Onwillige spraakspieren
Hij houdt het liefst de hele dag zijn mond. Hij spelt het woordje stoel met dubbel s, terwijl hij vast en zeker weet dat één s ook voldoende is. In een restaurant bestelt hij consequent sinas, terwijl hij toch echt liever cola drinkt. Hij bevindt zich iedere dag in een vicieuze cirkel van woordonderdrukking en de mislukking daarvan. Hij beschikt over een rijk gevulde trukendoos die aanvankelijk onuitputtelijk lijkt, maar waarvan de bodem op een gegeven moment toch in zicht komt. Hij voelt zich diep onbegrepen.
We hebben het hier over de stotteraar, de mens die zijn theorie met vlag en wimpel heeft gehaald, maar die keer op keer blijkt te falen in de praktijk. Situaties als bovenstaande kunnen soms tragikomisch zijn, wie bestelt er nu sinas als hij cola wil, maar herbergen meestal veel verdriet. En ondanks de enorme omvang van het stotterprobleem wereldwijd, wordt de invloed van het stotteren op iemands leven nog door veel mensen onderschat. Daarom is het goed om ons ook in deze eeuw af te vragen welke aspecten er verborgen zitten in het stotterprobleem van een stotteraar! Wellicht dat dat de vloeiende sprekers helpt hun medemens, letterlijk en figuurlijk, te verstaan!
Wat is stotteren?
De Wereldgezondheidsorganisatie omschrijft stotteren als volgt: ‘onregelmatigheden in het spreekritme, waarbij de spreker precies weet wat hij wil uitdrukken maar daar op het ogenblik niet in slaagt, doordat zich een onvrijwillige herhaling, verlenging of onderbreking van een klank voordoet’.
Stotteren heeft twee verschillende verschijningsvormen: het openlijk en het verborgen stotteren. Onder het openlijk stotteren verstaan we de blokkades, herhalingen en pauzes is de spraak. Dit zijn eigenlijk alle ‘symptomen’ die voor buitenstaanders herkenbaar zijn. Onder het verborgen stotteren verstaan we als het ware de strijd die de stotterende persoon met de taal heeft. Hierbij kun je denken aan het vermijden van woorden met lastige letters en het bedenken van synoniemen voor bepaalde moeilijke woorden.
Stotteren: de oorzaak
De oorzaak van stotteren is moeilijk te achterhalen. Duidelijk is dat er altijd sprake is van een bepaalde aanleg om te gaan stotteren. Wie geen aanleg heeft om te gaan stotteren, zal dit dan ook nooit gaan doen. Aanleg op basis van erfelijkheid speelt een grote rol bij het ontstaan van stotteren. Onderzoek heeft aangetoond dat de aanleg voor het al dan niet gaan stotteren is vastgelegd op bepaalde genen in het DNA, waardoor het kan worden doorgegeven. Kinderen van stotterende ouders hebben daardoor zo’n 20% meer kans om te gaan stotteren dan kinderen van ouders die niet stotteren. Toch kan het voorkomen van stotteren niet helemaal genetisch worden verklaard. Er zijn namelijk ook kinderen die stotteren terwijl niemand anders in de familie stottert en bovendien hebben alle kinderen een kleine kans om te gaan stotteren. Er blijkt dus nog een andere factor te zijn die zorgt voor de aanleg om te gaan stotteren. Deze factor is echter tot op de dag van vandaag nog niet bekend.
Tot voor kort beweerden wetenschappers dat invloeden uit de omgeving ook een oorzaak van het stottergedrag kunnen zijn. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat dit niet juist is. Invloeden uit de omgeving fungeren als versterkende factoren die de uitingsvormen, de ernst, de duur en de ervaring als handicap kunnen beïnvloeden, maar ze zijn niet de oorzaak. Ook de veronderstelling dat stotteren een psychische oorzaak zou kunnen hebben, is verworpen. Een kind gaat echt niet alleen stotteren doorat zijn vriendje dit ook doet of doordat hij iets heel spannends heeft meegemaakt.
Wat gebeurt er tijdens het stotteren?
Bij het vormen van een klank moeten verschillende spieren samenwerken, zoals de lippen, tongspieren, kaakspieren, ademhalingsspieren en stembanden. Deze bewegingen maken we onbewust als we iets willen zeggen. De coördinatie en de sturing van deze bewegingen gebeuren door de hersenen. De Amerikanen S.T. Orton en L.E. Travis stelden in de jaren 1930-1940 de cerebrale dominantietheorie op, die vandaag de dag nog steeds gebruikt wordt. Volgens hen ontstaat het stotteren doordat de werking van de hersenen verstoord is. De meeste spraakorganen krijgen impulsen van beide hersenhelften. Om de spraak vloeiend te laten verlopen, moeten de impulsen van beide hersenhelften heel precies op elkaar worden afgestemd. Volgens Orton en Travis neemt één van beide hersenhelften de leiding bij het timen van de hersenimpulsen. Deze leidende hersenhelft bepaalt dan het ritme dat door de andere hersenhelft wordt gevolgd. Maar als er geen hersenhelft is die de leiding neemt en de andere voldoende aanstuurt, dan gaan beide hersenhelften onafhankelijk van elkaar functioneren. Het gevolg is dat de impulsen vanuit de twee hersenhelften niet meer (of in ieder geval onvoldoende) op elkaar zijn afgestemd en dat daardoor het spreken niet meer vloeiend verloopt. Dit is het geval bij stotteraars. De verschillende spiergroepen zijn onvoldoende op elkaar afgestemd, omdat de hersensturing niet automatisch verloopt.
Hoe ontstaat zo’n stotter dan? Onze spraak beschikt over een heel aantal terugkoppelsystemen. Deze nemen voortdurend waar of dat de aansturing van de spieren van de spraak goed op elkaar is afgestemd. Wanneer dit niet zo is, wordt er direct en feedback gegeven, en ontstaat er een nieuwe poging om een woord of zin juist uit te spreken. Wanneer je bijvoorbeeld het woord egel wilt zeggen, en er gaat iets mis in de timing, zegt het terugkoppelsysteem direct ‘opnieuw’ en dan krijg je dus e-e-e-e-egel. Of wanneer de tongspier net te laat samentrekt bij het uitspreken van het woord lopen, dan roept het terugkoppelsysteem direct ‘waar blijf je nu’ en er worden extra impulsen aan te tongspier afgegeven. Hierdoor ontstaat uiteindelijk niet lopen maar lllllopen.
Reactie
Chris Molin, 10-02-2016
Geachte mevrouw,
In uw verhaal zijn voor mij de cerebrale dominantietheorie van Orton en Travis bijzonder interessant. Ik kan echter via IBL de laatste tijd erg moeilijk aan hun oude wetenschappelijke publicaties komen.
In het laatste 'voor HERHALING vatbaar', Jaargang 35, Nummer 1, Winter 2016, het verenigingsblad van de Nederlandse Stottervereniging Demosthenes, heb ik een artikel geschreven, dat ik u graag wil toesturen. Ik kan het blad per post of een kopie van de tekst per e--mail sturen, wat u wilt.
In dit verhaal komt een stukje voor over een ervaring, die ik bij de tandarts had. Ik ben bezig een neuroloog te zoeken, die geïnteresseerd is om uit te zoeken wat hier eigenlijk gebeurd.
Met vriendelijke groet,
Chris Molin
Reactie infoteur, 18-03-2016
Hoi Chris,
Excuus voor mijn late reactie. Ik snap nog niet helemaal wat je bedoelt. Is het artikel nuttig voor mij of gewoon ter informatie…? Uiteraard ben ik wel geïnteresseerd.
Groeten,
Trude