindt. Ondanks dat dit geen wettelijke verplichting of protocol is, vinden er regelmatig luchtmetingen plaats tijdens asbestbranden om de concentratie asbest in de lucht te controleren. Voor zover bekend zijn hierbij in Nederland nog nooit schadelijke concentraties asbestvezels in de omgevingslucht aangetoond bij asbestbranden.
Risico van Secundaire emissie
De secundaire emissie treedt voornamelijk op bij beschadiging van de bij de brand vrijgekomen flinters en brokstukken van een asbestcementplaat. Deze beschadigingen ontstaan onder andere doordat men over de restanten loopt of rijdt. Uit proeven die door TNO zijn uitgevoerd, waarbij in een dichte container luchtmetingen zijn uitgevoerd terwijl met een ventilator over beschadigde restanten asbestcement werd geblazen, is gebleken dat door wind geen schadelijk concentraties asbest in de omgevingslucht worden veroorzaakt. Zolang de restanten asbestcement onaangeroerd blijven is er dan ook geen risico op blootstelling aan schadelijke concentraties asbest.
Het risico van secundaire emissie zit dan ook vooral in het meenemen van kleine deeltjes van de restanten, of zelfs losse asbestvezels, naar een binnensituatie zoals de woning of werkplek. Deze restanten kunnen worden meegenomen onder de schoenen of banden van fiets en kinderwagen. Uit een ander onderzoek van TNO naar de verwering van asbestcement dakbedekking, is gebleken dat in woningen met een sterk verweerde asbestcement dakbedekking zonder dakgoot door het naar binnenlopen van asbestrestanten hoge concentraties asbestvezels in de binnenlucht van deze woningen voorkwamen.
Blootstelling aan hoge asbestconcentraties in de omgevingslucht heeft tot gevolg dat asbestvezels worden ingeademd en in het lichaam terecht komen. Het inademen van asbestvezels kan mesothelioom (kanker aan long- of buikvlies), longkanker en asbestose (stoflongen) veroorzaken. Betreed dus nooit een gebied waar losse flinters of brokstukken van asbestcementplaten terecht zijn gekomen na een brand. Mocht dit onverhoopt niet mogelijk zijn zorg dan dat het schoeisel of banden/wielen gereinigd zijn voordat de woning of werkplek wordt betreden.
Opruimen van asbest na brand
Om negatieve gevolgen van een secundaire emissie te voorkomen worden straten en trottoirs waarop flinters en brokstukken van de asbestcementplaten zijn terechtgekomen vaak uit voorzorg afgezet om te voorkomen dat via het schoeisel of op andere wijze asbest in een binnen situatie terechtkomt. Zolang de restanten asbestcement onaangeroerd blijven zal er geen risico op blootstelling aan asbest optreden, echter is het opruimen van de restanten niet mogelijk zonder deze te beschadigen. Het opruimen gebeurt met de hand, vegen of borstelen is niet toegestaan, met speciale stofzuigers of speciale zuigwagens door hiervoor gecertificeerde bedrijven.
Lees verder